ECLI:NL:RBAMS:2022:6291

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
13/111987-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

Op 5 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 30 mei 2022 en betreft een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden, opgelegd door de Arrondissementsrechtbank Craiova. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er gronden waren om de overlevering te weigeren, met name in het licht van de detentieomstandigheden in Roemenië en de psychische zorg die de opgeëiste persoon nodig heeft.

Tijdens de zittingen op 20 juli en 21 september 2022 werd de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij het proces dat leidde tot het vonnis in eerste aanleg, en dat hij op de hoogte was van de strafvervolging. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en geconcludeerd dat de verstrekte garanties voldoende zijn om het risico van onmenselijke of vernederende behandeling te mitigeren. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman, die stelde dat de opgeëiste persoon niet adequaat psychisch behandeld zou worden in Roemenië, verworpen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering moet worden toegestaan. De beslissing is genomen op basis van de relevante artikelen van de Overleveringswet en het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Roemeense autoriteiten voor de feiten zoals vermeld in het EAB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/111987-22
RK nummer: 22/2945
Datum uitspraak: 5 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 maart 2022 door de Arrondissementsrechtbank Craiova (Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 2001,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit andere hoofde gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 20 juli 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 juli 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal en van de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd geschorst, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de door de rechtbank te bepalen onderdelen van het Pro Justitia-rapport betreffende de opgeëiste persoon – in het licht van de verstrekte detentiegarantie – aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Verlenging beslistermijn
De raadkamer van de rechtbank heeft de beslistermijn verlengd met telkens dertig dagen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met telkens dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 21 september 2022
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 21 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. M. Diependaal en van de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank Craiova van 12 november 2021 (nr. 2688) en een daarop volgend arrest van het Hof van Beroep Craiova van 15 maart 2022 (nr. 401).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De overlevering wordt verzocht op grond van het vonnis van 12 november 2021, welk vonnis definitief is geworden door het arrest van 15 maart 2022. De rechtbank concludeert dat op basis van de voorhanden zijnde informatie niet kan worden vastgesteld in welke procedure de strafzaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld en in welke procedure definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en de aan hem opgelegde straf (als bedoeld in het arrest HvJ EU 10 augustus 2017, ECLI:EU:C:2017:628 (
Tupikas)). De rechtbank gaat hieraan echter voorbij omdat, ongeacht welke procedure onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt, naar haar oordeel artikel 12 OLW in beide procedures niet aan overlevering in de weg staat. De rechtbank acht daarbij het volgende redengevend.
Het vonnis van de Arrondissementsrechtbank Craiova van 12 november 2021 (nr. 2688)
In het EAB, in samenhang gelezen met de aanvullende informatie van 7 juli 2022, staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis van 12 november 2021 heeft geleid. De weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 OLW is daarom op dit vonnis niet van toepassing.
Het arrest van het Hof van Beroep Craiova van 15 maart 2022 (nr. 401)
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het arrest van 15 maart 2022 heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren. De opgeëiste persoon is niet in de gelegenheid gesteld zijn verdedigingsrechten uit te oefenen. Het hoger beroep is ingesteld door de benadeelde partij en niet is gebleken dat de dagvaarding voor de behandeling in hoger beroep de opgeëiste persoon heeft bereikt. De verplichting om adreswijzigingen door te geven gold alleen gedurende de procedure in eerste aanleg. Van de opgeëiste persoon kon niet worden gevergd dat hij er rekening mee zou houden dat de benadeelde partij hoger beroep zou instellen, en dat hij om die reden nog adreswijzigingen zou doorgeven nadat de procedure in eerste aanleg was afgerond.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht af te zien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren. De opgeëiste persoon was op de hoogte van de strafvervolging in eerste aanleg. Hij was geïnstrueerd over de verplichting om adreswijzigingen door te geven. Hij had er rekening mee moeten houden dat er mogelijk hoger beroep zou worden ingesteld, en om die reden zijn adreswijzigingen moeten doorgeven. De omstandigheid dat het hoger beroep in dit geval door de benadeelde partij is ingesteld doet daar niet aan af.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank ziet aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. De opgeëiste persoon was in persoon aanwezig bij het proces dat tot het vonnis in eerste aanleg heeft geleid. Hij was dus op de hoogte van de strafrechtelijke vervolging. Tijdens de procedure in eerste aanleg heeft de opgeëiste persoon zich enige tijd laten bijstaan door een raadsman. Uit de aanvullende informatie van 7 juli 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon tijdens de procedure in eerste aanleg een adres heeft doorgegeven en dat hij is geïnformeerd over de verplichting om adreswijzigingen door te geven en over de consequenties wanneer hij dat zou nalaten.
De opgeëiste persoon had er dan ook rekening mee moeten houden dat er mogelijk hoger beroep zou worden ingesteld. In het verlengde daarvan had hij zijn adreswijziging moeten doorgeven aan de justitiële autoriteiten. Door dit na te laten is de opgeëiste persoon onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie, waardoor het risico daarvan ook voor zijn rekening behoort te komen. De omstandigheid dat het hoger beroep is ingesteld door de benadeelde partij doet daar niet aan af, nu de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij het proces in eerste aanleg en hij dus wist dat er sprake was van een benadeelde partij. Het toestaan van de overlevering levert onder deze omstandigheden geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

5.Strafbaarheid

5.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het eerstgenoemde feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
5.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het tweede feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
het in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere zaken al geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
Het meest recente rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: de CPT) van 14 april 2022 naar aanleiding van een bezoek aan penitentiaire inrichtingen in Roemenië van 10 tot 21 mei 2021 (CPT/Inf (2022)06), brengt geen verandering in het eerder door de rechtbank aangenomen algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling zoals hiervoor genoemd.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 12 juli 2022 ten behoeve van de opgeëiste persoon een detentiegarantie verstrekt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
With regard to the prospect of implementation of the measures included in the 'the Action Plan for the period 2020-2025 developed with a view to implementing the Rezmives and others v. Romania pilot judgment, as well as the judgments
rendered in the Bragadireanu v. Romania group of cases" and the number of inmates in the custody of the National Administration of Penitentiaries, as a result of the penal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees the assurance of a minimum personal space of 3 m2 during the entire term of the sentence, including the bed and furniture, without including the space for the sanitary group.
Bij brief van 12 augustus 2022 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit desgevraagd aanvullende informatie verstrekt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
After the prisoner has been detained in the penitentiary system, medical assistance is provided in compliance with the therapeutic standards established by practice guidelines in the respective specialty approved at national level by order of the Minister of Health and published in the Official Journal of Romania or, in their absence, with the standards recognized by the medical community of the respective specialty. In this respect, persons deprived of liberty benefit from clinical, paraclinical and laboratory investigations, carried out both by the public health network and by admissions in penitentiary-hospitals. They also benefit from the prescription of periodical treatment administered in accordance with the recommendations of specialist doctors.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon een reëel gevaar loopt dat zijn in artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrecht zal worden geschonden als hij wordt overgeleverd aan Roemenië. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman er ten eerste op gewezen dat in de gevangenis in Craiova, waar de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk zal worden geplaatst, een bezettingsgraad van 150% is geconstateerd. Ten tweede heeft de raadsman de rechtbank gewezen op de omstandigheid dat de opgeëiste persoon er psychisch slecht aan toe is. De opgeëiste persoon verblijft momenteel in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum. Daarnaast blijkt uit het Pro Justitiarapport betreffende de opgeëiste persoon, opgesteld in het kader van een recente Nederlandse strafzaak, dat hij door deskundigen volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard. De opgeëiste persoon heeft psychische zorg nodig, die hij in een Roemeense gevangenis waarschijnlijk niet of onvoldoende zal krijgen. De aanvullende informatie die de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 12 augustus 2022 heeft verstrekt neemt het gevaar voor de opgeëiste persoon niet weg, nu deze informatie slechts een algemene beschrijving van de zorgmogelijkheden betreft en niet een individuele garantie voor de opgeëiste persoon. De raadsman heeft de rechtbank verzocht geen gevolg te geven aan het EAB.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verstrekte garanties voldoende zijn om het gevaar voor schending van het in artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrecht weg te nemen. Bij brief van 12 juli 2022 is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon de beschikking tot voldoende celruimte krijgt. In de brief van 12 augustus 2022 zijn vervolgens de mogelijkheden om psychische zorg en behandeling te krijgen uiteengezet. Er bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat de opgeëiste persoon geen toegang en beschikking zal hebben en krijgen tot deze zorg. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er, gelet op de verstrekte garanties, geen reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen in Roemenië waar hij naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, te weten
Bucharest-Rahovaen vervolgens
Craiova-Pelendava, onderworpen zal worden aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Bij brief van 12 juli 2022 is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon beschikking zal hebben over een individuele celruimte van minimaal 3 m2, daarbij de sanitaire voorzieningen niet inbegrepen. De stelling van de raadsman omtrent de overbevolking ziet bovendien op de inrichting in Craiova en niet op die in Craoiva-Pelendava waar de opgeëiste persoon naar verwachting wordt geplaatst, zodat zijn verweer op dat punt wordt verworpen.
Hetgeen van de zijde van de raadsman is aangevoerd omtrent de tekortschietende medische hulp is niet nader onderbouwd. Uit de brief van 12 augustus 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon gedurende de detentie beschikking kan krijgen over enige vorm van psychische hulp en begeleiding en dat kan worden voorzien in de noodzakelijk geachte medicamenteuze behandeling.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest voor de opgeëiste persoon voldoende is weggenomen.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het met het oog op de feitelijke overlevering van belang is dat de officier van justitie komt te beschikken over informatie betreffende de medische (medicamenteuze) behandeling van de opgeëiste persoon, zodat deze informatie kan worden overgedragen aan de justitiële autoriteiten in Roemenië.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 138 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Arrondissementsrechtbank Craiova (Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.