ECLI:NL:RBAMS:2022:6230

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
26Hendon
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot verwijzing van strafzaken 26Hendon en 13Iraklia voor gelijktijdige behandeling

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen in de strafzaken 26Hendon en 13Iraklia. De rechtbank heeft besloten om de zaken van de verdachten in onderzoek 26Hendon te verwijzen naar de zittingscombinatie van 13Iraklia voor gelijktijdige behandeling. Dit besluit volgt op een pro forma zitting op 13 oktober 2022, waar de verdediging van de verdachten het verzoek heeft gedaan om beide onderzoeken gelijktijdig te behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdenkingen tegen de verdachten in beide onderzoeken betrekking hebben op dezelfde levensberoving van de misdaadjournalist [slachtoffer]. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van een goede rechtsbedeling is om te voorkomen dat verschillende zittingscombinaties zich met hetzelfde feitencomplex bezighouden. Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen gezamenlijke behandeling, maar de rechtbank acht de temporele bezwaren beperkt, gezien de onduidelijkheid over de afdoening van het onderzoek 13Iraklia. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die een gezamenlijke behandeling in de weg staan. De beslissing is genomen door de voorzitter mr. F.W. Pieters, samen met mrs. P.L.C.M. Ficq en N.J. Koene, in aanwezigheid van griffier mr. I. Meulman.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Onderzoek: 26Hendon
Inzake:
Parketnummer: 71/167057-22
Parketnummer: 71/136338-22
Parketnummer: 71/172901-22
Beslissing van de rechtbank tot verwijzing van de zaken van de verdachten:
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op zijn detentieadres [adres] ,
gedetineerd in de [naam PI] ,
[verdachte 2] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam PI] ,
[verdachte 3] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam PI] .

1.Inleiding en procesgang

Op 6 juli 2021 is misdaadjournalist [slachtoffer] neergeschoten in de Lange Leidsedwarsstraat in Amsterdam, als gevolg waarvan hij op 15 juli 2021 is komen te overlijden. Direct na het schietincident is onderzoek ‘13Iraklia’ gestart door het Arrondissementsparket te Amsterdam en binnen dit onderzoek zijn op 6 juli 2021 als verdachten aangehouden [verdachte 4] (13/180771-21) en [verdachte 5] (13/1807955-21). [verdachte 4] wordt ervan verdacht [slachtoffer] te hebben neergeschoten en [verdachte 5] wordt ervan verdacht dat hij de vluchtauto heeft bestuurd.
In het onderzoek 13Iraklia heeft reeds een inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en de planning was dat er op 14 juli 2022 uitspraak zou worden gedaan. Op 11 juli 2022 heeft de rechtbank tussenvonnissen gewezen, waarin is beslist dat het onderzoek ter terechtzitting in 13Iraklia wordt heropend naar aanleiding van nieuwe stukken die door het Openbaar Ministerie aan het dossier zijn toegevoegd. Op 3 november 2022 zal een regiezitting plaatsvinden in 13Iraklia, waar onder meer zal worden besproken wat de gevolgen zullen zijn van de wijziging van de rechtbanksamenstelling aangezien één van de rechters van de zittingscombinatie is vervangen.
Op 9 juli 2021 heeft het Landelijk Parket een onderzoek ingesteld naar de vermoedelijke opdrachtgever(s), medepleger(s) en medeplichtigen van de levensberoving van [slachtoffer] .
Dit onderzoek heeft de naam ‘26Hendon’ gekregen. Binnen dit onderzoek zijn als verdachten aangehouden [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] . [verdachte 1] wordt ervan verdacht dat hij [verdachte 4] en [verdachte 5] voor, tijdens en na de levensberoving van [slachtoffer] heeft aangestuurd. [verdachte 2] en [verdachte 3] worden ervan verdacht dat zij voorafgaand aan de levensberoving observaties hebben uitgevoerd en dat zij direct na het schietincident filmpjes hebben gemaakt van [slachtoffer] en die hebben verspreid via sociale media.
Daarnaast worden binnen 26Hendon nog twee personen verdacht van betrokkenheid bij de levensberoving van [slachtoffer] , namelijk [verdachte 6] en [verdachte 7] (71/208868-22). Zij zijn echter (nog) niet gedagvaard voor de rechtbank.
Op 13 oktober 2022 heeft de eerste pro formazitting plaatsgevonden in onderzoek 26Hendon.
Op deze zitting heeft de verdediging van [verdachte 1] , mr. R.A. van der Horst, het verzoek gedaan dat de onderzoeken 26Hendon en 13Iraklia gelijktijdig worden behandeld door dezelfde zittingscombinatie.
De verdediging van [verdachte 3] , mr. R.D.A. van Boom, heeft zich aangesloten bij dit verzoek.
De verdediging van [verdachte 2] , mrs. V.R.C. Shukrula en C. Crince le Roy, heeft zich verzet tegen gezamenlijke behandeling van de strafzaken.
De rechtbank heeft ter terechtzitting meegedeeld dat zij op dat moment nog geen beslissing zou nemen op deze verzoeken tot gelijktijdige afdoening, omdat dit allerlei implicaties heeft en de rechtbank zich hierover nader wil beraden.
De rechtbank heeft zich inmiddels nader beraden over het verzoek en komt op grond van de volgende standpunten en overwegingen tot een beslissing.

2.Standpunten van de verdediging

Mr. Van der Horst heeft zich, namens [verdachte 1] , op het standpunt gesteld dat het van groot belang is voor een goed beoordelingsproces dat de verdachten in de onderzoeken 26Hendon en 13Iraklia worden berecht door dezelfde zittingscombinatie. Alle verdachten worden immers verdacht van betrokkenheid bij hetzelfde feitencomplex, namelijk de levensberoving van [slachtoffer] .
Mr. Van der Horst staat ook verdachte [verdachte 4] bij in onderzoek 13Iraklia. Hij heeft daardoor inzage in beide dossiers en ziet in elk van de onderzoeken dat er onderzoeksresultaten zijn die niet in beide dossiers zijn gevoegd maar voor beide dossier relevant kunnen zijn. Het is van groot belang dat alle procespartijen en ook de rechtbank beschikken over alle informatie.
Mr. Van Boom heeft zich, namens [verdachte 3] , aangesloten bij het verzoek van mr. Van der Horst.
De beschuldigingen in beide onderzoeken zijn deels identiek. Alle verdachten worden verdacht van betrokkenheid bij de levensberoving van [slachtoffer] . Het is van belang dat de verdediging en de rechtbank kunnen beschikken over alle relevante, belastende en ontlastende, stukken.
Mrs. Shukrula en Crince le Roy zien geen noodzaak om de onderzoeken 26Hendon en 13Iraklia gelijktijdig te behandelen. Verdachte is gebaat bij een voortvarende behandeling van zijn strafzaak. In geval van gelijktijdige behandeling is geen zicht op een inhoudelijke behandeling op korte termijn.

3.Standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderzoeken afzonderlijk moeten worden behandeld. Het onderzoek in 13Iraklia is al afgerond. In onderzoek 26Hendon wordt nog onderzoek gedaan naar de (uiteindelijke) opdrachtgevers en andere betrokkenen bij de moord, anders dan de verdachten die reeds zijn aangemerkt als verdachte. Dit onderzoek loopt nog en het is onbekend hoe lang dit nog zal duren. Het is niet in het belang van de verdachten, de maatschappij en de nabestaanden dat wordt gewacht met de afdoening van 13Iraklia. Het dossier 13Iraklia zal nog worden gevoegd aan het dossier van 26Hendon, zodat de verdediging zal beschikken over alle mogelijk relevante informatie.

4.Oordeel van de rechtbank

Na de pro forma zitting op 13 oktober 2022 heeft het Openbaar Ministerie het dossier in het onderzoek 13Iraklia gedeeld met de rechtbank.
De rechtbank constateert dat de verdenkingen tegen de verdachten in zowel het onderzoek 13Iraklia als in het onderzoek 26Hendon betrekking hebben op betrokkenheid bij de levensberoving van [slachtoffer] .
De rechtbank constateert verder dat de verdenkingen tegen de verdachten die tot nu toe uit het onderzoek 26Hendon zijn voortgekomen, niet wezenlijk anders zijn dan de verdenkingen tegen de verdachten in onderzoek 13Iraklia, terwijl dat laatste onderzoek nu juist is heropend.
Onder deze omstandigheden heeft het de voorkeur dat wordt voorkomen dat twee verschillende zittingscombinaties binnen één rechtbank zich, mogelijk gelijktijdig, buigen over in de kern hetzelfde onderzoek, te weten dat naar de levensberoving van [slachtoffer] .
Het Openbaar Ministerie heeft temporele bezwaren opgeworpen tegen gelijktijdige behandeling door één zittingscombinatie. Hoewel de rechtbank het belang van een verdachte en van de maatschappij bij een voortvarende behandeling van zijn strafzaak uiteraard onderschrijft, is op dit moment nog onduidelijk wanneer het strafproces in onderzoek 13Iraklia zal kunnen worden afgedaan. Het temporele belang acht de rechtbank daarom beperkt.
Door het Openbaar Ministerie zijn verder geen argumenten aangevoerd op grond waarvan een gezamenlijke behandeling (alsnog) onmogelijk is. Ook overigens zijn de rechtbank geen feiten of omstandigheden gebleken die daaraan in de weg staan.
Alles afwegende oordeelt de rechtbank dat een gezamenlijke berechting van de verdachten in de onderzoeken 26Hendon en 13Iraklia, door dezelfde combinatie van zittingsrechters, in het belang van een goede rechtsbedeling is. De rechtbank zal daarom de zaken van de verdachten in 26Hendon verwijzen naar de zittingscombinatie van 13Iraklia.

5.Beslissing

De rechtbank:
verwijst de zaken van verdachten in onderzoek 26Hendon naar de zittingscombinatie van 13Iraklia, met als voorzitter mr. G. Oldekamp, voor gelijktijdige behandeling en afdoening.
Deze beslissing is genomen op 1 november 2022 door:
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en N.J. Koene, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Meulman, griffier.
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.