ECLI:NL:RBAMS:2022:6429

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
13/130593-22 (A) en 13/014360-22 (B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld en voorhanden hebben van vuurwapens

Op 11 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van diefstal in vereniging met geweld en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de tenlastelegging die betrekking had op twee verschillende zaken, aangeduid als zaak A en zaak B. In zaak A werd de verdachte beschuldigd van het plegen van een gewapende overval op 25 mei 2022 in Amsterdam, waarbij hij samen met een ander twee geldcassettes heeft weggenomen, vergezeld van geweld en bedreiging met een vuurwapen. In zaak B werd de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een gas-/alarmpistool en een balletjespistool op verschillende data in 2021 en 2022. Tijdens de zittingen op 12 augustus en 28 oktober 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet aanwezig was bij de overval in zaak B, wat leidde tot vrijspraak van de feiten in die zaak. Echter, de rechtbank heeft de feiten in zaak A bewezen verklaard, waarbij de verdachte een vuurwapen heeft gebruikt om de slachtoffers te bedreigen en de diefstal te plegen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en heeft een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/130593-22 (A) en 13/014360-22 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 11 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 augustus 2022 en 28 oktober 2022. Op de zitting zijn de zaken gevoegd. De zaken worden hierna als zaak A en B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Zwiers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van:
Zaak A:
1. diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op 25 mei 2022 in Amsterdam;
2. het voorhanden hebben van een pistool en 8 stuks munitie op 25 mei 2022 in Amsterdam.
Zaak B
1. diefstal in vereniging, subsidiair medeplichtigheid aan diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] op 21 augustus 2021 in Uithoorn;
2. medeplegen van het voorhanden hebben van een gas-/alarmpistool op 21 augustus 2021 in Uithoorn;
3. medeplegen van het voorhanden hebben van een patroon op 21 augustus 2021 in Uithoorn;
4. het voorhanden hebben van een balletjespistool en de kolf van een balletjespistool op 25 januari 2022 of in de periode van 1 januari tot en met 25 januari 2022 in Almere.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage 1 van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van zaak B onder 1 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde in zaak B onder 1, 2 en 3. Ten aanzien van het in zaak A en het in zaak B onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft deze feiten bekend.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van feiten 1, 2 en 3 in zaak B
Op 21 augustus 2021 heeft een gewapende overval op de Phone House in Uithoorn plaatsgevonden. Vast staat dat verdachte niet zelf bij de overval aanwezig is geweest. De avond voor de overval is verdachte met een groep jongens op Schiphol geweest. In die groep bevond zich ook medeverdachte [medeverdachte 1] , die heeft bekend een van de overvallers van de Phone House te zijn geweest. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat ‘de groep’ voorafgaand aan de overval in de gang met kelderboxen van de [naam flat] in [plaats] is geweest. Hiervan zijn camerabeelden, waarop is te zien dat er zes personen in de gang met kelderboxen aanwezig waren. Verder is gebleken dat [medeverdachte 1] direct voor en na de overval telefonisch contact heeft gehad met de telefoon van verdachte. Verdachte bevond zich op het tijdstip van de overval in Uithoorn. Ten slotte heeft verdachte in een telefoongesprek op 3 februari 2022 tegen zijn moeder gezegd dat hij denkt dat hij twee jaar moet zitten en dat hij dat te veel vindt voor wat hij heeft gedaan.
Hoewel de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vragen oproepen, vindt de rechtbank het – ook in onderlinge samenhang bezien – onvoldoende om tot een bewezenverklaring van feit 1, primair en subsidiair te komen. De rechtbank kan op grond van de camerabeelden of de verklaring van [medeverdachte 1] niet vaststellen wie er onderdeel is geweest van de groep die in de gang met kelderboxen was. Het is niet zonder meer vanzelfsprekend dat de samenstelling van de groep die de avond ervoor op Schiphol was hetzelfde was als op de dag van de overval. Daarnaast kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte degene is geweest die telefonisch met [medeverdachte 1] heeft gesproken. Verdachte verklaart namelijk dat hij zijn telefoon, waarmee contact is geweest met [medeverdachte 1] , heeft uitgeleend. Ook uit het getapte gesprek tussen verdachte en zijn moeder blijkt niet dat verdachte daadwerkelijke betrokkenheid als medepleger of medeplichtige bij de overval heeft gehad. De rechtbank acht daarom niet bewezen wat in zaak B onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie hangt direct samen met het onder 1 ten laste gelegde. Gelet op de overwegingen bij feit 1 komt de rechtbank tot de conclusie dat ook het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
3.3.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van zaak A en zaak B, feit 4
De rechtbank vindt de ten laste gelegde feiten in zaak A en het in feit 4 ten laste gelegde in zaak B bewezen. Nu verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit voor deze feiten, volstaat de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering met de in bijlage 2 genoemde opgave van bewijsmiddelen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
zaak A:
1.
op 25 mei 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander twee geldcassettes (met daarin een onbekend geldbedrag) die aan de Hornbach Bouwmarkt (filiaal Berchvliet) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen te richten op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- onder bedreiging van het vuurwapen naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te roepen “tassie, tassie!” en "Geef mij die tas. Laat los! Ik wil die tas"
- vervolgens de tas met daarin geldcassettes uit de handen te trekken van die [slachtoffer 2] en
- met het vuurwapen met kracht te slaan op het hoofd van die [slachtoffer 1] ;
2.
op 25 mei 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PP, kaliber .32 zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8 stuks pistoolmunitie, CBC .32 auto, voorhanden heeft gehad;
zaak B:
4.
op 25 januari 2022 te Almere een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een balletjespistool en een kolf van een balletjespistool zonder slede, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, met toepassing van het volwassenenstrafrecht, voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij dienen als bijzondere voorwaarden te worden opgelegd een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en begeleid wonen. Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie laten meewegen dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de duur van het voorarrest ten tijde van de uitspraak, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast kan een taakstraf worden opgelegd. De raadsman vindt dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, gelet op de persoon van verdachte. Verdachte is een jonge, kwetsbare man die makkelijk beïnvloedbaar is. Ook heeft de raadsman gevraagd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren, gelet op de rapporten van de psycholoog en de reclassering.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Hij heeft daarbij een vuurwapen op twee winkelmedewerkers gericht. Toen een van de medewerkers verdachte wilde tegenhouden, heeft verdachte hem tijdens een worsteling hard met het vuurwapen op het hoofd geslagen. Het kan niet anders dan dat het handelen van verdachte een grote impact op de slachtoffers heeft gehad. Het moet voor hen een zeer angstige gebeurtenis zijn geweest. Dit soort gewelddadige overvallen veroorzaken daarnaast ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. In dit geval hebben verschillende omstanders het geweld en het vuurwapen gezien. Verdachte heeft enkel zijn eigen gewin voor ogen gehad. Verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen en hun lichamelijke integriteit. Daarnaast heeft verdachte een balletjespistool en een kolf van een balletjespistool in zijn woning aanwezig gehad. Beide voorwerpen lijken op een echt wapen en kunnen worden gebruikt om anderen te bedreigen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank ook rekening met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 5 juli 2022 blijkt dat verdachte eerder strafbeschikkingen heeft gekregen voor een gewelds- en een vermogensdelict.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de Pro Justitia rapportage van psycholoog R.A. Sterk van 18 oktober 2022. Daarin wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een lichte stoornis in het lachgasgebruik. De psycholoog vindt het aannemelijk dat sprake is van doorwerking van de geconstateerde psychische problematiek op het gedrag van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Het is waarschijnlijk dat verdachte door deze psychische problematiek niet goed in staat was om zijn wil in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om de bewezen verklaarde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en weegt dit als strafverminderend mee in de op te leggen straf.
Volgens de psycholoog is de kans op herhaling van agressief gedrag statistisch gezien laag. Verdachte heeft echter ook een lage weerbaarheid en coping door zijn autismespectrumstoornis en PTSS. Daardoor kunnen anderen misbruik van verdachte maken en kan verdachte opnieuw in de (justitiële) problemen komen. De psycholoog ziet onvoldoende aanwijzingen voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte functioneert conform zijn leeftijd.
In de Pro Justitia rapportage wordt geadviseerd om verdachte te behandelen voor de geconstateerde psychische problematiek. Deze behandeling dient gericht te zijn op de autismespectrumstoornis, de gevolgen hiervan op sociaal functioneren, de PTSS en het vergroten van de weerbaarheid. De behandeling kan plaatsvinden worden in een ambulante setting van een forensisch psychiatrische polikliniek als De Waag. Het advies is om deze behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Daarnaast vindt de psycholoog van belang dat verdachte wordt geplaatst in een begeleide woonvorm, waarbij hij in zijn ontwikkeling richting zelfstandigheid wordt begeleid.
De rechtbank heeft in de strafoplegging ook rekening gehouden met het advies van Reclassering Nederland van 25 oktober 2022. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Verdachte is enigszins beperkt bij het organiseren van zijn gedrag en het inschatten van de risico's van zijn handelen, maar is niet laag verstandelijk beperkt, gedraagt zich niet jonger dan zijn leeftijd en maakt geen deel uit van een gezin. De reclassering schat het risico op recidive en geweld als hoger dan gemiddeld in. Als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij De Waag, begeleid wonen of maatschappelijke opvang bij Exodus, een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod voor de winkels die zijn overvallen. De geadviseerde behandeling kan het risico op recidive verminderen.
Anders dan de raadsman vindt de rechtbank niet dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, omdat in de genoemde rapportages is geconcludeerd dat daar onvoldoende aanwijzingen voor zijn. Ondanks dat neemt de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf in het voordeel van verdachte mee dat hij jong en kwetsbaar is.
De rechtbank zal een fors deel van de op te leggen straf voorwaardelijk opleggen. Hiermee wil de rechtbank voorkomen dat verdachte opnieuw een strafbaar feit begaat. Daarbij worden de bijzondere voorwaarden opgelegd als geadviseerd door de psycholoog en de reclassering, met uitzondering van het contact- en locatieverbod.
Afwijking van de eis van de officier van justitie
Gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie wijkt de hierna te noemen straf af van de eis van de officier van justitie. Daarnaast ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden om een lagere straf op te leggen.
Straf
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. De rechtbank stelt daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.

8.Beslag

De beslaglijst is als bijlage 3 aan dit vonnis gehecht. Daarop staan vermeld het in zaak A gebruikte vuurwapen en de munitie uit dat wapen. Op zitting is gebleken dat, naast de op de beslaglijst vermelde voorwerpen, ook een iPhone, een witte telefoon en schoenen onder verdachte in beslag zijn genomen.
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het wapen en de munitie worden onttrokken aan het verkeer, de twee telefoons aan verdachte worden teruggegeven en de schoenen verbeurd worden verklaard.
8.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht de twee telefoons en de schoenen aan verdachte terug te geven. De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over het wapen en de munitie.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal onttrekking aan het verkeer bevelen van het wapen en de munitie, omdat het bewezen verklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet. De rechtbank zal de teruggave bevelen van de iPhone, witte telefoon en schoenen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

In zaak B vorderen de benadeelden partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] ieder afzonderlijk een bedrag van € 5.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft de beide verzoeken tot schadevergoeding ter zitting overhandigd aan de rechtbank. De rechtbank constateert dat er op beide formulieren twee parketnummers staan vermeld (13/225548-21 en 13/225593-21), niet zijnde het parketnummer van zaak B (13/014360-22). De rechtbank constateert tevens dat de benadeelde partijen, alhoewel correct opgeroepen, niet ter zitting zijn verschenen.
9.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zich in zaak B als benadeelde partijen hebben gevoegd. De omstandigheid dat de twee parketnummers op de voegingsformulieren zijn gekoppeld aan zaken van medeverdachten, staat daar niet aan in de weg. Uit het wensenformulier blijkt dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zich hebben zich willen voegen in de zaak waarin zij slachtoffers zijn.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat elke vordering afzonderlijk hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partijen dienen in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Het is onvoldoende duidelijk of de benadeelde partijen zich hebben willen voegen in alle strafzaken tegen verdachten die mogelijk bij de overval betrokken zijn geweest of alleen in de strafzaken tegen de overvallers die in de winkel zijn geweest.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de beide vorderingen. Met de raadsman is de rechtbank namelijk van oordeel dat niet voldoende duidelijk gebleken is dat slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zich ook als benadeelde partij in de strafzaak tegen verdachte hebben willen voegen. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen op de vorderingen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feiten 1, 2 en 3 van zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
feit 1: diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Zaak B
feit 4: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich meldt bij een door de reclassering aan te wijzen kantoor van Reclassering Nederland, zodra hij wordt opgeroepen door de reclassering. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verblijft in Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van het beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK wapen (omschrijving: PL1300-2022106912-G6191110, Walther);
  • 8 STK munitie (omschrijving: PL1300-2022106912-G6191111, CBC. 32 auto).
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
  • 1 iPhone (omschrijving: G6149221);
  • 1 witte telefoon (omschrijving: G6149241);
  • 1 paar Nike schoenen (omschrijving: G6149226).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Slager, voorzitter,
mrs. M. Smit en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Middelburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2022.