ECLI:NL:RBAMS:2022:6240

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
10080451 CV EXPL 22-11317
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijk beding in algemene voorwaarden leidt tot afwijzing vordering sportschoollidmaatschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Basic Fit Nederland B.V. en een consument. De eiseres, Basic Fit, had de gedaagde, een man, gedagvaard om betaling te vorderen van een bedrag van € 183,31, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde had een sportschoollidmaatschap afgesloten voor de duur van 12 maanden, maar was in gebreke gebleven met de betaling. De eiseres stelde dat de gedaagde in verzuim verkeerde na een ingebrekestelling op 21 juni 2022.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de vordering heeft erkend, maar dat er een verplichting op de rechter rust om de vordering ambtshalve te toetsen, vooral in het kader van consumentenrecht. De eiseres beroept zich op een beding in de algemene voorwaarden dat volgens de richtlijn 93/13 EEG als vermoedelijk oneerlijk kan worden aangemerkt. Dit beding zou de rechten en plichten van partijen onevenredig verstoren, wat in strijd is met de bescherming van consumenten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het beding inderdaad oneerlijk is en dat de eiseres geen aanspraak kan maken op de gevorderde schadevergoeding na vernietiging van het beding. De vordering van de eiseres is afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil zijn begroot. Dit vonnis benadrukt de bescherming van consumenten tegen oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10080451 CV EXPL 22-11317
vonnis van: 31 oktober 2022

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

Basic Fit Nederland B.V.

gevestigd te Hoofddorp
eiseres
gemachtigde: L.V. Snijder
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
procederend in persoon

Verloop van de procedure

Bij exploot van dagvaarding van 23 augustus 2022 heeft eiseres gevorderd dat gedaagde zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 183,31 met nevenvordering(en), één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Gedaagde heeft de vordering bij conclusie van antwoord erkend.

Gronden van de beslissing

Eiseres vordert betaling door gedaagde van een bedrag van € 183,31, vermeerderd met de wettelijke rente over € 139,93 vanaf 17 augustus 2022 en met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
Eiseres stelt daartoe - kort gezegd - dat gedaagde in gebreke is gebleven met het nakomen van haar betalingsverplichting uit hoofde van een tussen haar en gedaagde als consument online (derhalve buiten de verkoopruimte van eiseres) op 19 mei 2021 gesloten
overeenkomst met betrekking tot een sportschoollidmaatschap voor de duur van 12 maanden, voor de periode 19 mei 2021 tot 15 juni 2022.
Eiseres stelt dat zij gedaagde bij brief van 21 juni 2022 in gebreke heeft gesteld. Aangezien gedaagde niet binnen de gestelde termijn tot betaling is overgegaan, verkeert gedaagde in verzuim.
Gedaagde heeft de vordering erkend. Ook bij erkende vorderingen rust op de rechter de verplichting in het geval van consumentenrecht de vordering ambtshalve te toetsen.
Eiseres beroept zich op nakoming van de overeenkomst en doet een beroep op artikel 6 van de algemene voorwaarden. Dit is een beding dat is opgesteld om in een aantal overeenkomst te worden opgenomen. De kantonrechter dient daarom op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie te beoordelen of het beding oneerlijk is. Het beding waarop eiseres zich beroept is op grond van de bijlage bij de richtlijn 93/13 EEG oneerlijke bedingen onder onderdeel o als vermoedelijk oneerlijk aan te merken.
Op grond van dit beding kan eiseres de overeenkomst met directe ingang beëindigen, indien gedaagde niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, terwijl deze wel alle lidmaatschapsgelden voor de looptijd van de overeenkomst verschuldigd is. Daarmee staan de rechten en plichten van partij niet langer in een redelijk verhouding tot elkaar, hetgeen het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren.
Dat eiseres, zoals zij stelt, geen gebruik maakt van haar bedongen bevoegdheid om de overeenkomst wegens wanbetaling direct te beëindigen en haar faciliteiten tot het eind van de overeenkomst beschikbaar heeft gesteld aan gedaagde, maakt dat niet anders. Door in dit geval geen gebruik te maken van deze bevoegdheid kan immers niet worden goedgemaakt dat dit beding bij aanvang van de overeenkomst een aanzienlijke verstoring tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument oplevert.
Met betrekking tot de door eiseres subsidiair gevorderde ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding geldt het volgende.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 27 januari 2021 (ECL:EU:C:2021:68) volgt dat eiseres na vernietiging van het oneerlijke beding geen aanspraak kan maken op de in een bepaling van aanvullend nationaal recht vastgestelde wettelijke schadevergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest. Dit betekent dat de kantonrechter de gevorderde schadevergoeding op grond van de wet zal afwijzen.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eiseres in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagde tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.