ECLI:NL:RBAMS:2022:6465

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
13/751718-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel na intrekking door Duitsland

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) van de officier van justitie. Deze vordering, ingediend op 10 september 2020, had betrekking op de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Arnstadt in Duitsland op 10 januari 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Letland in 1986, was aanwezig bij de zitting, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk in de Letse taal.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2022 werd vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor de rechtbank om te beslissen op het overleveringsverzoek was verstreken. Dit betekende dat de rechtbank de beslistermijn niet kon verlengen en er geen grondslag meer bestond voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. Op de uitsprakenzitting van 1 november 2022 bleek dat het EAB door Duitsland was ingetrokken. De rechtbank heeft daarop het onderzoek heropend en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot behandeling van het EAB.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is geëindigd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751718-20
RK nummer: 20/4365
Datum uitspraak: 1 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 september 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
10 januari 2020 door het
Amtsgericht Arnstadt(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1986,
verblijfadres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, en door een tolk in de Letse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Op de uitsprakenzitting van 1 november 2022 is uit door de officier van justitie overlegde stukken gebleken dat het EAB is ingetrokken. Om deze reden heeft de rechtbank het onderzoek heropend en zal de rechtbank de officier van justitie, conform zijn eigen vordering, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering van
10 september 2020 tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is geëindigd.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.