In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen. Eiser, wonende te Utrecht, had op 26 augustus 2021 een naheffingsaanslag ontvangen omdat zijn auto zonder betaald parkeergeld was geparkeerd. Na een uitspraak op bezwaar van 8 februari 2022, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft eiser beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 6 september 2022 hebben beide partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft zich in deze zaak geconcentreerd op de vraag of de hoorplicht is geschonden. De heffingsambtenaar stelde dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en dat hij daarom van het horen kon afzien, zoals toegestaan onder artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en dat eiser herhaaldelijk had aangegeven gehoord te willen worden. De rechtbank concludeerde dat de hoorplicht was geschonden, wat een wezenlijke impact heeft op de bezwaarprocedure.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar opgedragen eiser alsnog te horen en een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen. Tevens is bepaald dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden en dat de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 759,-, door de heffingsambtenaar moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.