ECLI:NL:RBAMS:2022:6461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
13/752055-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in verband met niet uitoefenen van verdedigingsrechten

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court in Gdańsk, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1991. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedures die hebben geleid tot de verzamelvonnissen, waardoor hij zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

Tijdens de openbare zitting op 18 oktober 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Marjanovic, en een tolk. De officier van justitie, mr. M. Westerman, heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedures die hebben geleid tot de verzamelvonnissen, en dat er geen garanties zijn verstrekt die de overlevering rechtvaardigen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de procedures die tot de verzamelvonnissen hebben geleid. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van deze weigeringsgrond. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. L.J.F. Ceelie, en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752055-19
RK nummer: 22/4113
Datum uitspraak: 1 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
4 oktober 2019 door
the District Court in Gdańsk(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1991,
verblijfadres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Marjanovic, advocaat te Den Haag, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een tweetal verzamelvonnissen:
1. een
aggregate sentence of the Regional court in Kwidzynvan 7 december 2017 met
referentie II K 28/17, met onderliggende vonnissen van:
  • the Regional court in Kwidzynvan 31 januari 2011 met referentie
    II K 1382/10;
  • the Regional court in Kwidzynvan 12 januari 2011 met referentie
    II K 1126/10;
2) een
aggregate sentence of the Regional court in Kwidzynvan 3 december 2014 met referentie
II K 1003/14, met onderliggende vonnissen van:
  • the Regional court in Kwidzynvan 15 september 2011 met referentie
    II K 219/11;
  • the Regional court in Kwidzynvan 4 februari 2011 met referentie
    II K 1425/10.
De overlevering wordt ten aanzien van het eerste verzamelvonnis verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 8 maanden. Ten aanzien van het tweede verzamelvonnis wordt de overlevering verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 1 jaar. Beide vrijheidsstraffen zijn door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde verzamelvonnissen.
Deze verzamelvonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. Voor beide verzamelvonnissen geldt dat de procedures die tot die vonnissen hebben geleid niet door de opgeëiste persoon zelf zijn geïnitieerd, maar
ex officio. De oproepingen voor de zittingen die tot de verzamelvonnissen hebben geleid, zijn verstuurd naar het adres dat de opgeëiste persoon heeft opgegeven in de procedures die hebben geleid tot de aan de verzamelvonnissen ten grondslag liggende vonnissen. De in die onderliggende procedures aan de opgeëiste persoon gegeven adresinstructies strekken niet zó ver, dat de opgeëiste persoon er rekening mee had moeten houden dat vervolgens procedures zouden plaatsvinden die hebben geleid tot de verzamelvonnissen.
Er kan daarom niet vastgesteld worden dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedures die hebben geleid tot de verzamelvonnissen. Het feit dat de opgeëiste persoon in de procedure met kenmerk II K 1003/14, wel is vertegenwoordigd door een advocaat, maakt dit niet anders. Deze advocaat is immers eveneens
ex officiobenoemd en er is niet gebleken dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk contact gehad heeft met deze advocaat.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangegeven zich aan te sluiten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een tweetal verzamelvonnissen terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissingen heeft geleid, en die - kort gezegd - zijn gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte is geweest van de beide procedures die tot de verzamelvonnissen hebben geleid. De rechtbank verwijst in dit kader naar de aanvullende informatie van 26 september 2022, waaruit blijkt dat beide procedures
ex officio(ambtshalve) zijn geïnitieerd.
Verder is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat de adresinstructies die aan de opgeëiste persoon zijn gegeven in de procedures die hebben geleid tot de aan de verzamelvonnissen ten grondslag liggende vonnissen, niet zonder meer ook gelden voor de procedures die hebben geleid tot deze beide verzamelvonnissen. De rechtbank verwijst in dit kader naar de aanvullende informatie van 26 september 2022 waarin over de reikwijdte van de adresinstructies het volgende is vermeld:
“the proceedings in question concerned the entire period of the proceedings in the aforementioned cases, including enforcement proceedings”. Uit deze zinsnede volgt niet dat de adresinstructies ook gelden voor de procedures die hebben geresulteerd in de verzamelvonnissen.
‘Enforcement proceedings’zien in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank slechts op beslissingen die strekken tot de tenuitvoerlegging van de onderliggende vonnissen, en niet op een nieuwe procedure waarin straffen worden samengevoegd in een verzamelvonnis. De rechtbank merkt overigens op dat de verzamelvonnissen pas geruime tijd na het wijzen van de onderliggende vonnissen zijn gewezen. [1]
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon op enigerlei wijze op de hoogte was van de processen die tot de verzamelvonnissen hebben geleid, zodat niet is gebleken dat hij zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. Evenmin kan worden geconcludeerd dat hij (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht dan wel dat hij onzorgvuldig is geweest met betrekking tot het in ontvangst nemen van officiële correspondentie.
De overlevering zal daarom op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Gdańsk(Polen).
HEFT OPde (geschorste) overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon].
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie onder 3: bij verzamelvonnis 1 gaat het om een tijdsverloop van ongeveer 6 jaar, bij verzamelvonnis 2 om een tijdsverloop van ongeveer 3 jaar.