ECLI:NL:RBAMS:2022:6423

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
AMS 21/253
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag door het Uwv en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 27 oktober 2022, zaaknummer AMS 21/253, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn WIA-aanvraag door het Uwv beoordeeld. Eiser, die na een bedrijfsongeval op 26 februari 2018 ziek is geworden, heeft op 28 november 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar ook na herbeoordeling bleef de conclusie van het Uwv dat hij niet voldoet aan de vereisten voor een WIA-uitkering. De rechtbank heeft op 20 september 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het Uwv.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft besloten om de WIA-aanvraag van eiser af te wijzen. De rechtbank benadrukt dat voor aanspraak op een WIA-uitkering medisch objectiveerbare klachten vereist zijn. Eiser heeft weliswaar ernstige klachten, maar deze zijn niet voldoende onderbouwd met medisch objectiveerbare gegevens. De rechtbank wijst erop dat de beoordeling van het Uwv is gebaseerd op een uitvoerig onderzoek door verschillende specialisten, en dat er geen reden is om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/253

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit Dinteloord, eiser

(gemachtigde: mr. G.Z.U. Viragh),
en

de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: A.J.J.M. van Eijk).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [bedrijf 1] uit Klundert (werkgever). De werkgever heeft te kennen gegeven alleen de uitspraak te willen ontvangen.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het Uwv om hem met ingang van 24 februari 2020 geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv. De aanwezige partijen hebben desgevraagd ingestemd met berechting door de rechtbank Amsterdam.

Totstandkoming van het bestreden besluit

1. Eiser is een aantal jaren werkzaam geweest als [functie] voor 40 uur per week bij de werkgever. Op 26 februari 2018 heeft eiser zich ziekgemeld wegens een bedrijfsongeval. Hij is bekneld geraakt in een machine. De werkgever heeft aansprakelijkheid erkend, en aan eiser ziekengeld toegekend.
2.1
De re-integratie van eiser tijdens de Ziektewet is niet echt van de grond gekomen. Om eiser te beoordelen in het laatste ZW-jaar en de re-integratiemogelijkheden (spoor 1 of spoor 2) daarbij in beeld te brengen heeft de bedrijfsarts van de werkgever eiser laten onderzoeken door een neuroloog, een psychiater en een verzekeringsarts van [bedrijf 2] in het kader van de Wet verbetering Poortwachter. Dat heeft echter niet geleid tot re-integratie van eiser.
2.2
Eiser heeft op 28 november 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. De beperkingen die zijn aangenomen door de verzekeringsarts van [bedrijf 2] zijn vervolgens door het Uwv overgenomen in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) die is opgesteld door de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige heeft op basis van deze FML gekeken welke functies eiser kan uitvoeren. De arbeidsdeskundige is vervolgens tot de conclusie gekomen dat eiser voor 34% arbeidsongeschikt is. Omdat dit minder is dan de vereiste 35% (de wettelijke ondergrens), is de aanvraag van eiser afgewezen.
2.3
Vervolgens heeft eiser hiertegen bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de medische klachten van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de primaire medische beoordeling niet kan worden gehandhaafd en heeft op 25 september 2020 een nieuwe FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is wederom tot de conclusie gekomen dat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser heeft geen toestemming verleend voor het toezenden van stukken die medische gegevens bevatten aan haar voormalig werkgever. De rechtbank zal daarom in deze uitspraak geen medische informatie vermelden, maar alleen in algemene termen de medische situatie van eiser beschrijven.
4.1
Het Uwv heeft de aanvraag van eiser om een WIA-uitkering afgewezen. Eiser meent dat dat ten onrechte is. Eiser heeft een traumatische ervaring op zijn werk ondergaan en is volledig arbeidsongeschikt. Hij heeft nog steeds lichamelijke en pijnklachten. Zijn relatie is beëindigd, hij is zijn huis verloren en hij lijdt aan zware psychische problemen die elkaar versterken. Verschillende geduide functies zijn bovendien te zwaar voor hem.
4.2
De rechtbank begrijpt dat het bedrijfsongeval voor eiser zijn leven op de kop heeft gezet. Toch staat dat bedrijfsongeval niet centraal in de WIA-boordeling. Het gaat in dit geding niet om de vraag of de werkgever aan eiser een schadevergoeding dient te betalen. Ook staat hier niet de datum van het bedrijfsongeval centraal, maar een datum van bijna twee jaar later, 24 februari 2020.
Evenmin gaat het om de vraag of eiser zijn oude werk nog zou kunnen verrichten. Ook het Uwv gaat ervan uit dat dat niet mogelijk is, dus daarover verschillen de meningen niet. Volgens het Uwv zou eiser echter op 24 februari 2020 wel ander, lichter werk kunnen verrichten. Dat is waar de rechtbank over moet oordelen.
4.3
Eiser voert zowel fysieke als psychische als sociale problemen aan ter onderbouwing van zijn volledige arbeidsongeschiktheid. De werkgever heeft tijdens het Ziektewettraject [bedrijf 2] ingeschakeld als onafhankelijke externe deskundige, dat uiteindelijk eind 2019 heeft gerapporteerd. Eisers situatie is daarbij vanuit verschillende specialismen bekeken, zoals een neuroloog, een psychiater en een verzekeringsarts. Die manier van beoordelen doet ook recht aan de verschillende klachten van eiser.
4.4
De beoordeling van het Uwv is in de kern gebaseerd op de conclusies van [bedrijf 2] , met enkele beperkte aanpassingen. Daarmee heeft die beoordeling bredere meer diepgaande medische basis dan gemiddeld in een WIA-zaak. Daarmee wordt ook recht gedaan aan de bijzondere voorgeschiedenis van eiser.
4.5
De rechtbank begrijpt dat eisers positie met de tijd in geestelijk en sociaal opzicht verder is verslechterd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook aanvullende klachten van eiser onderkend, en daarvoor de beperkingen nog aangepast, maar verder aangegeven dat ook sprake is van medisch niet objectiveerbare klachten. Dan dienen die klachten niet te worden neergelegd in een beperkingenlijst. Daarbij wijst de rechtbank erop dat wettelijk gezien sprake moet zijn van medisch objectiveerbare klachten wil aanspraak kunnen bestaan op een WIA-uitkering. Mede tegen de achtergrond van het uitvoerige onderzoek van [bedrijf 2] , is er dan ook geen reden om aan te nemen dat eiser medisch gezien in bezwaar tekort is gedaan.
4.6
De rechtbank is verder van oordeel dat er geen reden is om een onafhankelijke medische deskundige te benoemen. Er heeft reeds uitvoerig onderzoek plaatsgevonden vanuit diverse specialismes.
Arbeidskundige beoordeling
5.1
Volgens eiser kan hij de functie assembleur niet uitvoeren, omdat er een overschrijding van eiser zijn belastbaarheid plaatsvindt op enkelvoudige en routinematige taken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat het niet gaat om een wisseling van taken, maar om een wisseling van werkplek.
5.2
Ten aanzien van eiser zijn standpunt dat hij de functies assembleur, operator engineering support en medior soldering operator niet kan uitvoeren wegens een te hoog handelingstempo, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat het bij de daarbij vermelde aantallen niet gaat om een (dwingende) productie eis, maar om een weergave van de feitelijke dagproductie.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Bissumbhar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
27 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.