ECLI:NL:RBAMS:2022:6333

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
13-032125-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 oktober 2021 in Uithoorn een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft een fietsster aangereden terwijl hij linksaf sloeg op een kruising, ondanks dat het verkeerslicht voor hem op rood stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij de fietsster, waaronder een gebroken pols en neus, en een zware hersenschudding. De verdachte heeft na het ongeval de plaats van het ongeval verlaten zonder hulp te bieden aan het slachtoffer.

Tijdens de zitting heeft de officier van justitie de schuld van de verdachte benadrukt, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs voor roekeloos gedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de verkeersregels heeft overtreden, maar ook niet heeft opgelet op het voor hem gelegen verkeer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en hem een taakstraf van 200 uur opgelegd, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de auto van de verdachte afgewezen, ondanks de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13-032125-22
Datum uitspraak: 3 november 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie, mr. C.R. Zetsma, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.W.P. Beijen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat:
hij op 4 oktober 2021 te Uithoorn als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een fietsster, te weten [slachtoffer] , (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht. Verdachte is onder invloed van alcohol, rijdende over een rijstrook voor recht doorgaand verkeer, linksaf geslagen op een kruising, waarna hij tegen [slachtoffer] is aangereden. Subsidiair is aan hem ten laste gelegd dat hij zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg is veroorzaakt;
het besturen van voornoemde auto na gebruik van alcohol;
het verlaten van de plaats van het ongeval.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verdachte heeft onder invloed van alcohol een verkeersongeval veroorzaakt op de kruising van de [locatie 1] met de [locatie 2] . Hij is na de aanrijding doorgereden. Door dit zeer onvoorzichtige, onoplettende en onachtzame rijgedrag heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waardoor zij tot op de dag van vandaag gehinderd is in het dagelijkse leven.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit, onder verwijzing naar zijn pleitnotities, dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte zich als bestuurder van zijn personenauto roekeloos heeft gedragen. Daarnaast kan, gelet op de beschikbare medische gegevens, niet worden bewezen dat sprake is van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel het toebrengen van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering van de normale bezigheden is ontstaan. Weliswaar heeft het slachtoffer daarover ter terechtzitting verklaard, maar die verklaring vindt geen steun in medische gegevens in het dossier.
De raadsman heeft subsidiair naar voren gebracht dat ten aanzien van de mate van schuld hooguit kan worden bewezen dat sprake is geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op 4 oktober 2021 heeft op de kruising van de [locatie 1] met de [locatie 2] een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een personenauto en een fietsster waren betrokken. Verdachte was de bestuurder van de personenauto. Hij reed, onder invloed van alcohol, op de middelste rijstrook van de [locatie 1] in de richting van de [locatie 3] . Het slachtoffer, [slachtoffer] , was de bestuurster van de fiets. Zij reed over het vrij liggende fiets-bromfietspad van de [locatie 1] in de richting van de [locatie 3] .
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 4 oktober 2021 een rotdag had. Hij had drie bier gedronken en hij is wat later ‘doelloos’ wat gaan rijden om zijn hoofd leeg te maken. Verdachte reed naar de bewuste kruising in Uithoorn. Hij ging ervan uit dat het een driesprong kruising was met twee rijstroken voor het links afslaande verkeer. Verdachte reed op de middelste rijstrook. Hij was in de veronderstelling dat hij op de rijstrook reed, de voorsorteerstrook, die bestemd was voor recht doorgaand en links afslaand verkeer. Hij heeft alleen gekeken naar het verkeerslicht op de middelste rijstrook. Hij is, in zijn beleving, met het verkeer ‘mee’ gereden linksaf. Verdachte heeft de fietsster niet gezien. Hij voelde wel dat hij iets of iemand raakte, maar in paniek is hij doorgereden. Thuis heeft hij de komst van de politie afgewacht.
De rijbaan van de [locatie 1] bestond ter plaatse uit drie rijstroken. De linkerrijstrook was bestemd voor het links afslaande verkeer in de richting van de [locatie 4] , de [locatie 2] . De rechterrijstrook was bestemd voor het rechts afslaande verkeer en de middelste rijstrook was bestemd voor het rechtdoorgaande verkeer in de richting van de [locatie 3] . Het verkeer op dit kruispunt, te weten het fiets-bromfietspad en de drie rijstroken op de [locatie 1] , werd geregeld door middel van 3-kleurige verkeerslichten. De verkeerslichten op het fiets-bromfietspad en de middelste rijstrook van de [locatie 1] konden niet gelijktijdig groen licht uitstralen met het verkeerslicht van de linkerrijstrook. Anders gezegd: rechtdoor en linksaf konden niet tegelijk groen licht hebben.
Op genoemde kruising stonden de verdachte en de fietsster te wachten voor een rood uitstralend verkeerslicht. Vóór de verdachte stonden meerdere auto’s te wachten op de rijstrook voor het rechtdoorgaande verkeer. Het verkeer op de rijstrook voor het links afslaande verkeer stond ook te wachten voor een rood verkeerslicht, een verkeerslicht met rode pijl naar links (foto 8 [1] ).
Nadat de verkeerslichten voor het recht doorgaande verkeer op groen sprongen vervolgden de verdachte en de fietsster hun weg. De fietsster stak de kruising over in de richting van de [locatie 3] . De verdachte reed op de rijstrook voor het rechtdoorgaande verkeer naar de kruising. Daar aangekomen volgde hij niet de aangegeven rijrichting, maar is hij linksaf geslagen. Het verkeerslicht voor links afslaand verkeer (het stoplicht met de pijl naar links) straalde op dat moment nog rood licht uit. Verdachte reed daarbij over de dubbele doorgetrokken streep van de middelste naar de linker rijstrook is vervolgens over het kruisingsvlak in de richting van de [locatie 4] gereden.
Verdachte heeft de overstekende fietsster op de kruising niet gezien. Hij is tegen de fietsster aangereden. Als gevolg hiervan raakte de fietsster gewond. Verdachte heeft na dit ongeval de plaats van het ongeval verlaten.
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan een ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij om - minst genomen - aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan. Daarbij geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank is van oordeel dat het verkeersongeval aan verdachtes schuld te wijten is, omdat hij aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam is geweest. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. De verdachte is op genoemde kruising vanaf de middelste rijstrook van de kruising van de [locatie 1] met de [locatie 2] naar links afgeslagen, terwijl het hem daar alleen was toegestaan om rechtdoor te rijden.. Uit de omstandigheid dat de verdachte de voorsorteer rijstrook voor het rechtdoorgaande verkeer is opgereden, hij de belijning op het wegdek, het rood uitstralende verkeerslicht op de linker rijstrook en vervolgens de overstekende fietsster niet heeft gezien, leidt de rechtbank af dat de verdachte niet op het vóór hem gelegen weggedeelte van de rijbaan heeft gelet. Verdachte heeft [slachtoffer] aangereden en is vervolgens doorgereden zonder te stoppen om te kijken of zij hulp nodig had.
De rechtbank is dit alles afwegende van oordeel dat het aan de schuld van verdachte is te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het toegebracht letsel bij de fietsster als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht kan onder zwaar lichamelijk letsel onder meer worden begrepen: ‘ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden’. Buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel ook als zwaar worden beschouwd, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Factoren die van belang zijn voor het oordeel of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zijn de aard en de ernst van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het (ontbreken van) uitzicht op (volledig) herstel.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel, omdat blijkens de medische gegevens van het Amsterdam UMC geen sprake is geweest van een medisch ingrijpen en/of een (zware) hersenschudding en dat er informatie ontbreekt over het vooruitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer naar het ziekenhuis is gebracht. Zij heeft op 28 oktober 2021 verklaard dat in het ziekenhuis is vastgesteld dat zij een gecompliceerde polsbreuk, een gebroken neus en een zware hersenschudding had. Zij is de dag na het ongeval aan haar pols geopereerd en heeft tot 6 oktober 2021 in het ziekenhuis gelegen. Door de arts werd ingeschat dat het herstel van de pols wel een jaar kon duren. Uit de geneeskundige verklaringen van de Radioloog en arts-assistent Radiologie van het Amsterdam UMC van 4 en 5 oktober 2021 is gebleken dat het slachtoffer inderdaad een gebroken pols had. Uit de geneeskundige verklaring van 4 oktober 2021 van de arts-assistent Radiologie is gebleken dat zij een neusfractuur had. Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer, die in het kader van het spreekrecht op de zitting is voorgelezen, blijkt (ook) dat zij is geopereerd in het ziekenhuis. Mevrouw [slachtoffer] is tijdens de herstelperiode op een bed in de woonkamer verzorgd door haar man, kinderen en zus en zij heeft haar woning alleen verlaten voor afspraken in onder meer het ziekenhuis en bij de fysiotherapeut. Sinds het ongeval heeft zij haar werk als kapster niet meer kunnen uitvoeren, omdat in haar pols een plaat met schroeven is zit. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het letsel van het slachtoffer valt aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1 primair
op 4 oktober 2021 te Uithoorn als verkeersdeelnemer, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de [locatie 1] / [locatie 2] ( [locatie 4] ), zich zodanig, te weten aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols en gebroken neus(brug) en zware hersenschudding, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de [locatie 1] , komende uit de richting van de [locatie 5] , en gaande in de richting van de [locatie 3] ,
- terwijl het donker was,
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte is gekomen bij de kruising van de [locatie 1] met de [locatie 2] ( [locatie 4] ),
verdachte is bij voornoemde kruising, rijdende op de [locatie 1] , over de rijkstrook enkel bestemd voor rechtdoorgaand verkeer, in strijd met artikel 62 en 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, linksaf geslagen in de richting van de [locatie 6] en heeft aldus verkeerd voorgesorteerd en niet gevolg gegeven aan de verplichting om op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop hij zich bevindt,
verdachte is daarbij niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en voor het in zijn richting geldend rood uitstralend verkeerslicht voor verkeer linksaf,
verdachte heeft zich bij het afslaan en oversteken van voornoemd kruisingsvlak niet vergewist en is zich niet blijven vergewissen dat de weg en/of voornoemd kruisingsvlak vrij was van enig kruisend en/of overstekend verkeer, en verdachte heeft niet zijn aandacht gericht en gericht gehouden op het voor hem, verdachte, dichtbijgelegen weggedeelte van die weg,
verdachte heeft daarbij niet afgeremd voor voornoemde [slachtoffer] , verdachte is vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] , aangereden,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
op 4 oktober 2021 te Uithoorn als bestuurder van een motorrijtuig, namelijk als bestuurder van een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 335 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Uithoorn, op/aan de [locatie 1] / [locatie 2] ( [locatie 4] ), op 4 oktober 2021, de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [slachtoffer] , letsel en schade was toegebracht.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat hij de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen. Daarnaast dient aan verdachte voor feit 1 primair en 2 een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 18 maanden te worden opgelegd en voor feit 3 een rijontzegging van 6 maanden.
De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de niet inbeslaggenomen auto van verdachte, te weten een Opel Astra voorzien van kenteken [kenteken] , dient te worden verbeurd verklaard. Verdachte heeft onder invloed van alcohol in zijn auto gereden en dat kan, zoals is gebleken, de rijvaardigheid negatief beïnvloeden. In het verkeer moet je als bestuurder van een auto verantwoorde keuzes maken. Doordat de verdachte onder invloed van alcohol in zijn auto heeft gereden is deze auto vatbaar voor verbeurdverklaring.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte de feiten heeft bekend. Verdachte heeft ten overstaan van het slachtoffer en haar gezin/familie zijn oprechte spijt betuigd en inzicht gegeven in het verwijtbare van zijn handelen. Hij heeft het slachtoffer uitgenodigd om deel te nemen aan het traject Perspectief Herstelbemiddeling. Verdachte heeft één op één gesprekken met een therapeut over zijn depressieve gevoelens. Een verbeurdverklaring van zijn auto is een onevenredige sanctie gelet op zijn draagkracht. Verdachte is met twee vennoten een IT-bedrijf opgestart en heeft geen inkomen. De vrouw van verdachte werkt en zorgt voor het inkomen. Verdachte heeft zijn auto nodig voor zijn werk. De raadsman verzoekt de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straffen laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig verkeersmisdrijf, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Daarnaast heeft verdachte na het verkeersongeval de plaats van het ongeval verlaten. Verdachte heeft daarmee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en zich niet bekommerd om het slachtoffer. Ook heeft verdachte met zijn rijgedrag de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Het slachtoffer heeft als gevolg van dit ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Als verdachte geen alcohol had gedronken en beter had opgelet dan had het ongeval waarschijnlijk niet plaatsgevonden
Het slachtoffer heeft ter zitting het spreekrecht uitgeoefend door haar dochter een verklaring te laten voorlezen. Zij heeft daarin op een invoelbare wijze naar voren gebracht welke gevolgen het ongeval voor haar leven heeft en hoe zij het heeft ervaren dat de verdachte tot de zitting van heeft nagelaten om zijn spijt te betuigen. Het gezinsleven en de vitaliteit van het slachtoffer zijn na het ongeval totaal veranderd. Mevrouw [slachtoffer] heeft moeite met onthouden, last van geluiden en prikkels in haar omgeving en zij kan niet meer werken.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, een slachtoffer met zwaar lichamelijk letsel en een alcoholpromillage bij de veroorzaker van het ongeval van minder dan 570 microgram, wordt volgens deze oriëntatiepunten als uitgangspunt gehanteerd een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden. Daarnaast heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet recent is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door deze door de verdachte en zijn raadsman naar voren zijn gebracht. Verdachte heeft spijt betuigd voor zijn gedrag in het verkeer en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer.
Gelet op de mate van schuld van feit 1 primair en feit 3, de ernst van de verweten gedragingen en de gevolgen daarvan, acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van 200 uur in combinatie met een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden passen en geboden.
De rechtbank ziet geen reden om de (niet inbeslaggenomen) auto van de verdachte verbeurd te verklaren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:

1 primair en 2

Eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (335 microgram).
3
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Voor de feiten 1 primair, 2 en 3:
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
100 dagen.
Voor de feiten 1 primair en 2:
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
18 maanden.
Voor feit 3:
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. E.G.C. Groenendaal en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2022.
Bijlage
[... 2]

[... 2]

[... 2]

Voetnoten

1.Proces-verbaal Onderzoek plaats ongeval, p. 12 van 47.