Uitspraak
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de Raad.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 februari 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2017. De vader, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. M.H. Aalmoes, hebben een relatie gehad die inmiddels is beëindigd. De minderjarige verblijft sinds het uiteengaan bij de moeder, die van rechtswege belast is met het gezag. De vader heeft eerder verzocht om mede belast te worden met het ouderlijk gezag, maar dit verzoek is ingetrokken. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader de minderjarige tweemaal per week mocht zien.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2022 is gebleken dat de voorlopige regeling wordt nagekomen, maar dat de moeder angstig is voor overnachtingen van de minderjarige bij de vader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang stapsgewijs uit te breiden, waarbij de vader en de moeder goed moeten communiceren over de behoeften van de minderjarige. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige met ingang van 5 februari 2022 eens in de veertien dagen van zaterdag 11.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de vader verblijft, met verdere uitbreidingen van de regeling in de daaropvolgende maanden. De rechtbank heeft de moeder aangespoord om hulp te zoeken voor haar angst en benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De rechtbank heeft de ouders de vrijheid gegeven om in goed overleg andere of aanvullende afspraken te maken, uitgaande van het belang van de minderjarige.