Beoordeling
11. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van Marsare c.q. [verweerder] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
12. Marsare heeft vooruitlopend op de ontbinding van de huurovereenkomst ontruiming van het gehuurde gevorderd. Bij de beoordeling van de vraag of een ontruiming in kort geding moet worden toegewezen, past terughoudendheid, gelet op het grote belang van de huurder bij het behoud van de bedrijfsruimte en de verstrekkende onomkeerbare gevolgen van een ontruiming.
13. De kantonrechter plaatst ernstige vraagtekens bij de spoedeisendheid van de vordering. De directe aanleiding voor het instellen van de vordering is de aankondiging van de dwangsom door de gemeente wegens de vermeende prostitutieactiviteiten. Of de dwangsom daadwerkelijk betaald moet worden staat niet vast: ter zitting heeft Marsare gesteld dat zij een zienswijze heeft ingediend bij de gemeente en daarnaast staat voldoende vast dat de activiteiten op dit moment niet meer gaande zijn. De kans is dan ook aanzienlijk dat de gemeente de dwangsom niet zal opleggen, omdat aan de last is voldaan. Ter zitting heeft de advocaat van Marsare toegevoegd dat Marsare ook een financieel belang heeft bij haar vordering, maar een dergelijk belang is op zichzelf in het kader van een kort geding onvoldoende om spoedeisendheid aan te nemen.
14. Beslissend is de vraag of sprake is van voldoende ernstige tekortkomingen, die op zichzelf of in onderlinge samenhang ontbinding (en daarop vooruitlopend ontruiming) rechtvaardigen.
15. Dat sprake is geweest van seksuele dienstverlening vanuit het gehuurde, is niet in geschil. De kantonrechter is met Marsare van oordeel dat [verweerder] in beginsel verantwoordelijk is voor wat er in het gehuurde woning plaatsvindt, zelfs als dat buiten zijn medeweten of aanwezigheid heeft plaatsgevonden . Er is dus sprake van een tekortkoming. De vraag is echter, gelet op de duur van de tekortkoming – 8 dagen – of de bodemrechter zal oordelen dat deze tekortkoming van voldoende ernst is om ontbinding te rechtvaardigen.
16. Voor wat betreft de exploitatie van [bovenste etage] : het lijkt erop dat er diverse bestemmingen waren. [verweerder] heeft voldoende onderbouwd dat Marsare op de hoogte was van het feit dat er eerst short stay-verhuur heeft plaatsgevonden (met name omdat Marsare die vergunning klaarblijkelijk zelf heeft aangevraagd) en dat er vervolgens een hotel werd geëxploiteerd. Daarnaast is ter zitting gebleken dat Marsare zelf niet bekend was met het verschil tussen short stay en bed & breakfast-verhuur en in de veronderstelling verkeerde dat deze twee vormen op hetzelfde neerkomen. Marsare heeft tijdens de jarenlange exploitatie niet aan de bel getrokken en wist kennelijk zelf niet welke vergunning precies benodigd was. Daarom kan nu niet geoordeeld worden dat [verweerder] op dit punt tekort is geschoten.
17. Marsare heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat [verweerder] na afloop van de short stay-vergunning door is gegaan met verhuur van [bovenste etage] . [verweerder] heeft deze stelling ter zitting voldoende gemotiveerd betwist: het was coronatijd en er waren geen toeristen om aan te verhuren. Deze stelling behoeft meer onderzoek, waarvoor een kort geding geen mogelijkheid biedt.
18. Ten slotte stelt Marsare dat [verweerder] [bovenste etage] heeft onderverhuurd aan diverse personen zonder voorafgaande toestemming van Marsare. Zij verwijst hiertoe naar het verslag van het Team Prostitutie bijgevoegd bij de brief van 15 augustus 2022, waaruit blijkt een omwonende dit heeft verklaard. Naar het oordeel van de kantonrechter is deze enkele verklaring onvoldoende onderbouwing en behoeft de stelling dat sprake is (geweest) van verboden onderhuur nader onderzoek, waarvoor in kort geding geen ruimte is.
19. Concluderend zijn deze tekortkomingen noch afzonderlijk, noch tezamen voldoende om in kort geding tot de slotsom te komen dat zij voldoende ernstig zijn om nu al een ontruiming te rechtvaardigen. De vordering tot ontruiming wordt afgewezen.
Nakoming huurovereenkomst
20. Marsare vordert dat [verweerder] het gehuurde gaat gebruiken conform de bestemming (bed & breakfast) en het gehuurde zelf gaat bewonen. Toen partijen de huurovereenkomst aangingen hebben partijen afspraken gemaakt die op dit moment niet meer realiseerbaar zijn. Voor bed & breakfast-verhuur gold voorheen enkel een meldplicht, maar tegenwoordig is hier een vergunning voor nodig. Er is een aanzienlijke kans dat de gemeente deze nu niet zal afgeven, omdat er een afwijkende WOZ-bestemming op het gehuurde zit. Kennelijk kan het privaatrechtelijke contract niet worden uitgevoerd omdat het op onderdelen strijdt met publiekrechtelijke regels. Marsare kan op dit punt geen nakoming van de huurovereenkomst vorderen omdat er publiekrechtelijke hobbels genomen moeten worden. Partijen zullen eerst met elkaar in overleg moeten treden.
21. De gevorderde nakoming van de overige contractuele verplichtingen deelt hetzelfde lot. Partijen dienen eerst met elkaar in overleg te treden over de vraag hoe de feitelijke situatie dient te worden aangepast aan de bestemming. Omdat de uitkomst van dat overleg nog onzeker is, kan aan toewijzing van deze vorderingen tot nakoming in kort geding niet worden toegekomen.
21. Marsare vordert tevens dat [verweerder] op grond van goed huurderschap dient te voorkomen dat illegale prostitutie plaatsvindt in het gehuurde. Zij heeft haar belangen voldoende toegelicht, zodat deze vordering toewijsbaar is, op straffe van een dwangsom als hierna te melden.
Contractuele boete
23. Ten aanzien van de boete geldt dat in kort geding terughoudendheid moet worden betracht bij toewijzing van geldvorderingen. Bovendien is niet voldoende vast komen te staan dat sprake is geweest van verboden onderhuur, zodat deze vordering wordt afgewezen.
In reconventie
24. [verweerder] vordert dat Marsare een verzoek tot wijziging van bestemming indient bij de gemeente. Ter zitting is gebleken dat hier haken en ogen aan zitten: er zit een afwijkende WOZ-bestemming op het gehuurde die eerst moet worden aangepast. Over de haalbaarheid van een dergelijk verzoek bij de gemeente is niets bekend en dus kan Marsare in kort geding hiertoe niet worden veroordeeld. Deze vordering wordt afgewezen.
25. Uit de overgelegde e-mails volgt dat Marsare niet onwelwillend is om de gebreken te herstellen. De vraag is allereerst of [verweerder] de gebreken telkens op de juiste wijze heeft aangezegd. Voor toewijzing van herstel van gebreken in kort geding is verder van belang of de vordering voldoende bepaalbaar is. [verweerder] heeft het bestaan van de gebreken slechts summier onderbouwd. Ter zitting zijn weliswaar foto’s besproken zijn, maar deze zijn niet overgelegd. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat deze gebreken, los van de kwestie van de aanzegging, nog niet voldoende zijn komen vast te staan. De vordering wordt afgewezen.
Meewerken aan koopovereenkomst
26. Tot slot vordert [verweerder] dat Marsare haar medewerking verleent aan het vastleggen van de koopovereenkomst ten aanzien van [bg] en [bovenste etage] . Volgens [verweerder] is sprake van aanbod en aanvaarding en is daarmee de koopovereenkomst tot stand gekomen. Echter, [verweerder] heeft een afwijkend aanbod gedaan. Marsare had voorgesteld dat zonder enig voorbehoud akkoord moest worden gegaan. Dat zonder voorbehoud moest worden ingestemd had zij al eerder in de e-mail van 31 mei 2021 gemeld. [verweerder] heeft vervolgens m.b.t. de staat van de fundering (zie ro. 1.11) nog een ontbindende voorwaarde willen afspreken. Dit betekent dat partijen nog geen overeenstemming hadden over alle essentialia van de koopovereenkomst, zodat deze niet tot stand is gekomen. De vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
27. Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren.