ECLI:NL:RBAMS:2022:6438

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
13.038707.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en betaling schadevergoeding aan slachtoffers in Jumbo-zaak

Op 10 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 12 februari 2022 in de Jumbo-supermarkt in Amsterdam openlijk geweld heeft gepleegd tegen medewerkers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na eerder door medewerkers uit de winkel te zijn gezet, terugkeerde met meerdere medeverdachten en hen heeft achtervolgd, geslagen en bedreigd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan openlijke geweldpleging, mishandeling met voorbedachten rade, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een leerstraf van 35 uren en een werkstraf van 120 uren, met vervangende jeugddetentie indien deze straffen niet naar behoren worden verricht. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een winkelverbod voor de Jumbo-supermarkt. De benadeelde partijen, medewerkers van de Jumbo, hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de immateriële schadevergoeding voor elk van de benadeelde partijen vastgesteld op € 1250,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de proceskosten voor de benadeelde partijen toegewezen, maar de materiële schadevergoeding is niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar heeft meegewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.038707.22
[verdachte]
Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.038707.22
Datum uitspraak: 10 november 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van de Venn en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. Çimen naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [naam 1]
namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.
Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de benadeelde partijen de heer [benadeelde partij 1] , de heer [benadeelde partij 2] en de heer [benadeelde partij 3] , en door hun advocaat mr. R. Korver, naar voren is ingebracht ter toelichting op de door hen ingebrachte vorderingen.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd (zoals gewijzigd ter terechtzitting) dat:
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten in winkelbedrijf Jumbo, gevestigd aan de Westerstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (allen medewerkers van de Jumbo),
door die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] door de winkel achterna te rennen en/of vast te pakken en/of te duwen en/of door die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] met de hand en/of vuist op het hoofd/gezicht en/of lichaam te slaan en/of een knietje te geven en/of tegen het
lichaam te trappen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2] (medewerkers van de Jumbo) heeft mishandeld door
- die [benadeelde partij 3] op de grond te gooien en/of die [benadeelde partij 3] met de vuist in het gezicht te slaan/stompen en/of
- te trappen tegen het lichaam van die (op de grond liggende) [benadeelde partij 1] en/of
- die [benadeelde partij 2] met de hand/vuist op de rug/het lichaam te slaan en/of die [benadeelde partij 2] tegen het lichaam te trappen;
( art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde partij 1] (medewerker van de Jumbo) heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal met de vuist op diens gezicht te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (allen medewerkers van de Jumbo) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ ik ga een pistool halen” en/of
- “ jullie krijgen allemaal twee kogels in je kop” en/of
- “ ik schiet je dood” en/of
- “ ik ga een mes halen” en/of
- “ ik ga jullie neersteken” en/of
- “ als ik jou tegenkom, sla ik je in elkaar” en/of
- “ ik ga jullie in elkaar slaan” en/of
- “ wacht maar, ik kom met mensen terug”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 12 februari 2022 te Amsterdam, openlijk, te weten in winkelbedrijf Jumbo, gevestigd aan de Westerstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meer personen, te weten [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , allen medewerkers van de Jumbo, door die [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] door de winkel achterna te rennen en/of vast te pakken en/of te duwen en door die [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] met de hand en vuist op het hoofd en gezicht en/of lichaam te slaan en/of een knietje te geven en/of tegen het lichaam te trappen.
2.
op 12 februari 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met voorbedachten rade [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , medewerkers van de Jumbo, heeft mishandeld door
- die [benadeelde partij 3] met de vuist in het gezicht te stompen en
- te trappen tegen het lichaam van die op de grond liggende [benadeelde partij 1] en
- die [benadeelde partij 2] met de hand en vuist op de rug en het lichaam te slaan en die [benadeelde partij 2] tegen het lichaam te trappen.
3.
op 12 februari 2022 te Amsterdam, [benadeelde partij 1] , medewerker van de Jumbo, heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] meermalen met de vuist op diens gezicht te slaan.
4.
op 12 februari 2022 te Amsterdam, [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , allen medewerkers van de Jumbo, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ ik ga een pistool halen” en
- “ jullie krijgen allemaal twee kogels in je kop” en
- “ ik schiet je dood” en
- “ ik ga een mes halen” en
- “ ik ga jullie neersteken” en
- “ als ik jou tegenkom, sla ik je in elkaar” en
- “ ik ga jullie in elkaar slaan” en
- “ wacht maar, ik kom met mensen terug”,
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Aanvullende bewijsoverweging feit 2 en feit 4

5.1
Feit 2
Geweldshandelingen
Op grond van de processen-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , de processen-verbaal betreffende de beschrijving van de camerabeelden, de door de rechtbank bekeken camerabeelden ter terechtzitting alsmede de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte , stelt de rechtbank vast dat verdachte zich (met uitzondering van het op de grond gooien van [benadeelde partij 3] ) mede schuldig heeft gemaakt aan de onder dit feit tenlastegelegde geweldshandelingen jegens [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] .
De rechtbank verwijst hierbij meer specifiek naar de processen-verbaal van bevindingen van de camerabeelden op de pagina’s 214, 215 en 312 waaruit volgt dat verdachte om 20:55:05 uur aangever [benadeelde partij 3] met zijn vuist tegen het gezicht slaat, pagina 305 waarin staat vermeld dat verdachte om 20:55:09 uur aangever [benadeelde partij 1] meermalen tegen het lichaam trapt terwijl [benadeelde partij 1] op de grond ligt, alsook naar pagina 320 van het proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden, waarin wordt gerelateerd dat verdachte om 20:54:19 uur met zijn rechtervuist op de rug van aangever [benadeelde partij 2] slaat en om 20:54:20 uur tegen het lichaam van aangever [benadeelde partij 2] schopt. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting het feit bekend.
Voorbedachten rade
De rechtbank is van oordeel dat sprake was van voorbedachten rade op het plegen van de geweldshandelingen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de aangevers [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] bij de politie hebben verklaard dat verdachte, tijdens een eerste incident waarbij hij meermaals fysiek door medewerkers van de Jumbo de winkel uit is gezet, tegen hen heeft gezegd dat hij “mensen zou gaan bellen” en “met mensen terug zou komen” en hen daarbij ook in diverse bewoordingen heeft bedreigd (zie hiervoor verder feit 4, onder 5.2). Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bij het weggaan inderdaad heeft gezegd dat “hij terug zou komen” en ook was hij op dat moment naar eigen zeggen erg boos. Op de camerabeelden is goed te zien dat verdachte boos en druk gebarend de winkel verlaat en daarbij ook zijn mond beweegt. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt verder dat verdachte, na zijn vertrek bij de Jumbo meteen naar zijn moeder en tevens medeverdachte, [medeverdachte 1] is vertrokken en daar zijn verhaal heeft gedaan. Vervolgens is verdachte, anderhalf uur nadat hij de Jumbo had verlaten, in aanwezigheid van zijn moeder, alsook van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , teruggekeerd. Daarbij stonden de andere medeverdachten al voor de winkel te wachten. Verdachte en zijn medeverdachten zijn vervolgens opgesplitst in twee groepjes en zijn zowel via de ingang als uitgang de winkel binnengaan, waarna zij op zoek gingen naar de aangevers.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen voldoende blijkt dat sprake is van voorbedachte rade op de mishandeling. Voor een bewezenverklaring hiervan moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Verdachte had immers tussen het eerste incident en het moment van terugkeer voldoende tijd om zich te kunnen bedenken, maar heeft dit niet gedaan. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van voorbedachten rade. Dat verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, enkel terugkwam om “verhaal te gaan halen” en alleen maar wilde praten, acht de rechtbank in het licht van de voorgaande bewijsmiddelen niet geloofwaardig.
De rechtbank kan het verweer van de raadsvrouw voor wat betreft haar betoog dat de onder feit 2 tenlastegelegde geweldshandelingen zien op de situatie die zich bij/in het telkantoortje van de supermarkt heeft afgespeeld en dat verdachte daar niet bij aanwezig was waardoor dit feit niet aan verdachte kan worden toegerekend, niet volgen. Uit de inhoud van de voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 tenlastegelegde geweldshandelingen. Het standpunt van de raadsvrouw dat de onder dit feit tenlastegelegde geweldshandelingen enkel betrekking hebben op de situatie die zich in het telkantoortje heeft afgespeeld, is door de officier van justitie ter zitting betwist en is niet in overeenstemming met de inhoud van de bewijsmiddelen. Waar de geweldhandelingen hebben plaatsgevonden in de supermarkt is ook niet relevant voor een bewezenverklaring van dit feit.
De rechtbank stelt tevens vast dat, voor zover hierop door de raadsvrouw een beroep is gedaan, ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake is van hetzelfde feitencomplex,
tenlastegelegd onder twee strafbepalingen en dat aldus sprake is van eendaadse samenloop. Hiermee zal door de rechtbank rekening worden gehouden in de strafoplegging zoals verder uiteen zal worden gezet onder punt 9.
5.2
Feit 4
Uit de inhoud van de processen-verbaal van aangiftes van aangevers [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] , het aanvullende verhoor van aangevers [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] , alsook uit de inhoud van de getuigenverklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat verdachte tijdens en na het eerste incident bij de Jumbo en bij het naar buiten gaan diverse bedreigingen in de richting van de aangevers heeft geuit.
Aangiftes
Bij de politie heeft aangever [benadeelde partij 1] verklaard dat verdachte, nadat [benadeelde partij 1] hem naar buiten had geleid, tegen hem zei: “
Ik ga mensen bellen. Ik ga jullie opwachten na sluitingstijd. Jullie krijgen allemaal twee kogels door jullie kop. Ik ga jullie neersteken. Ik ga mijn pistool halen. Ik ga een mes halen.”Hierna hoorde [benadeelde partij 1] nog dat verdachte tegen hem zei:
“Als ik jou tegenkom sla ik je in elkaar.”
Aangever [benadeelde partij 3] heeft in zijn aangifte ook verklaard dat hij verdachte tegen zijn collega [benadeelde partij 1] hoorde zeggen: “
Je krijgt twee kogels door je kop".Ook heeft [benadeelde partij 3] verdachte tegen hen horen schreeuwen: “
Ik ga een pistool halen" en "
Wacht maar ik kom met mensen terug". In zijn aanvullende verhoor heeft aangever [benadeelde partij 3] verder verklaard dat hij verdachte heeft horen schreeuwen: “
Je weet niet wie ik ben. Je krijgt en kogel door je kop. Ik ga een pistool halen. Na werktijd ga je zien. Ik ga mensen halen.” Ook aangever [benadeelde partij 2] heeft tijdens zijn aanvullend verhoor verklaard dat verdachte tegen [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 1] en hem heeft gezegd: “
Ik kom terug. Jullie krijgen allemaal twee kogels”.
Getuigenverklaringen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij een jongen hoorde schreeuwen: “
Ik schiet je dood”. Getuige [getuige 2] heeft eveneens verklaard dat hij verdachte heeft horen zeggen dat hij de Jumbo-medewerkers “
na het werk zou opwachtenen
dat zij kogels in hun hoofd zouden krijgenen
dat zij zouden worden neergeschoten”.
Alhoewel verdachte heeft ontkend een deel van de tenlastegelegde bedreigingen te hebben geuit en verder heeft verklaard niet meer te weten wat hij heeft gezegd, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om aan de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen te twijfelen. Anders dan de raadsvrouw, acht de rechtbank de verklaringen daarbij ook voldoende consistent en op elkaar aansluiten om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde bedreiging te kunnen komen. Dat verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard niet over een pistool of mes beschikt en daarom een deel van de bedreigingen ook niet zou kunnen hebben geuit, maakt dit niet anders; slachtoffers wisten of weten dat niet en voelden zich bedreigd. Overigens is deze informatie irrelevant voor een bewezenverklaring van dit feit. Voor een bewezenverklaring van een strafrechtelijke bedreiging is immers niet vereist dat de bedreiging ook daadwerkelijk ten uitvoer kan of zal worden gelegd. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank daarbij tevens van oordeel dat de door verdachte gedane uitlatingen wel degelijk bedreigingen in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht zijn, nu niet valt in te zien hoe de door verdachte geuite bewoordingen, anders dan bedreigingen met misdrijven tegen het leven gericht en met zware mishandeling, zouden kunnen worden geïnterpreteerd.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder feit 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot:
- een leerstraf training TACT voor de duur van 35 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de leerstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
- een werkstraf voor de duur van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen, waarvan een gedeelte, groot 40 uren, subsidiair 20 uren jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren). Daarbij dient als bijzondere voorwaarden te worden opgelegd dat verdachte: gedurende een jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangevers [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en hij zich gedurende deze periode van een jaar niet mag bevinden in de Jumbo-supermarkt aan de Westerstraat te Amsterdam.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging, een mishandeling met voorbedachten rade, een mishandeling en bedreiging. Toen verdachte door een Jumbo-medewerker werd aangesproken en fysiek de winkel uit werd begeleid omdat hij aan het “vapen” (roken met een e-sigaret) was terwijl dit tegen de huisregels van de Jumbo is, reageerde verdachte fel en niet meewerkend. Hij weigerde de winkel te verlaten en stribbelde flink tegen, waarna de situatie is geëscaleerd. Verdachte is meermaals fysiek de winkel uit gezet, heeft een medewerker mishandeld en meerdere medewerkers bedreigd,
waarbij hij onder meer heeft gezegd dat hij weer terug zou komen en een pistool zou gaan halen. Anderhalf uur later is verdachte daadwerkelijk samen met zijn zes medeverdachten teruggekeerd en heeft er door hem en meerdere medeverdachten een ware klopjacht op de Jumbo-medewerkers plaatsgevonden. Daarvan waren nietsvermoedende klanten getuigen. Medewerkers zijn opgejaagd, geslagen, getrapt en achtervolgd, terwijl zij gewoon aan het
werk waren. Winkelkarretjes en stellages vielen om, mensen vluchtten weg, terwijl verdachte en zijn medeverdachten doelgericht en nietsontziend bleven doorgaan met het achtervolgen en het plegen van geweld.. Het handelen van verdachte is volstrekt onacceptabel. Alhoewel verdachte zegt dat hij spijt heeft van zijn handelen, legt hij de schuld en de verantwoordelijkheid ook deels bij de medewerkers van de Jumbo. Deze houding rekent de rechtbank verdachte ook aan, nu er voor het gewelddadig optreden van hem en zijn medeverdachten geen enkele rechtvaardiging bestaat.
De hele gebeurtenis heeft een enorme beroering teweeggebracht in de samenleving. Mensen waren gechoqueerd door het heftige geweld dat zomaar ineens en uit het niets plaatsvond in een plaatselijke supermarkt in Amsterdam. Daarbij zijn de directe slachtoffers diep geraakt door de voor hen buitengewoon bedreigende situatie en het gewelddadig handelen van verdachten en zijn medeverdachten. Dit blijkt ook wel uit de door hen ingebrachte en ter zitting voorgehouden slachtofferverklaringen.
Slachtofferverklaringen
Het slachtoffer [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat het was “alsof er een storm door de Jumbo ging”. Het was een voor hem uiterst stressvolle ervaring, waarvan hij ook nu nog de impact voelt. [benadeelde partij 1] merkt dat hij als gevolg van het incident voorzichtiger en alerter is geworden in zijn werk. Daarbij heeft de pers hem en zijn collega’s op alle mogelijke manieren geprobeerd te benaderen. Hierdoor werd [benadeelde partij 1] steeds ongevraagd herinnerd aan de nare gebeurtenissen, wat de verwerking ervan bemoeilijkte.
Slachtoffer [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat hij tijdens het incident vreesde voor zijn leven en bang was dat hij letsel zou oplopen. De daders gingen zeer gewelddadig en agressief te werk. [benadeelde partij 2] is door hen meerdere malen in zijn gezicht geslagen, terwijl hij op de grond zat en zich probeerde te beschermen. [benadeelde partij 2] had na het incident een week lang hoofdpijn en kon moeilijk in slaap vallen. Ook werd hij middenin de nacht wakker en voelde zich dan angstig. [benadeelde partij 2] is naar een psycholoog gegaan omdat hij als gevolg van alle stress moeite had om zijn studie weer op te pakken. Hij is bang dat het nog eens kan gebeuren en heeft nog steeds moeite om in publieke ruimtes te verkeren en met vrienden op stap te gaan.
Slachtoffer [benadeelde partij 3] voelde tijdens het incident voor het eerst in zijn leven de angst dat er iets ergs met hem zou gaan gebeuren. Hij dacht dat als hij nog meer klappen zou krijgen, hij “out” zou gaan, of, nog erger, zou komen te overlijden. Ook nu nog laat het incident de nodige sporen na. [benadeelde partij 3] heeft verklaard dat zijn reuk en smaak zijn aangetast en hij beperkt is in zijn zicht. Dit komt door de hersenschudding die hij door de klap op zijn achterhoofd zegt te hebben opgelopen. [benadeelde partij 3] merkt ook dat hij als gevolg van het incident minder snel klanten durft aan te spreken in de winkel. Hij is dan angstig voor de reactie van de ander. Het is voor hem onbegrijpelijk dat mensen op deze manier reageren.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 15 september 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
Raadsrapportage
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportage van de Raad van 21 oktober 2022 die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte is opgemaakt.
Ter zitting heeft de Raad voornoemde rapportage toegelicht en het advies gewijzigd in die zin dat de Raad thans, naast oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf, ook de oplegging van een agressieregulatietraining, in de vorm van een leerstraf TACT voor de duur van 35 uren, adviseert.
Uit het rapport van de Raad komt een overwegend positief beeld over verdachte naar voren. Er zijn veel beschermende factoren en vrijwel geen risicofactoren, waardoor de kans op herhaling laag is. Op school gaat het goed en verdachte heeft een breed steunend netwerk om zich heen. Gelet op de ernstige feiten waarvan verdachte wordt verdacht en het flinke geweld dat heeft plaatsgevonden, acht de Raad echter de oplegging van de leerstraf agressieregulatietraining TACT, naast een deels voorwaardelijke werkstraf, passend en geboden. Met behulp van een dergelijke training kan verdachte leren hoe hij in de toekomst anders kan reageren zodat het een volgende keer niet weer zo uit de hand loopt.
Oriëntatiepunten
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Als uitgangspunt voor een openlijke geweldpleging wordt uitgegaan van de oplegging van een werkstraf van 40 uren, dan wel van een dienovereenkomstige jeugddetentie. Daarbij dienen in het onderhavige geval als strafverzwarende omstandigheden het georganiseerde karakter van de groep en de aard en ernst van het geweld te worden meegewogen. Voor elke strafverzwarende omstandigheid geldt als uitgangspunt dat de strafmaat met 40 uur werkstraf wordt verhoogd. Bij de strafoplegging van een mishandeling wordt uitgegaan van de oplegging van een werkstraf van 40 uur wanneer het, zoals in dit geval, gaat om meerdere klappen. Voor een bedreiging wordt als uitgangspunt een oplegging van een werkstraf van twintig uur gehanteerd.
Gelet op voornoemde oriëntatiepunten, de ernst van de feiten, het advies van de Raad en de persoon van verdachte, kan de rechtbank zich vinden in de eis van de officier van justitie en zal dan ook een dienovereenkomstige straf opleggen.
De rechtbank acht de oplegging van een leerstraf TACT passend bij het geweld en de agressie die verdachte heeft getoond en heeft er vertrouwen in dat verdachte zich voor deze leerstraf zal inzetten nu de raadsvrouw namens zowel verdachte als zijn ouders ter zitting heeft aangegeven zich te kunnen vinden in dit advies van de Raad. Met de officier van justitie acht de rechtbank de oplegging van daarnaast een deels voorwaardelijke werkstraf eveneens passend. De rechtbank weegt bij de hoogte hiervan met name mee dat sprake is geweest van fors geweld richting meerdere slachtoffers in een kleine, voor publiek toegankelijke ruimte waarvan verschillende mensen getuigen waren.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat ten aanzien van de feiten één en twee sprake is van eendaadse samenloop, waardoor de onder feit twee bewezenverklaarde mishandeling met voorbedachten rade niet zal worden verdisconteerd in de strafmaat. Bij de
bepaling van de strafoplegging heeft de rechtbank er ook enigszins rekening mee gehouden dat verdachte mede vanwege de bekendheid van zijn moeder is geconfronteerd met veel media-aandacht voor zijn strafzaak. Naast de negatieve dingen die over hem en zijn medeverdachten zijn gezegd in de media, is hij ook nageroepen en zowel op straat als school getreiterd. Hoewel dit een rechtstreeks gevolg is van zijn eigen handelen weegt de rechtbank enigszins mee dat verdachte al veel negatieve gevolgen van zijn handelen heeft ervaren.
Wat betreft de aan verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard van de feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de plek waar dit alles zich heeft afgespeeld, de oplegging van een contact- en winkelverbod
passend en geboden is. Anders dan de officier van justitie echter, acht de rechtbank een periode van een half jaar hiertoe afdoende.
Ten aanzien van de vorderingen benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] (hierna: [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] )
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , wettelijk vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R. Korver, vorderen ieder aan materiële kosten een bedrag van € 500,00 (bestaande uit toekomstige medische reis- en parkeerkosten) en aan immateriële kosten een bedrag van € 5000,00, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat van de benadeelde partijen heeft de vorderingen namens de benadeelde partijen ter zitting toegelicht en hiertoe naar voren gebracht dat de gevorderde immateriële schade redelijk is gezien de gehele context van de incidenten, het gegeven dat zij in de uitoefening van hun werk slachtoffer zijn geworden en ook hinder hebben ondervonden in de uitoefening van hun werk na het incident, alsook dat er in de media in deze zaak secundair victimiserend is gehandeld. Gelet op de ernst van de normschending is het evident dat bij de slachtoffers sprake is van een aantasting van de persoon in de zin van artikel 6:106 BW. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld nog lang psychische klachten kunnen ondervinden en een psychische diagnose is hiertoe dan ook niet vereist. Ten aanzien van de kostenpost ‘toekomstige kosten’ heeft de advocaat verzocht om deze niet-ontvankelijk te verklaren, nu deze post is opgenomen in verband met een mogelijk nog in te stellen hoger beroep en hiervan nu nog geen sprake is.
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten voor een bedrag van € 2500,00 per cliënt heeft de advocaat verzocht om deze volledig te vergoeden. Subsidiair heeft de advocaat verzocht om aansluiting te zoeken bij het liquidatietarief, wat zou neerkomen op een bedrag van
€ 2390,00 per cliënt.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om de hoogte van de immateriële kosten ten aanzien van de drie vorderingen benadeelde partijen te matigen, nu de hoogte van dit bedrag niet redelijk is. Ten aanzien van de materiële/toekomstige kosten heeft de raadsvrouw, conform de advocaat van de benadeelde partijen, verzocht om deze kosten in alle drie de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren. Wat betreft de gevorderde proceskosten heeft de raadsvrouw verzocht om deze te matigen en hierbij aansluiting te zoeken bij het liquidatietarief.
De rechtbank stelt vast dat de door de benadeelde partijen gevorderde materiële (toekomstige) kosten niet zijn gemaakt en evenmin voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank ziet hierin aanleiding om deze schadepost in alle vorderingen niet ontvankelijk te verklaren. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte met zijn handelen de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] immateriële schade heeft toegebracht in de vorm van pijn en
geestelijk letsel. Alhoewel nadere onderbouwingen van het gestelde (voortdurende) letsel (in de vorm van schriftelijke stukken van een arts of van een andere deskundige) bij alle vorderingen op punten ontbreken en het ervaren letsel voor ieder van de benadeelde partijen ook weer net iets anders ligt, is de rechtbank van oordeel dat uit de aard van het delict en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden, in ieder geval kan worden vastgesteld dat bij alle benadeelde partijen sprake is geweest van een aantasting van de persoon en dat de vorderingen in die zin dan ook toewijsbaar zijn. De rechtbank ziet wel aanleiding om de hoogte van de gevorderde immateriële schade te matigen. Hoewel een één op één vergelijking met andere openlijke geweld- en mishandelingszaken lastig te maken is, houdt
de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de schade wel rekening met wat in soortgelijke zaken is toegekend. De vordering zal daarom ten aanzien van iedere benadeelde partij worden gematigd tot een bedrag van € 1250,00. Dit bedrag zal in iedere vordering hoofdelijk worden toegewezen, met daarbij oplegging van de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Voor het overige worden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen dat deel van hun vordering bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
De gevorderde proceskosten
De gevorderde proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking, met dien verstande dat de rechtbank aanleiding ziet om het gevorderde bedrag te matigen en te begroten conform het in kantonprocedures geldende liquidatietarief. Voor het opstellen en indienen van de vordering wordt naar algemeen gebruik één punt toegekend. Daarnaast heeft de behandeling ter zitting een dagdeel geduurd en heeft de advocaat ter zitting het woord gevoerd, hiervoor wordt anderhalve punt toegekend. Nu de rechtbank een schadebedrag toekent dat onder de € 10.000,00 ligt, komt de vergoeding neer op € 478,00 per punt. De rechtbank wijst derhalve een bedrag van 2,5 keer € 478,00 = € 1195,00 aan proceskosten per benadeelde partij toe.
Indien de proceskosten zouden worden begroot op het door de gemachtigde gevorderde bedrag zou dit tot een onredelijk hoge veroordeling in de proceskosten leiden.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot betaling van die proceskosten en de vordering op dit punt voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] wordt, als extra waarborg voor betaling aan hen, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering door of namens anderen reeds is betaald.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 285, 300, 301 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Eendaadse samenloop van
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachten rade
Ten aanzien van feit 3:
mishandeling
Ten aanzien van feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een leerstraf TACT voor de duurvan 35 uren.Beveelt dat, als de verdachte deze taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 120 uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Beveelt dat van deze straf het gedeelte van 40 uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren,
onder
de algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder
de bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • gedurende het komende half jaar (te weten tot 10 mei 2023) op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangevers [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en
  • zich gedurende het komende half jaar (te weten tot 10 mei 2023) niet mag begeven in de Jumbo-supermarkt aan de Westerstraat te Amsterdam.
Van rechtswegegelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming Regio Amsterdamtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de
duur van 20 dagen.
Vorderingen benadeelde partijen
Vordering [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te dezen wettelijk vertegenwoordigd door mr. R. Korver, toe tot
een bedrag van € 1250,00 (twaalfhonderdvijftig euro), aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in zijn vordering is en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] te betalen de som van € 1250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door nul dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Kosten rechtsbijstand
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 1195,00,-(elfhonderd vijfennegentig euro).
Wijst de gevorderde proceskosten voor het overige deel af.
Vordering [benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [benadeelde partij 2]te dezen wettelijk vertegenwoordigd door mr. R. Korver, toe tot
een bedrag van € 1250,00 (twaalfhonderdvijftig euro), aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in zijn vordering is en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] te betalen de som van € 1250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door nul dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Kosten rechtsbijstand
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 1195,00,-(elfhonderd vijfennegentig euro)
Wijst de gevorderde proceskosten voor het overige deel af.
Vordering [benadeelde partij 3]
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [benadeelde partij 3]te dezen wettelijk vertegenwoordigd door mr. R. Korver, toe tot
een bedrag van € 1250,00 (twaalfhonderdvijftig euro), aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in zijn vordering is en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] te betalen de som van € 1250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) te
vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 februari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van
betaling en verhaal te vervangen door nul dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Kosten rechtsbijstand
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 1195,00,-(elfhonderd vijfennegentig euro)
Wijst de gevorderde proceskosten voor het overige deel af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.E. Has, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.E. Wouters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 november 2022.