ECLI:NL:RBAMS:2022:6436

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
13.044456.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeverdachte in Jumbo-zaak wegens gebrek aan bewijs van geweldpleging

Op 10 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een incident in een Jumbo-supermarkt op 12 februari 2022. De verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging tegen medewerkers van de Jumbo. Tijdens de zitting op 27 oktober 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. J.T. Brassé, gehoord. Ook de Raad voor de Kinderbescherming en de ouders van de verdachte hebben hun standpunten naar voren gebracht. De benadeelde partijen, drie Jumbo-medewerkers, hebben hun vorderingen toegelicht met hun raadsman mr. R. Korver.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken en geconcludeerd dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen significante bijdrage had geleverd aan het geweld, ondanks zijn aanwezigheid bij het incident. De beelden toonden aan dat de verdachte zich aanvankelijk distantieerde van het geweld en zelfs probeerde zijn medeverdachte tot kalmte te manen. Tijdens een tweede incident was de verdachte wel aanwezig en filmde hij het geweld, maar dit was niet voldoende om hem te beschouwen als iemand die het geweld had ondersteund.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De proceskosten van de benadeelde partijen werden afgewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor een significante bijdrage aan geweld om als medeplichtige te worden aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.044456.22
[verdachte]
Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.044456.22
Datum uitspraak: 10 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [naam 1]
namens de Raad voor de Kinderbescherming en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.
Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de benadeelde partijen de heer [benadeelde partij 1] , de heer [benadeelde partij 2] en de heer [benadeelde partij 3] , en door hun raadsman mr. R. Korver, naar voren is ingebracht ter toelichting op de door hen ingebrachte vorderingen.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd (zoals gewijzigd ter terechtzitting) dat
hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten in winkelbedrijf Jumbo, gevestigd aan de Westerstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (allen medewerkers van de Jumbo), door die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] door de winkel achterna te rennen en/of vast te pakken en/of te duwen en/of door die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] met de hand en/of vuist op het hoofd/gezicht en/of lichaam te slaan en/of een knietje te geven en/of tegen het lichaam te trappen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. [1]
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden volgt dat verdachte samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] op 12 februari 2022 om 19.20 uur de Jumbo gelegen aan de Westerstraat te Amsterdam is binnengelopen. Enkele minuten later wordt [medeverdachte 1] door een Jumbo-medewerker naar buiten geleid omdat hij een e-sigaret aan het roken was terwijl dit niet is toegestaan in de Jumbo. Dit ontaardt in een ruzie tussen [medeverdachte 1] en Jumbo-medewerkers, waarbij hij meermaals fysiek de Jumbo wordt uitgezet en er door [medeverdachte 1] wordt geslagen. Verdachte staat hier bij, maar op de beelden is op geen enkel moment te zien dat hij enig aandeel heeft in het geweld, dan wel hier op andere wijze bij betrokken is of heeft bijgedragen in het voortduren hiervan. Wat wel op de beelden is te zien, is dat verdachte zich hier eerst afzijdig van houdt en daarna probeert om [medeverdachte 1] weg te halen van het incident en hem tot kalmte probeert te manen.
Na afloop van dit eerste incident gaat verdachte, samen met [medeverdachte 1] , naar de moeder van [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte belt tevens zijn vader, medeverdachte [medeverdachte 3] .
Anderhalf uur na het eerste incident keert verdachte in het bijzijn van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 4] terug bij de Jumbo. De vader van verdachte staat op dat moment voor de Jumbo te wachten met twee andere medeverdachten. Zij voegen zich allen bij elkaar, waarna zij, via zowel de ingang als de uitgang, de winkel binnengaan. Vervolgens worden meerdere medewerkers van de Jumbo door mensen uit de groep waarin verdachte zich bevindt, achterna gezeten en fysiek belaagd. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte op sommige momenten met zijn gsm de gebeurtenissen filmt en verdachte heeft dit ook bekend. Op de beelden is niet te zien dat verdachte zelf enige geweldshandeling verricht en dit blijkt ook niet uit de overige inhoud van het dossier
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte op geen enkele wijze enig aandeel heeft gehad in de geweldshandelingen die zijn gepleegd tijdens het eerste incident in de Jumbo. Verdachte heeft zich eerst gedistantieerd van de situatie en vervolgens geprobeerd om zijn medeverdachte tot rust te manen en weg te trekken van het gebeuren. Ook de officier van justitie heeft ter zitting gesteld dat verdachte tijdens het eerste incident geen strafbare feiten heeft gepleegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand aan het tweede incident zijn vader heeft gebeld waarbij het zijn intentie was om een volwassen gesprek te voeren bij de Jumbo over wat er tijdens het eerste incident was voorgevallen. Tijdens het tweede incident maakte verdachte vervolgens deel uit van de groep die het geweld heeft gepleegd en ook heeft verdachte dit geweld gefilmd. Dat hij dit niet had moeten doen, is duidelijk. Verdachte heeft met zijn handelen uiterst onhandige keuzes gemaakt, hij had moeten weglopen van de situatie en hij had niet moeten overgaan tot het filmen van het geweld.
Weliswaar is verdachte bij het tweede incident aanwezig geweest en heeft hij sommige momenten gefilmd, echter naar het oordeel van de rechtbank is daarmee niet bewezen dat verdachte met zijn handelen op enige wijze door verbale of fysieke handelingen de geweldshandelingen heeft ondersteund of anderszins in voldoende mate heeft bijgedragen in het ontstaan of het voortduren daarvan. Verdachte had zoals gezegd anders moeten handelen, maar niet is komen vast te staan dat hij een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde geweld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde niet kan worden bewezen en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Wijst af de door de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] gevorderde proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.E. Has, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. E. Wouters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 november 2022.

Voetnoten

1.