ECLI:NL:RBAMS:2022:629

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
C/13/692025 / FA RK 20-7060
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen ouders na beëindiging relatie met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 februari 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2017. De vader, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. M.H. Aalmoes, hebben een relatie gehad die inmiddels is beëindigd. De minderjarige verblijft sinds het uiteengaan bij de moeder, die van rechtswege belast is met het gezag. De vader heeft eerder verzocht om mede belast te worden met het ouderlijk gezag, maar dit verzoek is ingetrokken. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader de minderjarige tweemaal per week mocht zien.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2022 is gebleken dat de voorlopige regeling wordt nagekomen, maar dat de moeder angstig is voor overnachtingen van de minderjarige bij de vader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang stapsgewijs uit te breiden, waarbij de vader en de moeder goed moeten communiceren over de behoeften van de minderjarige. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige met ingang van 5 februari 2022 eens in de veertien dagen van zaterdag 11.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de vader verblijft, met verdere uitbreidingen van de regeling in de daaropvolgende maanden. De rechtbank heeft de moeder aangespoord om hulp te zoeken voor haar angst en benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De rechtbank heeft de ouders de vrijheid gegeven om in goed overleg andere of aanvullende afspraken te maken, uitgaande van het belang van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/692025 / FA RK 20-7060 (KM/MD)
Beschikking van 2 februari 2022
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat voorheen mr. A.R.A.R. Sitaldin te Amsterdam,
nu mr. G.P. Dayala te Amsterdam,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank houdt rekening met de beschikking van deze rechtbank en kamer van
13 januari 2021. De inhoud hiervan dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
1.2.
Bij deze beschikking zijn partijen verwezen naar het hulpverleningstraject van Altra. In het kader van een voorlopige omgangsregeling is bepaald dat, totdat andere afspraken zijn gemaakt in het kader van het hulpverleningstraject van Altra, de vader [minderjarige] (geboren op [geboortedatum] 2017) tweemaal per week op dinsdag van 13.00 uur tot 19.00 uur en op zaterdag van 09.00 uur tot 19.00 uur bij zich mag hebben, waarbij de moeder [minderjarige] op beide dagen naar vader toebrengt en de vader [minderjarige] naar de moeder terugbrengt. In afwachting van het verloop van dit traject is de zaak pro forma aangehouden tot 28 juni 2021. Bij een niet positief verlopen traject heeft de rechtbank de Raad verzocht te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is.
1.3.
De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van:
- het emailbericht van 11 februari 2021 van [naam 1] , werkzaam bij Altra;
- het F4 formulier van 26 juli 2021 van mr. M.H. Aalmoes;
- het F4 formulier van mr. A.R.A.R. Sitaldin van 27 juli 2021
- het F2 formulier van 4 augustus 2021 van mr. G.P. Dayala;
- het F9 formulier van 16 augustus 2021 van mr. M.H. Aalmoes.
1.4.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren is voortgezet op 24 januari 2022. Verschenen zijn: partijen bijgestaan door hun advocaten, mevrouw [naam 2] namens de Raad en een tolk Spaans, mevrouw E.H. Willems.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, die beëindigd is. Uit deze relatie is [minderjarige] op [geboortedatum] 2017 geboren in [geboorteplaats] .
2.2.
[minderjarige] is erkend door de vader. De moeder is van rechtswege belast met de uitoefening van het gezag. De minderjarige verblijft sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Nu de vader tijdens de mondelinge behandeling op 16 december 2020 zijn verzoek om hem mede te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige] heeft ingetrokken, hoeft alleen nog te worden beslist op het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] .
3.2.
Partijen zijn gestart met het hulpverleningstraject Ouderschap Blijft van Altra, om hun onderlinge communicatie te verbeteren en het vertrouwen tussen hen te herstellen. Voor de duur van het traject is een voorlopige omgangsregeling bepaald tussen de vader en [minderjarige] . Het traject bij Altra is uiteindelijk niet opgestart, met name omdat de moeder de Nederlandse taal onvoldoende beheerste.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van 24 januari 2022 is gebleken dat de voorlopige vastgestelde omgangsregeling, sinds de beschikking van 13 januari 2021, wordt nagekomen door partijen op zaterdag. [minderjarige] is op zaterdag van 09.00 uur tot 19.00 uur bij de vader, waarbij de moeder [minderjarige] naar vader toebrengt in Almere en de vader [minderjarige] op station Bijlmer overdraagt aan de moeder. Sinds [minderjarige] naar school gaat is de dinsdag komen te vervallen. Als zowel [minderjarige] als de vader vrij zijn op dinsdag, zien zij elkaar van 13.00 uur tot 19.00 uur.
3.4.
De moeder heeft verzocht de voorlopige regeling te handhaven en deze voorlopig niet verder uit te breiden, in ieder geval niet met een overnachting. De moeder heeft aangegeven dat zij heel angstig is en het niet in het belang van [minderjarige] acht dat zij bij haar vader overnacht. Zij vindt [minderjarige] daarvoor nog erg klein. Ze is bezorgd dat de vader haar niet goed zal begrijpen als er iets met haar is en bovendien is [minderjarige] gewend om samen met haar moeder in slaap te vallen.
3.5.
De vader heeft benadrukt dat de huidige contacten tussen hem en [minderjarige] erg goed verlopen. Ze ondernemen samen leuke dingen en vaak als [minderjarige] naar huis toe moet is ze verdrietig en geeft ze aan dat ze langer bij haar vader zou willen blijven. De vader heeft een eigen kamer voor [minderjarige] . Hij zou het liefste [minderjarige] eens in de veertien dagen uit school ophalen op vrijdag en haar dan weer op maandag naar school toebrengen.
3.6.
De vertegenwoordigster van de Raad heeft desgevraagd aangegeven dat geen grond is voor de Raad om onderzoek te doen. De omgang loopt, er is communicatie tussen de ouders en gebleken is dat de moeder zelfs af en toe bij de vader over de vloer komt en bij hem eet als zij [minderjarige] brengt. Als ouders hiertoe in staat zijn dan is geen aanleiding meer voor verdere hulpverlening of onderzoek. Bovendien blijft de taal een probleem bij het inzetten van de hulpverlening. Mochten partijen toch nog behoefte hebben aan hulp, dan kan dat via een verwijzing van de huisarts naar het Ouder Kind Team van de gemeente waar de moeder woont. De Raad hoort verder geen beletselen om niet de huidige omgang te uit te breiden met een overnachting. Hierbij acht de Raad het van belang dat de vader [minderjarige] niet meer op het station, maar bij de moeder thuis brengt. De moeder zal zelf met de angst die zij kennelijk ervaart, aan de slag moet. De Raad erkent dat het ingewikkeld kan zijn voor de moeder en dat zij over haar eigen grenzen heen zal moeten stappen in het belang van haar dochter. Zij kan hiervoor, ook via de huisarts, hulp zoeken. Een Spaanssprekende psycholoog zou haar hier bijvoorbeeld bij kunnen ondersteunen. De Raad adviseert om de omgang met de vader stapsgewijs uit te breiden. Hierbij heeft de Raad benadrukt dat, omdat [minderjarige] een bepaald slaapritueel heeft, de vader zich zal moeten realiseren dat als het slapen niet direct lukt bij hem, hij dat zal moeten communiceren met de moeder en [minderjarige] eventueel dan moet terugbrengen. De moeder kan de vader helpen door hem goed te informeren wat [minderjarige] nodig heeft voordat zij in slaap valt. [minderjarige] zal tijd moeten krijgen om te wennen aan de nieuwe situatie.
3.7.
De rechtbank oordeelt op basis van wat uit de stukken is gebleken en tijdens de zitting door partijen en de Raad naar voren is gebracht als volgt.
3.8.
Met de Raad ziet de rechtbank geen contra-indicaties om de huidige regeling stapsgewijs uit te breiden met een overnachting. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat zij met ingang van
5 februari 2022 eens in de veertien dagen van zaterdag 11.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de vader verblijft. De moeder brengt [minderjarige] op zaterdag om 11.00 uur bij de vader thuis en de vader brengt [minderjarige] op zondag uiterlijk om 12.00 uur bij de moeder thuis terug. Met ingang van zaterdag
5 maart 2022 wordt de regeling uitgebreid in die zin dat [minderjarige] op zondag tot 14.00 uur bij de vader verblijft. Met ingang van 2 april 2022 verblijft zij op zondag tot 16.00 uur bij de vader en met ingang van 30 april 2022 verblijft zij tot 18.00 uur bij de vader, waarbij zij dan bij de vader al avondeten gegeten heeft voordat hij haar terugbrengt naar de moeder. Vervolgens dienen partijen verdere uitbreiding of verdeling van vakanties samen, eventueel met behulp van hun advocaten, te bespreken.
3.9.
De rechtbank geeft de moeder mee om hulp te zoeken voor haar angst en hiermee aan de slag te gaan. Verder moeten partijen elkaar over en weer goed informeren over wat voor [minderjarige] nodig is om de overnachtingen te laten slagen. De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder de vader goed zal uitleggen wat [minderjarige] gewend is als zij gaat slapen. Bovendien is het van belang dat, als het de eerste keren niet direct lukt, de vader dat goed met de moeder communiceert en in onderling overleg [minderjarige] eventueel bij de moeder terugbrengt waarna het de volgende keer weer wordt geprobeerd. De rechtbank benadrukt tenslotte dat het partijen altijd vrij staat om in goed overleg en uitgaande van het belang van [minderjarige] , samen andere of aanvullende afspraken te maken.
3.10.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt in het kader van een omgangsregeling dat [minderjarige] :
 met ingang van 5 februari 2022 eens in de veertien dagen op zaterdag van 11.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de moeder haar bij de vader thuis brengt om 11.00 uur en de vader haar weer bij de moeder thuisbrengt voor 12.00 uur;
 met ingang van zaterdag 5 maart 2022 wordt de regeling uitgebreid in die zin dat [minderjarige] op zondag tot 14.00 uur bij de vader verblijft;
 met ingang van 2 april 2022 verblijft [minderjarige] op zondag tot 16.00 uur bij de vader;
 met ingang van 30 april 2022 verblijft [minderjarige] tot 18:00 uur bij de vader, waarbij zij dan bij hem al avondeten gegeten heeft voordat hij haar terugbrengt naar de moeder;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.T.C. Duijzer, griffier, op 2 februari 2022. [1]
De griffier is verhinderd deze beschikking
mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).