ECLI:NL:RBAMS:2022:6412

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
C/13/708791 / FA RK 21-6611
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie met terugwerkende kracht na draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de adoptie van een minderjarige door de wensouders, die een duurzame affectieve relatie met elkaar hebben en op 3 mei 2016 zijn gehuwd. De verzoekers, aangeduid als [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben een kinderwens die zij niet zelf konden verwezenlijken en hebben [de draagmoeder], de (half)zus van [verzoeker 2], bereid gevonden om als draagmoeder op te treden. De draagmoeder is zwanger geworden na een in vitro fertilisatie behandeling, waarbij een embryo is geplaatst dat tot stand is gekomen door zaadcelmateriaal van [verzoeker 1] en een eicel van [verzoeker 2]. De minderjarige is op [geboortedatum] 2022 geboren en verblijft sinds zijn geboorte bij de wensouders.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en heeft op 25 oktober 2022 een mondelinge behandeling achter gesloten deuren gehouden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft positief geadviseerd over het verzoek van de wensouders om het gezag van de draagmoeder te beëindigen en [verzoeker 1] met het eenhoofdig gezag over de minderjarige te belasten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat [verzoeker 1] met het gezag wordt belast en dat de adoptie door [verzoeker 2] van de minderjarige wordt uitgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke vereisten voor adoptie is voldaan, ondanks dat het verzoekschrift voor de geboorte van de minderjarige is ingediend. De rechtbank heeft de adoptie terug laten werken tot het tijdstip van de geboorte van de minderjarige.

De beschikking bevat ook bepalingen over de familierechtelijke betrekking tussen de minderjarige en [verzoeker 1], en over de gezamenlijke uitoefening van het gezag door de verzoekers na de adoptie. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en gelast dat deze in het gezagsregister wordt ingeschreven. De beschikking is gegeven door mr. E. Dinjens, tevens kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. W.H. van de Kar.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie en Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/708791 / FA RK 21-6611 (ED/WK)
Beschikking van 25 oktober 2022 betreffende adoptie
in de zaak van:
[verzoeker 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: ‘ [verzoeker 1] ’,
advocaat mr. W.J. Eusman te Amsterdam,
en
[verzoeker 2]
,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: ‘ [verzoeker 2] ’
advocaat mr. W.J. Eusman te Amsterdam,
gezamenlijk te noemen: ‘de verzoekers’, dan wel ‘de wensouders’.
tegen
[de draagmoeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: ‘de draagmoeder’,
advocaat mr. A.C. Bouma te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de wensouders, ingekomen op 21 oktober 2022;
  • de brief van de Raad, ingekomen op 25 november 2022;
  • het F2 en F6 formulier met bijlagen van de draagmoeder, ingekomen op 8 december 2022;
  • het F9-formulier met bijlagen van de wensouders, ingekomen op 25 januari 2022;
  • het F6-formulier met bijlagen van de draagmoeder, ingekomen op 7 februari 2022;
  • het F9-formulier met bijlage van de wensouders, ingekomen op 17 mei 2022;
  • het raadsrapport, ingekomen op 4 oktober 2022;
  • het F9-formulier met bijlagen van de wensouders, ingekomen op 6 oktober 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2022.
Verschenen zijn: de verzoekers en hun advocaat, de draagmoeder en haar advocaat, en namens de Raad mevrouw [naam 1] .
1.3.
De rechtbank heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Deze beschikking vormt daarvan de weerslag.

2.De feiten

2.1.
De verzoekers hebben een duurzame affectieve relatie met elkaar en zijn op 3 mei 2016 met elkaar te Oisterwijk gehuwd.
2.2.
De verzoekers hadden een kinderwens die zij niet zelf konden verwezenlijken. Zij hebben [de draagmoeder] , (half)zus van [verzoeker 2] , bereid gevonden als draagmoeder. De draagmoeder woont samen met de heer [naam 2] .
2.3.
Partijen zijn begeleid door artsen en counselors van de Nij Geertgenkliniek in Elsendorp. De draagmoeder is zwanger geworden na een in vitro fertilisatie behandeling, waarbij een embryo bij haar is geplaatst. Het embryo is tot stand gekomen door zaadcelmateriaal van [verzoeker 1] en een eicel van [verzoeker 2] .
2.4.
Op 13 juli heeft [verzoeker 1] de ongeboren minderjarige erkend.
2.5.
Op [geboortedatum] 2022 is uit de draagmoeder geboren:
[minderjarige] (hierna ook: ‘ [minderjarige] ’)
geboren te [geboorteplaats] .
2.6.
De draagmoeder is van rechtswege met het ouderlijk gezag belast.
2.7.
[minderjarige] verblijft sinds zijn geboorte bij de wensouders en wordt door hen verzorgd en opgevoed.
2.8.
De verzoekers, draagmoeder en de minderjarige hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De verzoekers verzoeken de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • [verzoeker 1] te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] ;
  • de adoptie uit te spreken door [verzoeker 2] van [minderjarige] ;
  • te verstaan dat de familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en [verzoeker 1] in stand blijft;
  • te verstaan dat de wensouders na de adoptie gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitoefenen.

4.De beoordeling

Relatieve bevoegdheid
4.1.
Op grond van artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: ‘Rv’) is in zaken betreffende minderjarigen bevoegd de rechter van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijke verblijf van de minderjarige. Op grond van artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de minderjarige de woonplaats van degene die belast is met het gezag. Aangezien de draagmoeder woonachtig is in Oisterwijk, is de rechtbank Amsterdam in beginsel onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Omdat verzoekers kiezen voor de rechtsmacht van de rechtbank Amsterdam en wensen dat de zaak niet wordt verwezen naar de bevoegde rechtbank, acht de rechtbank zich bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
Gezag
4.2.
Het verzoek strekt ertoe het gezag van de draagmoeder over [minderjarige] te beëindigen en [verzoeker 1] te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
4.3.
Verzoekers leggen aan hun verzoek ten grondslag dat het in het belang van [minderjarige] is dat het gezag van de draagmoeder wordt beëindigd en [verzoeker 1] (in eerste instantie) met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] wordt belast.
4.4.
De draagmoeder voert geen verweer tegen het verzoek, hetgeen uit de overgelegde instemmingsverklaring en het verhandelde ter zitting blijkt.
4.5.
De Raad adviseert om het verzoek met betrekking tot het gezag toe te wijzen. De Raad acht dat in het belang van [minderjarige] omdat de draagmoeder nooit de intentie heeft gehad om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen. [minderjarige] is 100% verwant aan de verzoekers die hem sinds zijn geboorte verzorgen. De draagmoeder heeft het traject doorlopen met als doel [minderjarige] bij de verzoekers te laten opgroeien en heeft aan de Raad aangegeven in te stemmen met de verzochte gezagswijziging.
4.6.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253c, lid 3, BW kan het onderhavige verzoek om [verzoeker 1] alleen met het gezag te belasten alleen worden toegewezen, indien de rechtbank dit in het belang van het kind wenselijk acht. De rechtbank acht het op grond van de stukken, en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling hierover naar voren is gebracht, in het bijzonder van het standpunt van de Raad hierover, in het belang van [minderjarige] dat [verzoeker 1] met het gezag over [minderjarige] wordt belast. Daarom zal de rechtbank het verzoek toewijzen zoals verzocht.
Adoptie
6.4.
Het betreft een adoptieverzoek hier te lande. De artikelen 1:227, 228 en 230 BW zijn op dit verzoek van toepassing.
4.7.
Volgens het bepaalde in artikel 1:228, eerste lid onder f, BW dienen verzoekers de minderjarige gedurende ten minste één jaar te hebben verzorgd en opgevoed tot het moment van de indiening van het op 20 oktober 2021 ingekomen onderhavige verzoek. Het verzoekschrift is voor de geboorte van de minderjarige ingediend, waardoor verzoekers hem op dat moment nog niet hadden verzorgd, laat staan voor een jaar. De verzoekers voeren aan dat hoewel [minderjarige] uit de draagmoeder is geboren, hij feitelijk binnen hun relatie is geboren. De verzoekers stellen dat tussen [verzoeker 2] en [minderjarige] op grond van hun genetische band, de intenties en de contacten met de zwangere draagmoeder family life bestaat zoals neergelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Volgens [verzoeker 2] is haar positie vergelijkbaar met die van een adoptant als bedoeld in artikel 1:228 lid 3 BW, waarvoor geen verzorgingstermijn van een jaar geldt. Zij stelt dat dit onderscheid strijd oplevert met het non-discriminatiebeginsel van artikel 14 EVRM.
4.8.
De draagmoeder heeft aan de Raad aangegeven dat zij en haar partner nog steeds achter de gemaakte keuze staan.
4.9.
Uit de instemmingsverklaring van de draagmoeder blijkt dat zij geen verweer voert tegen het verzoek.
4.10.
De Raad adviseert positief ten aanzien van de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] . De Raad is van mening dat het in het belang van [minderjarige] is dat zijn genetische moeder, die hem vanaf zijn geboorte verzorgt en opvoedt, formeel ook alle juridische rechten en plichten krijgt.
6.6.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat het beroep op artikel 8 EVRM in dit geval doel treft. De rechtbank overweegt daartoe nader het volgende. De in artikel 1:228 lid 1 onder f BW gestelde termijn is naar het oordeel van de rechtbank met name bedoeld om in het belang van de te adopteren minderjarige de bestendigheid van de verzorging en opvoeding van de minderjarige door de adoptiefouders te toetsen. In deze zaak is echter naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bijzondere situatie, waarbij de wettelijke vereiste verzorgingstermijn geen redelijk doel meer dient. De rechtbank ziet daarom in dit specifieke geval en onder deze bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet in waarom het verstrijken van de termijn van een jaar nog zou moeten worden afgewacht.
6.7.
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat aan het gestelde in de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan. Tevens staat vast en is voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien dat [minderjarige] , hoewel er sprake is van een hechte band tussen de wensouders en de draagmoeder, niets meer van de draagmoeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, zoals ook tussen hen is afgesproken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verzochte adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] is en zal het verzoek toewijzen.
6.8.
Nu het verzoekschrift tot adoptie is ingediend vóór de geboorte van [minderjarige] , acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] om, analoog aan het bepaalde in artikel 1:1230, lid 2, BW, te bepalen dat de adoptie terug zal werken tot het tijdstip van de geboorte, te weten [geboortedatum] 2022.
Familierechtelijke betrekking
4.11.
Verzoekers hebben verzocht te bepalen dat de familierechtelijke band tussen [minderjarige] en [verzoeker 1] in stand blijft.
4.12.
De rechtbank merkt hierover op dat op grond van artikel 1:229 lid 3 BW de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn ouder en diens bloedverwanten blijft bestaan, indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van die ouder de minderjarige adopteert, zoals dat hier het geval is.
Gezag na de adoptie
4.13.
Ten aanzien van het verzoek tot gezamenlijke uitoefening van het gezag door verzoekers over [minderjarige] na het uitspreken van de adoptie overweegt de rechtbank het volgende.
4.14.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de wet dat op het moment dat de adoptie door verzoeker [verzoeker 2] van de minderjarige in kracht van gewijsde is gegaan, de wensouders van rechtswege het gezamenlijk ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefenen, zodat dit verzoek niet kan worden toegewezen. Voor de duidelijkheid zal de rechtbank een en ander wel verstaan in het dictum.
4.15.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt het ouderlijk gezag van [de draagmoeder] en belast [verzoeker 1] voortaan met de uitoefening van het gezag over:
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2022,
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
- spreekt uit de adoptie door [verzoeker 2] van de minderjarige:
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2022;
- bepaalt dat de adoptie terug zal werken tot het tijdstip van de geboorte van de minderjarige, te weten tot [geboortedatum] 2022;
- verstaat dat de familierechtelijke betrekking met verzoeker [verzoeker 1] in stand blijft;
- verstaat dat verzoekers gezamenlijk het gezag met betrekking tot voornoemde minderjarige zullen uitoefenen;
- verklaart deze beschikking met betrekking tot het gezag uitvoerbaar bij voorraad en gelast inschrijving hiervan in het gezagsregister door de griffier;
- gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand te [geboorteplaats] een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. E. Dinjens, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.H. van de Kar, griffier, op 25 oktober 2022, en schriftelijk vastgelegd op 8 november 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).