ECLI:NL:RBAMS:2022:6310

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
C/13/720872 / KG RK 22-1103 AB/MB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot overdracht van aandelen door Russische schuldeiser in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 november 2022 een verzoek van de Russische vennootschap KTZ LLC afgewezen. KTZ had verzocht om verlof voor de onderhandse verkoop van aandelen in de vennootschap Machinery & Industrial Group aan KTZ of een derde partij voor een symbolisch bedrag van 1 euro. Dit verzoek volgde op een complexe juridische situatie waarin KTZ de vorderingsrechten op de debiteur had overgenomen van de Russische bank Vnesheconombank, die op de EU-sanctielijst staat. De voorzieningenrechter oordeelde dat KTZ geen gerechtvaardigd belang had bij de overdracht van de aandelen, aangezien deze aandelen als waardeloos werden beschouwd en de overdracht mogelijk in strijd zou zijn met de EU-sancties. De rechter wees erop dat de vordering van KTZ in de honderden miljoenen euro's liep, terwijl de overdracht van de aandelen financieel niets zou opleveren en alleen kosten met zich mee zou brengen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende duidelijkheid was over het werkelijke belang van KTZ bij de overdracht en dat de gevolgen van de overdracht, gezien het sanctiebeleid, moeilijk te overzien waren. Daarom werd het verzoek afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rekestnummer: C/13/720872 / KG RK 22-1103 AB/MB
Beschikking van de voorzieningenrechter van 2 november 2022
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
KTZ LLC,
gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
verzoekster,
advocaat mr. P.C. Rijken te 's-Gravenhage,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
BRENDORA LIMITED,
gevestigd te Nicosia, Cyprus,
verweerster,
advocaat mr. D. Korzec te 's-Gravenhage.

1.De procedure

Verzoekster, hierna KTZ, heeft op 28 juli 2022 een verzoekschrift met producties ingediend op de voet van artikel 3:251 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Het verzoek is mondeling behandeld op 20 oktober 2022.
Daar zijn verschenen mr. Rijken namens KTZ en mr. Korzec namens Brendora.
Machinery & Industrial Group N.V., belanghebbende, is, hoewel opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
KTZ heeft de volgende feiten gesteld, die verweerster niet heeft weersproken en waarvan dus in deze zaak wordt uitgegaan.
2.2.
Bij overeenkomst van 2 november 2010 heeft de Russische bank State Development Corporation VEB.RF (hierna de Bank) een kredietfaciliteit met een limiet van RUB 15.000.000.000 – rond de 175 miljoen Euro – verstrekt aan de Russische vennootschap LLC “Corporate Management Company” Concern “Tractor Plants” (hierna: de debiteur). Tot 2018 heette de Bank State Corporation “Bank for Development and Foreign Economic Affairs, Vnesheconombank.
2.3.
Brendora is een van de groepsvennootschappen van de debiteur en enig aandeelhouder van Machinery & Industrial Group.
2.4.
Op 7 april 2016 hebben de Bank en Brendora een verpandings-overeenkomst, “Deed of sale and transfer and pledge of shares” gesloten, waarbij Brendora tot zekerheid van nakoming van de verplichtingen door de debiteur, haar aandelen in Machinery & Industrial Group aan de Bank verpandde.
2.5.
De debiteur heeft de kredietfaciliteit volledig gebruikt en diende deze volgens artikel 4.1 van de Leningsovereenkomst vóór 2 november 2017 te hebben terugbetaald.
2.6.
In augustus 2016 heeft de Bank de debiteur meegedeeld dat deze de verplichtingen uit de Leningsovereenkomst niet is nagekomen en dat de openstaande schuld daarom direct opeisbaar was.
2.7.
Op 27 november 2017 heeft een Russische rechtbank de debiteur in staat van faillissement verklaard.
2.8.
Op 12 oktober 2018 heeft KTZ een overeenkomst met de Bank gesloten, op grond waarvan zij de vorderingsrechten op de debiteur van de Bank heeft overgenomen.
2.9.
Bij uitspraak van het Moskouse Arbitrage Gerecht van 14 november 2018 is de schuld van de debiteur aan de Bank onder de leningsovereenkomst bepaald op RUB 26.400.029.082,77 (RUB 15.000.000.000 vermeerderd met rente). In een latere uitspraak is de Bank formeel vervangen door KTZ.
2.10.
Op 13 juni 2019 hebben de Bank, KTZ en Brendora een overeenkomst van cessie gesloten, de “Security transfer agreement”, waarbij de gehele rechtsverhouding tussen de Bank en Brendora werd overgedragen aan KTZ.
2.11.
Volgens een rapport van 31 maart 2022, van Althaus Consulting LLC, een Russisch accountants- en adviesbureau, hebben de aandelen in Machinery & Industrial Group geen of nauwelijks waarde.

3.Het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het krijgen van verlof voor de onderhandse verkoop van de aandelen in Machinery & Industrial Group aan KTZ, dan wel aan een derde, voor een bedrag van € 1,- , althans voor een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, met veroordeling van Brendora in de proceskosten. Brendora heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter.

4.De beoordeling

4.1.
KTZ is door middel van cessie pandhouder geworden op de aandelen waar dit verzoekschrift op ziet. De aanvankelijke pandhouder was Vnesheconombank, die tot 2018 zo heette. Naar ambtshalve bekend staat een Russische bank met die naam inmiddels op de sanctielijst ingevolge de EU Verordening 833/2014. Dat is dan kennelijk vóór de naamsverandering gebeurd.
4.2.
Volgens KTZ zijn de te verkopen aandelen zo goed als waardeloos, aangezien in Machinery & Industrial Group geen enkele activiteit meer wordt ontplooid. Er zijn geen werknemers en er is geen fabriek. Gevraagd wat dan het belang is van de overdracht, heeft KTZ meegedeeld dat zij graag de controle houdt over de afwikkeling van de te liquideren vennootschap. In het verzoekschrift is het belang van KTZ bij de overdracht van de aandelen als volgt omschreven:
“[dat zij]
na onderhandse verkrijging van deze Aandelen deze onderdeel kan maken van verdere uitwinning van de overige vermogensbestanddelen van de Debiteur, wat de kans op een succesvolle uitwinning aanzienlijk zal vergroten.” Nu de debiteur in staat van faillissement verkeert, is niet duidelijk wat daarmee wordt bedoeld en een nadere toelichting is niet gegeven.
4.3.
Het komt erop neer dat KTZ aandelen in een Nederlandse rechtspersoon wil verkrijgen die geen enkele waarde zouden vertegenwoordigen, met als enig doel om die rechtspersoon op correcte wijze administratief ‘af te wikkelen’, terwijl dat financieel of anderszins niets zou opleveren, integendeel, slechts kosten met zich brengt. Dit terwijl de vordering van (de rechtsvoorgangster van) KTZ in de honderden miljoenen liep. Een wonderlijk verhaal, dat slechts vragen oproept over het werkelijke belang.
4.4.
Het valt kortom niet vast te stellen of KTZ bij de overdracht van de aandelen een gerechtvaardigd belang heeft, terwijl de gevolgen van een dergelijke overdracht, mede in het licht van het huidige sanctiebeleid, moeilijk te overzien zijn.
Daar komt bij dat banden tussen KTZ en de op de sanctielijst geplaatste Vnesheconombank niet uit te sluiten zijn en gewaakt moet worden tegen een mogelijke schending van de EU sanctieverordening.
4.5.
Ofschoon Brendora zich niet tegen toewijzing heeft verzet, leidt het voorgaande tot afwijzing van het verzoek. Er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MB