ECLI:NL:RBAMS:2022:6235

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
C/13/722929 / JE RK 22/655
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen met wijziging verblijfplaats

Op 10 oktober 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderrechter de verzoeken van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) heeft overwogen. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld sinds 27 november 2018, en de ondertoezichtstelling is meerdere keren verlengd. De laatste machtiging tot uithuisplaatsing is geldig tot 27 november 2022. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van drie maanden te verlengen, en om toestemming te verlenen voor wijziging van het verblijf van de minderjarigen naar de vader.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders, de GI en de betrokken hulpverlening positief staan tegenover de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen zich in een veilige en stabiele opvoedsituatie bevinden, en dat de ouders, met hulp van de GI, goede stappen hebben gezet in de opvoeding en verzorging van de kinderen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen tot 27 februari 2023, en de machtiging tot uithuisplaatsing voor dezelfde periode te verlenen. Tevens is de wijziging van het verblijf naar de vader goedgekeurd, met de verwachting dat de kinderen geleidelijk van de oma naar de vader zullen overgaan. De kinderrechter heeft de behandeling van een zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige 2] aangehouden, zodat de moeder haar standpunt kan toelichten in een volgende zitting.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
Zaakgegevens : C/13/722929 / JE RK 22/655 (verlenging ots/verlenen muhp)
C/13/722938 / JE RK 22/658 (wijziging verblijfplaats)
C/13/722937 / JE RK 22/657 (zorgregeling)
datum uitspraak: 10 oktober 2022
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlening machtiging uithuisplaatsing

tevens

beschikking wijziging verblijfplaats

tevens

beschikking zorgregeling

in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen
de GI, gevestigd te
Amsterdam,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2]
.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] , wonende te [woonplaats] , hierna mede te noemen: de moeder;

[de vader], wonende te [woonplaats] , de (stief)vader, hierna mede te noemen: de vader
en
in de zaken met zaaknummers C/13/722929 / JE RK 22/655, C/13/722938 / JE RK 22/658:
[naam oma], te weten de oma vaders zijde (hierna: v.z.) en pleegmoeder van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 7 september 2022, ingekomen bij de griffie op
20 september 2022 (C/13/722929 / JE RK 22-655);
- het verzoek met bijlagen van de GI van 7 september 2022, ingekomen bij de griffie op
20 september 2022 (C/13/722938 / JE RK 22/658);
- het verzoek met bijlagen van de GI van 19 september 2022, ingekomen bij de griffie op
20 september 2022 (C/13/722937 / JE RK 22/657).
Op 10 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaken mondeling met gesloten deuren behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI het verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mondeling gewijzigd in die zin dat thans wordt verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlenen. Verder begrijpt de kinderrechter het verzoek tot wijziging van de verblijfplaats zo dat de GI verzoekt toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van zowel [minderjarige 2] als [minderjarige 1] naar de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
- de minderjarige [minderjarige 1] (afzonderlijk gehoord),
- de vader,
- mevrouw [naam 1] , namens de GI.
Op 10 oktober 2022 en voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft mevrouw [naam 2] , werkzaam bij Sensa Zorg, de rechtbank bij e-mailbericht laten weten dat de moeder ziek is en niet in de gelegenheid is om naar de zitting te komen.
Verder is opgeroepen en niet verschenen de oma v.z.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder en de vader.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de oma v.z.
Bij beschikking van de kinderrechter te Amsterdam van 27 november 2018 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is nadien telkens verlengd, voor het laatst tot 27 november 2022.
In het kader van de ondertoezichtstelling zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis geplaatst. De laatst gegeven machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf bij de oma is geldig tot
27 november 2022.

De verzoeken

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van drie maanden.
De GI heeft tevens verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor verblijf bij de ouder met gezag voor de duur van drie maanden te verlenen.
Verder heeft de GI verzocht om op grond van artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek (BW) toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar de vader.
Voorts heeft de GI op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het BW verzocht om een regeling over de uitoefening van het recht op omgang (de kinderrechter begrijpt: zorgregeling), inhoudende dat de moeder één keer in de twee weken, op dinsdag van 15 tot 17 uur, begeleide omgang heeft met [minderjarige 2] , waarbij [minderjarige 2] zal worden opgehaald en teruggebracht door een derde persoon, werkend bij een organisatie voor begeleide omgang, voorlopig de pleegzorgwerker en de jeugdzorgwerker.

De standpunten

De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling gepersisteerd bij de verzoeken.

De GI heeft hieraan mondeling toegevoegd dat zij ervan op de hoogte is dat de moeder geen bezwaar heeft tegen verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader. De GI acht het van belang dat het verzoek betreffende het vaststellen van de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige 2] wordt aangehouden, omdat de moeder omgang met [minderjarige 2] wenst maar wisselend is in het naleven van de omgangsafspraken met [minderjarige 2] . De moeder moet de gelegenheid krijgen om op de zitting haar wens nader toe te lichten. Voor [minderjarige 1] wordt geen zorgregeling verzocht, omdat [minderjarige 1] op dit moment geen behoefte heeft aan contact met zijn moeder.
De GI heeft verder naar voren gebracht dat in de afgelopen twee jaar het contact met de vader is verbeterd en dat de GI ziet dat de vader goede stappen vooruit zet. De GI wil dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog drie maanden doorlopen. De GI vindt het van belang dat in de komende maanden hulp bij de vader kan worden ingezet. Het gebiedsteam van Levvel zal de vader gaan begeleiden. De GI en de pleegzorgwerker willen het gezin goed overdragen aan de hulpverlening in een ambulant kader. Daarna kan de vader zelfstandig de opvoeding en verzorging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ter hand nemen, zo is de verwachting. Er is een opbouwschema gemaakt, zodat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geleidelijk van de oma naar de vader overgaan. Verder wil de GI dat de komende periode wordt gebruikt om de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige 2] te stabiliseren en vast te leggen, omdat nu wordt gezien dat de omgang niet altijd doorgaat.
[minderjarige 1] heeft hulpverlening van Care Express gehad en staat nu op de wachtlijst van het therapeutisch team van pleegzorg. Binnenkort zullen hij en [minderjarige 2] samen met de hulpverlening een levensboek maken.
De vaderheeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij achter de verzoeken van de GI staat, met die kanttekening dat hij de door de GI verzochte omgang tussen de moeder en [minderjarige 2] van één keer in de twee weken voor twee uur te mager vindt. De moeder mist zo te veel van [minderjarige 2] . De vader ziet dat de moeder en [minderjarige 2] uit elkaar beginnen te groeien en dat vindt hij jammer. [minderjarige 2] is enthousiast over het contact met de moeder en de vader zou daarom graag elke week twee uurtjes omgang tussen de moeder en [minderjarige 2] willen.
De vader heeft verder verklaard dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nu al ongeveer drie dagen per week bij hem verblijven en dat zij geleidelijk volledig van de oma naar hem zullen overgaan. De oma en de vader werken goed samen en dat zal niet veranderen als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] volledig bij de vader wonen. Voorts heeft de vader verklaard dat het contact tussen hem en de moeder goed is. Zij zijn geen vijanden van elkaar, praten met elkaar en hebben contact met elkaar over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Met [minderjarige 1] gaat het goed. Hij is goed bezig met werk en doet het redelijk op school. Hij heeft sporadisch telefonisch contact met de moeder. Ook met [minderjarige 2] gaat het goed. Ook op school doet zij het goed.

De beoordeling

C/13/722937 / JE RK 22/657
De kinderrechter zal de behandeling van het verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling van de moeder met [minderjarige 2] aanhouden. De kinderrechter acht het van belang dat de moeder aanwezig is tijdens de behandeling van dit verzoek. Tijdens die mondelinge behandeling kan de GI het verzoek mondeling toelichten en kan de moeder haar standpunt over het verzoek aan de kinderrechter kenbaar maken. De kinderrechter zal, met instemming van de GI en de vader, de zaak met zaaknummer C/13/722937 / JE RK 22/657 aanhouden tot een zitting van haarzelf op 25 oktober 2022 om 12.30 uur. Nu de vader zijn standpunt over dit verzoek tijdens de mondelinge behandeling op 10 oktober 2022 duidelijk kenbaar heeft gemaakt en hij heeft verklaard er geen behoefte aan te hebben om nogmaals op dit verzoek te worden gehoord, hoeft de vader bij wijze van uitzondering niet op de zitting van 25 oktober 2022 te 12.30 uur te verschijnen.
C/13/722929 / JE RK 22/655
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat is voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het BW. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen (artikel 1:260, eerste lid, van het BW). Ook is de verlening van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, van het BW).
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een belaste geschiedenis die zich heeft gekenmerkt door een instabiele en onveilige opvoed- en thuissituatie. Positief is dat de ouders, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het afgelopen jaar met begeleiding van hulpverlening en hulp van de oma goede vooruitgang hebben geboekt; zowel op persoonlijke vlak als in de woonsituatie. Vooral de vader heeft het afgelopen jaar een grote verandering doorgemaakt en dat is fijn voor de kinderen. Inmiddels woont de vader weer tegenover de oma in het ouderlijk huis van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en is de situatie dusdanig stabiel dat de kinderen bij de vader kunnen wonen. Alle betrokkenen staan hierachter; de kinderen, de ouders, de oma en de hulpverlening. De kinderen hebben de afgelopen periode al regelmatig bij de vader geslapen en het is de bedoeling om dit de komende periode uit te breiden naar een volledige overgang van de oma naar de vader. De oma en de vader hebben daartoe een schema gemaakt en de moeder staat hier kennelijk ook achter.
Naar het oordeel van de kinderrechter is het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om de GI in het kader van de ondertoezichtstelling nog een paar maanden betrokken te houden. Niet alleen om de overgang van de oma naar de vader in goede banen te leiden, maar ook om te zorgen voor een goede overdracht van de hulpverlening in een gedwongen kader naar hulpverlening in een vrijwillig kader. Daarnaast moet de woon- en opvoedsituatie bij de vader thuis in kaart worden gebracht en moet hulpverlening en begeleiding voor en bij de vader worden ingezet. Verder moet hulpverlening voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ingezet worden.
De kinderrechter zal dan ook de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor verblijf bij de ouder met gezag, te weten de vader, voor de duur van drie maanden verlenen. Verder zal de kinderrechter de GI toestemming verlenen om het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te wijzigen.
Gedurende deze periode dienen de ouders en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met de begeleiding van de GI en de inzet van hulpverlening verder werken aan de volgende doelen ter afwending van de zorgen:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in een veilige, voorspelbare en betrouwbare opvoedsituatie.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren veiligheid, stabiliteit, duidelijkheid en liefde. Zij voelen zich fijn over hun opvoedsituatie;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ontwikkelen zich optimaal binnen hun mogelijkheden en krijgen daarvoor extra begeleiding en therapie vanuit school en hulpverlening.

De beslissing

De kinderrechter:
- verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van
27 november 2022 tot 27 februari 2023;
- verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor verblijf bij de ouder met gezag, te weten de vader, met ingang van 27 november 2022 tot
27 februari 2023;
- wijzigt het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar de vader;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- houdt de behandeling van het verzoek met zaaknummer C/13/722937 / JE RK 22/657 aan tot de zitting van de kinderrechter op 25 oktober 2022 te 12.30 uur en beveelt de oproeping van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, de moeder en de vader tegen voornoemd tijdstip.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 oktober 2022,
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam