ECLI:NL:RBAMS:2022:628

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
C/13/ 710526 FA RK 21/7562
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorgregeling in een echtscheidingszaak met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2022 een beschikking gegeven over de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren in 2017. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Rosier, verzoekt om een andere omgangsregeling, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Strengers, het verzoek van de man afwijst en een alternatieve regeling voorstelt. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en de mondelinge behandeling, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Regio Amsterdam aanwezig waren.

De rechtbank constateert dat de ouders sinds hun scheiding in 2017 in een voortdurende strijd verwikkeld zijn over de zorg voor hun dochter. Ondanks verschillende hulpverleningsinitiatieven is er geen verbetering in de communicatie tussen de ouders. De rechtbank oordeelt dat de huidige zorgregeling niet in het belang van de minderjarige is en dat er een nieuwe regeling moet komen die de rust en stabiliteit voor het kind bevordert. De rechtbank besluit dat de minderjarige in de even weken van dinsdag uit school tot donderdagochtend bij de man verblijft en in de oneven weken van vrijdagmiddag tot maandagochtend.

Daarnaast wordt de verdeling van de vakanties vastgesteld, waarbij de rechtbank de ouders aanmoedigt om de rust voor de minderjarige te waarborgen. De rechtbank benadrukt dat de ouders hun verantwoordelijkheden als ouders moeten nemen en dat de huidige strijd schadelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/ 710526 FA RK 21/7562 (KM/MD)
Beschikking van 16 februari 2022 betreffende wijziging van de zorgregeling
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.C. Rosier te Amsterdam,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.M. Strengers te Amersfoort.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de Raad.
Als informant is aangemerkt:
Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA).

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 29 november 2021 en het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek van de zijde van de vrouw op 17 januari 2022.
1.2.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 24 januari 2022. Verschenen zijn: partijen bijgestaan door hun advocaten, mevrouw [naam 1] namens de Raad en de heer [naam 2] namens JBRA.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Zij zijn de ouders van:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te Amsterdam.
2.3.
De minderjarige is erkend door de man en de ouders hebben gezamenlijk ouderlijk gezag.
2.4.
Bij beslissing van de kinderrechter van 23 november 2020 is [minderjarige] onder toezicht
gesteld. Bij beslissing van de kinderrechter van 18 november 2021 is deze maatregel voor de duur van zes maanden verlengd.
2.5.
Op 12 januari 2021 heeft het gerechtshof Amsterdam bepaald dat [minderjarige] in de even weken van dinsdag uit de crèche tot woensdag naar de crèche bij de man verblijft, waarbij de man haar haalt en brengt en op vrijdag van 9.00 uur tot 18.00 uur, waarbij de vrouw haar naar de man brengt en de man haar naar de vrouw terugbrengt en in de oneven weken van dinsdag uit de crèche tot woensdag naar de crèche, waarbij de man haalt en brengt en van vrijdag 9.00 uur tot zondag 11.00 uur, waarbij de vrouw haar naar de man brengt en hij haar weer terugbrengt naar de vrouw.

3.Het verzoek van de man en het verweer van de vrouw

3.1.
De man verzoekt een andere omgangsregeling en stelt het volgende voor:
- in de even weken verblijft [minderjarige] bij de man van dinsdag uit school tot donderdagochtend naar school;
- in de oneven weken verblijft [minderjarige] bij de man van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school.
De man wenst de vakanties bij helfte te verdelen en wel als volgt:
- in de even jaren verblijft [minderjarige] bij de man:
o in de eerste week van de meivakantie
o in de tweede, derde en zesde week van de zomervakantie;
o in de herfstvakantie;
o in de eerste week van de kerstvakantie
de overige vakantieweken verblijft [minderjarige] bij de vrouw, waarbij de vakanties van 1 week lopen vanaf vrijdag uit school tot maandag na de vakantie naar school. Vakanties van langer dan een week lopen van vrijdag uit school tot zaterdagavond 18.00 uur en vervolgens van zaterdagavond 18.00 uur tot maandags naar school.
- in de oneven jaren verblijft [minderjarige] bij de man:
o in de tweede week van de meivakantie
o in de eerste, vierde en vijfde week van de zomervakantie;
o in de herfstvakantie;
o in de tweede week van de kerstvakantie
de overige vakantieweken verblijft [minderjarige] bij de vrouw.
3.2.
De man geeft aan dat partijen de nodige hulpverleningstrajecten hebben doorlopen en dat verschillende rechtszaken zijn gevoerd. [minderjarige] staat nu onder toezicht en JBRA heeft de hulp van Actief en Advies ingezet. Sinds augustus 2021 gaat [minderjarige] naar school en is de regeling zoals deze is bepaald door het Hof volgende de man niet meer werkbaar. De man heeft geprobeerd om de regeling met hulp van de hulpverlening te wijzigen, maar de vrouw werkt niet mee. De omgang van de man met [minderjarige] is feitelijk onmogelijk geworden op de vrijdagen als hij [minderjarige] om 18.00 uur weer terug moet brengen. Ook is nauwelijks gelegenheid om met vriendjes en vriendinnetjes te spelen als zij bij de man is. Daarnaast wil de man in het weekenden ook leuke dingen met haar doen en wil hij het contact stimuleren met zijn familie. Dat is nu lastig omdat [minderjarige] op zondagmiddag alweer naar de vrouw gaat. [minderjarige] heeft ook een halfzusje. Als gevolg van de huidige regeling kan [minderjarige] niet echt onderdeel uitmaken van het gezin van de man. Er is volgens de man geen contra-indicatie voor omgang. In de opinie van de man staat niets aan toewijzing van zijn verzoek in de weg.
3.3.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat als [minderjarige] bij hem is, zij het samen fijn hebben. [minderjarige] vindt het leuk om met haar halfzusje [naam 3] te spelen en het slapen gaat ook goed. Vrijwel altijd slaapt ze binnen een kwartier, nadat de man haar naar bed brengt. Volgens de man is [minderjarige] te korte periodes bij hem. Bijvoorbeeld op dinsdagmiddag, is de periode tussen dat ze uit school komt en naar bed moet gaan maar kort. Volgens de man heeft ze dan te weinig tijd om te landen. Dat gaat veel beter als ze langer bij de man is. De man wil graag een goede band met haar opbouwen. Hij begrijpt niet waarom de co-ouderschapregeling zoals deze ooit door de rechtbank bij beschikking van 15 november 2020 is vastgesteld, telkens beperkt moest worden. De man stelt dat hij lange tijd van alles heeft geprobeerd om er in overleg met de vrouw uit te komen. Hij stelt dat het gedrag dat [minderjarige] vertoont juist wordt veroorzaakt omdat ze te weinig tijd bij de man is.
3.4.
De vrouw heeft een verweerschrift ingediend en verzoekt het verzoek van de man af te wijzen.
Zij verzoekt de verdeling van de zorg als volgt vast te stellen:
In de even weken:
- van dinsdag uit school tot woensdag 9.00 uur, waarbij de man haar haalt en naar de vrouw brengt;
- van vrijdag 9.00 uur tot 18.00 uur, waarbij de man haar uit school haalt en naar de vrouw brengt;
In de oneven weken:
- van dinsdag uit school tot woensdag 9.00 uur, waarbij de man haar uit school haalt en naar de vrouw brengt;
- van vrijdag 9.00 uur tot zondag 11.00 uur, waarbij de man haar uit school haalt en naar de vrouw brengt.
3.5.
Ten aanzien van de feestdagen en vakanties verzoekt zij de volgende verdeling:
In de even jaren:
- voorjaarsvakantie: bij de vrouw
- meivakantie (twee weken), week 1: dinsdag 12.00 uur tot zondag 11.00 uur bij de man, week 2: bij de vrouw;
- zomervakantie:
2 keer in een oneven week van dinsdag 12.00 uur tot zondag 11.00 uur bij de man;
3 aaneengesloten weken bij de vrouw;
1 week waarin de reguliere regeling doorloopt;
- herfstvakantie: dinsdag 12.00 uur tot zondag 11.00 uur bij de man;
- Kerstvakantie:
Week 1: dinsdag 12.00 uur tot zondag 11.00 uur bij de man
Week 2: bij vrouw.
In de oneven jaren:
- voorjaarsvakantie: dinsdag 12.00 uur tot zondag 11.00 uur bij de man;
- meivakantie (twee weken), week 1: bij de vrouw, week 2: dinsdag 12.00 uur tot zondag 11.00 uur bij de man;
- zomervakantie:
2 keer in een oneven week van dinsdag 12.00 uur tot zondag 11.00 uur bij de man;
3 aaneengesloten weken bij de vrouw;
1 week waarin de reguliere regeling doorloopt;
- herfstvakantie: bij de vrouw
- Kerstvakantie:
Week 1: bij de vrouw
Week 2: dinsdag 12.00 uur tot zondag 11.00 uur bij de man.
3.6.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het wisselend gaat met [minderjarige] . Ze is op zich een vrolijk meisje, maar ze heeft al ruim twee jaar last van de situatie. Met name de overgang van de ene ouder naar de andere ouder is lastig voor [minderjarige] . Als [minderjarige] bij de vrouw terug komt is ze vaak van slag. Ze geeft bij de vrouw ook aan dat zij niet meer bij de man wil slapen.
Ook de school van [minderjarige] heeft een melding bij JBRA gedaan. Ze maken zich zorgen over haar. Er zijn waarnemingen gedaan waardoor men ondersteuning voor haar wil voor de verwerking van haar trauma’s. Het uitbreiden van de omgang zoals de man wenst, is niet in haar belang. De hulpverlening die is ingezet, waaronder Actief en Advies is duidelijk. Het lukt ouders al vijf jaar niet om er samen uit te komen. Het is volgens de vrouw van het grootste belang dat nu eerst rust komt en dat geen nieuwe procedures worden gevoerd. De man moet in het belang van [minderjarige] accepteren hoe de regeling nu is. De vakanties moeten goed uitgewerkt worden en daarna moeten partijen elkaar rust gunnen. De vrouw heeft de wens uitgesproken dat een moment gaat komen dat zij [minderjarige] bij de man thuis kan brengen en de nieuwe partner van de man kan ontmoeten. Zij heeft benadrukt dat de overdrachten nog steeds niet goed verlopen. Er is langdurige begeleiding geweest en partijen zijn pas sinds kort samen tijdens de overdrachten. Volgens de vrouw is het nog veel te vroeg om te concluderen dat het goed gaat.
3.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gezinsmanager aangegeven dat veel hulp is ingezet om het huidige patroon tussen de ouders te doorbreken. Helaas is in oktober 2021 geconcludeerd door de hulpverleners dat parallel ouderschap de enige mogelijkheid was voor partijen. In het kader van de maatregel van de ondertoezichtstelling zijn de doelen duidelijk weergegeven en er zijn ook stappen gemaakt. Volgens de gezinsmanager hebben partijen afspraken gemaakt over de vakanties, ook al wordt dat tijdens de mondelinge behandeling door partijen betwist. Het is volgens de gezinsmanager duidelijk dat [minderjarige] klem zit tussen de ouders en dat zij lijdt onder deze situatie.
3.8.
De vertegenwoordigster van de Raad acht de huidige situatie waarin [minderjarige] zich bevindt schadelijk voor haar. Dat het niet goed met haar gaat blijkt uit haar gedrag en wordt ondersteund door de recente melding door school. De Raad is blij dat de hulpverlening is gestopt om te sturen op de verbetering van de communicatie tussen de ouders onderling. Volgens de Raad is dit niet mogelijk gebleken. Ondanks alle ingezette hulp gedurende de afgelopen jaren, zijn de ouders hiertoe niet in staat gebleken. De muur tussen deze ouders moet daarom zo hoog worden gemaakt, dat er niet meer overheen gekeken kan worden. Ouders moeten zorgen dat [minderjarige] vanaf nu uit de strijd wordt gehouden, rust krijgt en kan gaan verwerken wat zij de afgelopen jaren heeft meegemaakt. Alle gevoerde procedures zijn erg belastend voor haar. Ten aanzien van de overdrachten acht de Raad het van belang dat de ouders elkaar zo min mogelijk zien en dat brengt met zich dat de wisselingen zoveel mogelijk op school moeten plaatsvinden.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kunnen ouders als zij samen het gezag uitoefenen geschillen omtrent hun kinderen aan de rechtbank voorleggen. De rechtbank beproeft, voordat een beslissing wordt genomen, of mogelijkheden zijn dat ouders er samen uitkomen. Slagen ouders hier niet in, dan neemt de rechtbank een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Nu de feitelijke omstandigheden sinds het wijzen van de beslissing van het Hof zijn gewijzigd, [minderjarige] gaat immers sinds augustus 2021 naar de basisschool
(op woensdag is zij vrij en op de andere dagen gaat zij van 8.30 tot 14.00 uur naar school), kunnen partijen worden ontvangen in hun verzoeken om de bij beschikking van het Hof van 12 januari 2021 vastgestelde zorgregeling te wijzigen.
4.2.
De afgelopen jaren hebben partijen al zeven maal in verschillende procedures tegenover elkaar gestaan om de rechter te laten beslissen over hun dochter [minderjarige] . Daarnaast zijn, sinds het uiteengaan van partijen in juli 2017 toen [minderjarige] enkele maanden oud was, verschillende vormen van hulpverlening ingezet, waaronder een therapeut, een mediator, het Ouder en Kindteam, een kindbehartiger, Veilig Thuis, JBRA en Actief en Advies. Een en ander heeft niet kunnen voorkomen dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] recent door de kinderrechter is verlengd tot 23 mei 2022 en dat partijen nu, na bijna vijf jaar strijd, weer in deze procedure lijnrecht tegenover elkaar staan.
4.3.
Uit de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht is overduidelijk geworden dat de ouders elkaar gevangen houden in een voortdurende strijd over alles wat met [minderjarige] verband houdt. De rechtbank twijfelt niet aan de liefde van de ouders voor hun dochter en is ervan overtuigd dat zij het beste voor hebben met [minderjarige] . Toch slagen zij er niet in om een verantwoorde opvoedomgeving te creëren en samen beslissingen te nemen over wat in het belang is van hun dochter. Helaas lijken ze zich onvoldoende te realiseren wat deze voortdurende strijd met hun dochter doet en wat de gevolgen van deze jarenlange strijd zijn voor haar verdere ontwikkeling, terwijl nu ook de school van [minderjarige] aangeeft dat signalen zijn dat het niet goed met haar gaat. Op de zitting hebben zowel de man als de vrouw de wens uitgesproken dat na deze beslissing rust en duidelijkheid komt voor [minderjarige] , maar ook voor henzelf. De rechtbank zal hierna een beslissing geven over de zorgregeling en de verdeling van de vakanties, namelijk een regeling die de rechtbank op dit moment in het belang van [minderjarige] acht, uitgaande van de huidige situatie waarin partijen samen geen invulling kunnen geven aan gezamenlijk ouderschap.
4.4.
Na echtscheiding is het uitgangspunt van de wetgever dat ouders die samen met het gezag zijn belast in beginsel onvoorwaardelijk elkaars ouderschap behoren te ondersteunen. Ze zijn niet langer partner, maar blijven wel samen ouder over hun kind en in deze rol moeten zij samen beslissingen nemen over hun kind. Zij moeten zich houden aan de afspraken die er zijn met betrekking tot zorgverdeling en belangrijke beslissingen over het kind in overleg nemen. Tenslotte moeten zij alles in het werk te stellen dat de relatie, vanuit ouderniveau bezien, voor het kind tot rust leidt en het kind kan ervaren dat het bij beide ouders een veilig thuis heeft, los van de frequentie en duur van de bezoeken aan ieder van de ouders.
4.5.
Met de Raad en de hulpverlening is de rechtbank van oordeel dat geconcludeerd kan worden, na bijna vijf jaar strijd, dat partijen, ondanks alle ingezette hulpverlening, geen substantiële stappen hebben kunnen zetten om hun relatie op ouderniveau tot rust te laten komen en nog steeds sprake is van wantrouwen en een zeer moeizame communicatie tussen partijen. Alle betrokkenen, inclusief de ouders zelf, zijn het erover eens dat de bijna vijfjarige [minderjarige] hiervan de dupe is. De rechtbank heeft niet meer de hoop dat partijen hierin nog zullen veranderen. Actief en Advies heeft in het rapport met daarin de bevindingen over de periode mei 2021 tot oktober 2021 aangegeven dat gekozen is om de aandacht te richten op parallel ouderschap; bij een parallel ouderschapsplan wordt de druk op de communicatie verlaagd en wordt de focus gericht op beide ouders die afzonderlijk van elkaar de focus moeten hebben op hun ouderrol en de relatie met [minderjarige] , aldus Actief en Advies. De rechtbank acht het daarnaast van groot belang dat ouders zo min mogelijk met elkaar worden geconfronteerd in het bijzijn van [minderjarige] en zoals de Raad bij de mondelinge behandeling aangaf “de muur tussen hen zo hoog mogelijk wordt gemaakt”; dit alles om ervoor te zorgen dat [minderjarige] niet langer klem zit tussen de strijd van haar ouders.
4.6.
Een regeling waarbij de ouders elkaar zo min mogelijk zien en geen externe begeleiding meer nodig is, is een regeling waarbij de overdracht op school plaatsvindt. De rechtbank acht in dit verband dan ook de regeling zoals door de man is voorgesteld waarbij [minderjarige] in de even weken van dinsdag uit school tot donderdagochtend naar school en in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school bij de man verblijft in het belang van [minderjarige] en zal deze vastleggen in de beschikking. Op deze manier is geen fysiek contact meer nodig tussen de ouders en kan [minderjarige] zoveel mogelijk onbelast van de ene ouder naar de andere ouder. De vrouw heeft in haar verweerschrift gewezen op een (ongedateerde) advies van [naam 4] en het advies van [naam 5] van
17 september 2000 en gesteld dat ouders – gelet op de onderlinge verstandsverhouding – niet toe zijn aan een co-ouderschapsregeling. Een dergelijke regeling vergt immers goed overleg, samenwerking en afstemming, getuige ook diverse recente rechtspraak van de gerechtshoven, aldus de vrouw. Dit klopt, maar de rechtbank acht in dit stadium van het geschil van groter belang dat bij de vrouw noch de man zorgen zijn over de opvoedsituatie en dat geen contra-indicaties bestaan voor omgang tussen de man en [minderjarige] . Evenmin is gebleken dat [minderjarige] niet goed gedijt bij een zorgregeling waarin beide ouders een groot aandeel hebben. Een goede communicatie tussen de ouders is door toedoen van beide ouders een gepasseerd station. In deze situatie en gelet op het belang van [minderjarige] mag dat er echter niet toe leiden dat de man geen uitgebreide omgang met [minderjarige] heeft.
4.7.
Ten aanzien van de vakanties is de rechtbank van oordeel dat geen aanleiding is om de vakanties niet bij helfte te verdelen. Er is niet gebleken dat vanuit [minderjarige] zelf contra-indicaties zijn om langere tijd bij de man te verblijven. Zeker nu partijen het erover eens zijn dat veel wisselingen en overdrachten tussen de ouders onrust veroorzaakt bij [minderjarige] en de rechtbank ook hier van groot belang acht dat de ouders zo min mogelijk met elkaar worden geconfronteerd in het bijzijn van [minderjarige] , acht de rechtbank de volgende regeling in het belang van de minderjarige.
4.8.
In de even jaren verblijft [minderjarige] :
o in de voorjaarsvakantie bij de vrouw;
o in de eerste week van de meivakantie (vanuit school op vrijdag) tot zaterdag 18.00 uur bij de man; de tweede week vanaf zaterdag 18.00 uur tot maandag naar school bij de vrouw;
o in de eerste drie weken van de zomervakantie (vanuit school op vrijdag) bij de man; de tweede drie weken tot maandag naar school bij de vrouw;
o in de herfstvakantie bij de man;
o in de eerste week van de kerstvakantie tot zaterdag 18.00 uur bij de man; in de tweede week vanaf zaterdag 18.00 uur tot maandag naar school bij de vrouw.
En in de oneven jaren is dit omgekeerd en verblijft [minderjarige] :
o in de voorjaarsvakantie bij de man;
o in de eerste week van de meivakantie (vanuit school op vrijdag) tot zaterdag 18.00 uur bij de vrouw; de tweede week vanaf zaterdag 18.00 uur tot maandag naar school bij de man;
o in de eerste drie weken van de zomervakantie (vanuit school op vrijdag) bij de vrouw; de tweede drie weken tot maandag naar school bij de man;
o in de herfstvakantie bij de vrouw;
o in de eerste week van de kerstvakantie tot zaterdag 18.00 uur bij de vrouw; in de tweede week vanaf zaterdag 18.00 uur tot maandag naar school bij de man.
4.9.
De rechtbank hoopt met deze regeling bij te dragen aan het terugkeren van de rust en stabiliteit voor [minderjarige] en haar ouders voor een langere periode, maar dat kan alleen als beide ouders deze beslissing, vanuit hun behoefte aan rust en duidelijkheid voor hun dochter en het inzicht dat zij haar met hun huidige gedrag schade toebrengen waar zij haar leven lang last van zal hebben, zullen accepteren. De rechtbank gaat ervan uit dat JBRA op korte termijn hulpverlening voor [minderjarige] zal opstarten om haar te helpen met de huidige situatie om te gaan en opgelopen trauma’s te verwerken.
4.10.
Dit leidt tot na te melden beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van heden: [minderjarige] in de even weken van dinsdag uit school tot donderdagochtend naar school en in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school bij de man verblijft;
- bepaalt de verdeling van de vakanties zoals weergegeven onder rechtsoverweging 4.8.;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.T.C. Duijzer, griffier, op 16 februari 2022. [1]
De griffier is verhinderd deze
beschikking mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).