ECLI:NL:RBAMS:2022:6232

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
15/148571-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en straatroof met bedreiging met vuurwapen in Noord-Scharwoude

Op 2 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing en medeplegen van straatroof. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 mei 2021 in Noord-Scharwoude, waar de verdachte samen met medeverdachten onder bedreiging van een vuurwapen een motorscooter en een mobiele telefoon van het slachtoffer heeft afgenomen. Tijdens de zitting op 19 oktober 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M. Lommers, en de verdediging van de verdachte, mr. E. Boskma, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewijs tegen de verdachte overtuigend is, onder andere door verklaringen van het slachtoffer en medeverdachten. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing, waarbij het slachtoffer onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen werd zijn bezittingen af te geven. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 231 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast wordt de verdachte onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een begeleid wonen traject. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 2.226,95 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 15.148571.21 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 15/148571-21
Datum uitspraak: 2 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Lommers en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 mei 2021 te Noord-Scharwoude, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, met het oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van een motorscooter en/of een mobiele
telefoon (merk Iphone), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
toebehoorde aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededaders,
- een pistool, althans een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gezet en/of
- een pistool, althans een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp op de borstkas, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gericht en/of
- ( daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘Geef me je motorscooter of ik
schiet je door de kop’ en/of ‘kom hier met die telefoon’, althans woorden van gelijke
aard en/of strekking.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft – kort samengevat –
ontkend dat hij bij de straatroof betrokken is geweest.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [slachtoffer] . Het volgende is hiervoor van belang.
Uit de bij de politie door aangever afgelegde verklaringen blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende. Op 28 mei 2021 stond aangever met een geleende scooter en een vriend op de Wagenweg in Noord-Scharwoude toen hij twee personen op een scooter voorbij zag rijden in de richting Geestermerambacht. Even daarna zag hij dezelfde scooter vanuit de richting Geestermerambacht aan komen rijden met drie personen erop. De scooter stopte midden op de weg. De bestuurder droeg een bivakmuts. Aangever kreeg vervolgens een pistool tegen zijn hoofd gedrukt en er werd tegen hem gezegd “Geef me je motorscooter of ik schiet je door je kop”. De persoon met de bivakmuts reed weg op de buitgemaakte motorscooter. Op het moment dat aangever met zijn telefoon een foto wilde maken van het kenteken van de scooter van de daders, werd het pistool op zijn borstkas gericht en moest hij ook zijn telefoon afgeven
De aangifte wordt grotendeels ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft bekend dat hij, samen met [naam 1] en verdachte, betrokken is geweest bij de straatroof. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij op de bewuste avond op de camping in een caravan aan het chillen was toen [naam 1] en verdachte naar hem toe kwamen omdat ze naar een scooter wilden gaan kijken. Hierop zijn ze met zijn drieën op één scooter vertrokken. [medeverdachte] heeft verklaard dat aangever onder bedreiging van een nepvuurwapen zijn motorscooter af heeft moeten geven en vervolgens ook zijn telefoon op het moment dat aangever daarmee een foto wilde maken. Aangever is eveneens verbaal bedreigd.
Dat verdachte en [naam 1] eerder die avond samen op pad waren en vervolgens [medeverdachte] hebben opgehaald bij de caravan en zij met z’n drieën zijn vertrokken wordt ondersteund door de verklaring van [naam 2] . Hij heeft verklaard dat hij op 28 mei 2021 in de caravan was met verdachte en [naam 1] en dat verdachte en [naam 1] weggingen op de scooter en na 23:00 uur weer terug kwamen. Zij vroegen vervolgens [medeverdachte] om hulp en zijn daarna met z’n drieën weggegaan.
Verdachte heeft gesteld dat deze verklaring van [naam 2] onbetrouwbaar is. [naam 2] is geen vriend van verdachte en een oplichter, aldus verdachte. De rechtbank ziet in het licht van het voorgaande geen aanleiding om de verklaring van [naam 2] onbetrouwbaar te achten.
Verder is op 4 juni 2021 tijdens een doorzoeking in de caravan waar verdachte verbleef een bivakmuts aangetroffen alsmede de gestolen telefoon van aangever. Op de telefoon van verdachte zijn diverse zoekslagen met betrekking tot de straatroof aangetroffen alsmede een foto van een scherm van een telefoon met daarop het bericht van aangever waarin hij om hulp vraagt bij het terugvinden van zijn gestolen motorscooter.
Verdachte heeft ter zitting hierover verklaard dat hij niet weet hoe deze zoekslagen en foto op zijn telefoon terecht zijn gekomen. Iedereen kon gebruik maken van zijn laptop. Zijn laptop stond midden in de caravan op tafel. Zoekslagen die door anderen worden verricht op zijn laptop zijn via zijn Google account op zijn telefoon zichtbaar. Dit kan verklaren waarom deze zoekslagen op zijn telefoon terecht zijn gekomen, aldus verdachte. De rechtbank vindt deze verklaring niet aannemelijk geworden.
De slotsom is dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte] en [naam 1] de bewuste straatroof heeft gepleegd.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte:
op 28 mei 2021 te Noord-Scharwoude, tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een motorscooter en een mobiele telefoon (merk IPhone), die toebehoorden aan [slachtoffer] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders,
- een pistool, althans een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gezet en
- dat pistool op het lichaam van die [slachtoffer] heeft gericht en
- daarbij de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘Geef me je motorscooter of ik schiet je door de kop’ en ‘kom hier met die telefoon’.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarbij heeft zij gevorderd dat de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard en dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn twee medeverdachten schuldig gemaakt aan een straatroof onder bedreiging van een vuurwapen (of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp). Het slachtoffer was, samen met een vriend, met een motorscooter op de Wagenweg in Noord-Scharwoude. Verdachte en twee medeverdachten zijn op een scooter naar het slachtoffer en zijn vriend gereden. Onder bedreiging van een pistool en de woorden "geef me je motorscooter of ik schiet je door de kop" heeft slachtoffer zijn motorscooter afgegeven en vervolgens ook zijn telefoon toen hij een foto van het kenteken van de scooter van de daders wilde maken. Dit is een zeer ernstig feit waarbij er op grove wijze inbreuk is gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort misdrijven zich nog lang onveilig voelen en daardoor beperkt worden in hun doen en laten. Bovendien veroorzaken feiten waarbij op straat openlijk met een pistool (of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) wordt gedreigd, ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Strafblad van verdachte
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 19 september 2022 blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Verdachte is voor dit soort feiten dus een zogeheten ‘first offender’.
Reclasseringsadviezen
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport van 12 november 2021 van de deskundige, M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. Bij verdachte is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis (matig tot ernstig), aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteit stoornis van het gecombineerde type en een somatischesymptoom stoornis met voornamelijk pijn en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische trekken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen. De deskundige onthoudt zich van advies over de mate van toerekenbaarheid, vanwege het ontbreken van een delictscenario door de ontkennende houding van verdachte. Alhoewel er in algemene zin risicofactoren te onderscheiden zijn (stoornis in het gebruik van cannabis, ADHD, pijnklachten, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische trekken, een negatief sociaal netwerk, gebrek aan toekomstplannen en problematisch functioneren op school) kan niet worden vastgesteld of en in welke mate deze factoren bij betrokkene de kans op gewelddadig gedrag verhogen. Er kan geen gespecificeerde risicoprognose worden gegeven. Vragen met betrekking tot interventies kunnen niet beantwoord worden, vanwege het ontbreken van een advies over toerekenen en het ontbreken van een goed afgewogen risicoprognose.
De rechtbank heeft eveneens kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 30 augustus 2022. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in dat de reclassering adviseert om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen omdat betrokkene de voorwaarden heeft overtreden. De indruk bestond dat er goede afspraken met betrokkene waren gemaakt en de inschatting was ook dat hij zich aan de afspraken zou gaan houden. Vanaf 1 augustus 2022 is gebleken dat betrokkene zijn medewerking toezegt maar dat hij niet de intentie heeft om zich in te spannen en zich aan afspraken te houden. Hij lijkt hierbij volledig gericht op zijn eigen belang en zijn eigen gewin en alleen uit te zijn op het zich houden aan die onderdelen van de voorwaarden en afspraken die hem goeddunken. Het risico op recidive wordt evenwel ingeschat als laag.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het voortgangsverslag van de reclassering van 17 oktober 2022 met betrekking tot het verloop van het toezicht. Dit rapport houdt – zakelijke weergegeven – onder meer het volgende in. Na de overtredingen zoals beschreven in de rapportage van 30 augustus 2022 hebben er geen nieuwe overtredingen plaatsgevonden. De bijzondere voorwaarden blijven geïndiceerd. Er wordt verwacht dat betrokkene zich aan de voorwaarden zal houden, gelet op zijn in positieve zin veranderende houding. Per 15 september 2022 is met Vast & Verder de afspraak gemaakt dat betrokkene op maandag tot en met donderdag bij de wooninstelling slaapt. De overige dagen mag betrokkene op een andere plek overnachten. Betrokkene heeft aangegeven dat zijn voorkeur uit gaat naar zelfstandig wonen met ambulante begeleiding. De reclassering acht dit mogelijk binnen deze voorwaarde. Betrokkene kan met ondersteuning van het Leger des Heils worden begeleid naar een ambulante woonplek. Betrokkene volgt de opleiding aan de Tata Steel Academy en heeft hier geen absentie-uren. Vanuit de opleiding is een mentor c.q. coach betrokken, die betrokkene ondersteunt gedurende de opleiding. Betrokkene heeft tot nu toe de verplichte examens behaald. Betrokkene laat zien dat hij zich inzet de opleiding af te ronden en laat zich positief uit over de opleiding en het bijbehorende werk. De betrokken mentor heeft aangegeven dat betrokkene, mocht hij onverhoopt uitvallen, op ieder moment weer kan instromen om de opleiding alsnog af te maken. De reclassering vindt het belangrijk dat betrokkene dagbesteding heeft en dat hij uiteindelijk de opleiding positief zal afronden. De inhoud van deze rapportage is ter terechtzitting door reclasseringsmedewerker, R. Verdonk, bevestigd.
Strafmotivering
De landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting formuleren bij straatroof met licht geweld of verbale bedreiging een gevangenisstraf van zes maanden.
Uit de hiervoor omschreven reclasseringsadviezen leidt de rechtbank af dat het van belang is dat de straf een voorwaardelijk deel zal bevatten waar bijzondere voorwaarden aan worden gekoppeld. De rapportages wijzen ook uit dat het goed gaat met verdachte en dat er een stijgende lijn is te zien in zijn motivatie om zijn leven weer op de rit te krijgen. Hij heeft werk en studie en men is daar tevreden over. Dit is in het verleden wel anders geweest. Dat maakt dat de rechtbank deze stijgende lijn niet wil doorkruisen en een straf zal op leggen waardoor hij niet terug hoeft naar de gevangenis.
De rechtbank zal geen adolescentenstrafrecht toepassen. In de straftoemeting houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte wel rekening met zijn jonge leeftijd. Ook is gekeken naar de straf die medeverdachte [naam 1] heeft opgelegd gekregen. Daar is weliswaar het jeugdrecht toegepast dus in zoverre niet geheel te vergelijken maar daar is 60 dagen jeugddetentie waarvan 45 dagen voorwaardelijk opgelegd voor twee gewapende straatroven. [naam 1] had 15 dagen in voorarrest gezeten. [naam 1] was degene die tijdens de straatroof waar verdachte in deze zaak ook voor terecht staat degene die het wapen heeft vastgehouden.
Verdachte heeft al 111 dagen in voorarrest gezeten.
Alles overwegende kiest de rechtbank voor de maximale werkstraf van 240 uur gecombineerd met een voorwaardelijke straf van 120 dagen. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 231 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend met daarnaast een taakstraf van 240 uren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk gedeelte van de detentie naast de algemene voorwaarden ook de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (met uitzondering van het contact- en gebiedsverbod, alsmede het gebiedsgebod) verbinden, met een proeftijd van twee jaren. Dit moet verdachte ervan weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit en ervoor te zorgen dat hij zich aan de bijzondere voorwaarden houdt. Het door de reclassering geadviseerde contactverbod met de mededaders, en het gebiedsverbod, acht de rechtbank gezien het tijdsverloop niet aangewezen. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren omdat verdachte first offender is en het recidiverisico door de reclassering als laag wordt ingeschat.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 2.670,44 aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gestelde materiële schade bestaat voor een bedrag van € 2.214,45 uit schade aan een leenscooter, € 405,99 vanwege schade aan een iPhone en € 50,- voor een verdwenen hoodie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag van € 2.214,45 aan materiële schade aan de leenscooter kan worden toegewezen. Voor de vergoeding van de hoodie kan 25% van de aankoopwaarde worden toegewezen, te weten € 12,50. Het bedrag van € 405,99 voor vergoeding van de schade aan de iPhone moet worden afgewezen omdat de telefoon is teruggegeven aan de benadeelde partij. De immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-. De bedragen die kunnen worden toegewezen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de grondslag voor de vordering ontbreekt gelet op de door hem bepleitte vrijspraak.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ter zake van de schade aan de leenscooter
(€ 2.214,45) dient te worden toegewezen, nu dit gedeelte van de vordering, gelet op de
gegeven onderbouwing, de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De vordering ter zake van de schade aan de iPhone zal worden afgewezen, nu uit de dossierstukken valt op te maken dat de telefoon is teruggegeven aan de benadeelde partij. De vordering met betrekking tot de verdwenen hoodie zal tot een bedrag van € 12,50 worden toegewezen, waarbij de rechtbank rekening houdt met de afschrijving door gebruik zoals door de officier van justitie is gedaan. Dit gedeelte van de vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het restant van dit gedeelte van de vordering (€ 37,50) zal worden afgewezen. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering ter zake van de materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 2.226,95, vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 28 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat
dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij (angst- en stressklachten en slaapproblemen) zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, onder b, BW. Het gaat in deze zaak om een afpersing in vereniging gepleegd waarbij onder meer een vuurwapen (of een daarop gelijkend voorwerp) op het hoofd van de benadeelde partij is gezet. De rechtbank acht vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,- billijk gelet op de onderbouwing van de vordering en de hoogte van immateriële schade die wordt toegekend in vergelijkbare zaken. Daarbij is er rekening gehouden met de omstandigheid dat de vordering geen recente informatie over de door de benadeelde partij aangevoerde klachten
en problemen bevat en hij niet op de zitting is verschenen om hierop een nadere toelichting
te geven. Dit is ook de reden dat de vordering tot vergoeding van de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Behandeling van dit gedeelte van de vordering zou een onevenredige belasting vormen van het strafgeding, nu daarvoor nader
onderzoek noodzakelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.226,95,- aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van zijn betalingsverplichting.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ten behoeve van de benadeelde partij, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel opleggen, zodat de benadeelde de schade niet zelf hoeft te innen en hij de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
231 (tweehonderd eenendertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 111 (honderdelf) dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
120 (honderdtwintig) dagen, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde moet zich volgens afspraak melden bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 Alkmaar, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde werkt mee aan een begeleid wonen traject en verblijft, bij acceptatie, bij Stichting Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, dan wel werkt mee aan ambulante woonbegeleiding op zijn eigen woonplek
door het Leger des Heils of soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra veroordeelde een kamer toegewezen krijgt. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Volgen van opleiding
Veroordeelde volgt een opleiding bij het Nova College en/of Tata Steel Academy of bij een soortgelijke instelling. Hij mag geen absentie-uren hebben.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderd veertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 4.226,95(vierduizend tweehonderd zesentwintig euro en vijfennegentig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voormeld bedrag bestaat voor € 2.226,95,- uit materiële schade en voor € 2.000-,- uit immateriële schade. De toegewezen materiële schade bestaat uit de volgende posten: € 2.214,45 (schade leenscooter) en € 12,50 (verdwenen hoodie).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de immateriële schade
niet-ontvankelijkin zijn vordering is.
Wijst afde vordering tot vergoeding van het overige deel van de materiële schade.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] ,
aan de Staat€ 4.226,95 (vierduizend tweehonderd zesentwintig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening,
te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
52 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de
medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van
die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot
betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting
tot betaling aan de benadeelde partij.
Voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en C. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 november 2022.