Op 25 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een alleenstaande moeder met kinderen verzocht om een voorlopige voorziening. De gemeente Amsterdam had eerder besloten om de tijdelijke opvang van de moeder te beëindigen per 28 februari 2022, gebaseerd op de landelijke richtlijn voor opvang van dak- en thuisloze mensen. De moeder, die sinds november 2021 in de opvang verbleef, maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om de opvang niet te beëindigen totdat er een beslissing op haar bezwaar was genomen.
De voorzieningenrechter had eerder op 22 maart 2022 al een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij de gemeente werd opgedragen de noodopvang niet te beëindigen tot twee weken na de beslissing op bezwaar. De gemeente had vervolgens de opvang verlengd tot twee weken na de beslissing op bezwaar, maar de moeder vreesde dat zij en haar zoon op straat zouden komen te staan zonder adequate alternatieve huisvesting.
In de zitting op 25 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter de belangen van de moeder zwaarder laten wegen dan die van de gemeente. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de gemeente de opvang van de moeder niet mag beëindigen tot zes weken na de uitspraak op het beroep. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de moeder. De uitspraak benadrukt de noodzaak van adequate opvang voor kwetsbare groepen, zoals alleenstaande moeders met kinderen, en de verantwoordelijkheden van de gemeente in deze context.