ECLI:NL:RBAMS:2022:6229

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4764
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake opvang alleenstaande moeder met kinderen in Amsterdam

Op 25 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een alleenstaande moeder met kinderen verzocht om een voorlopige voorziening. De gemeente Amsterdam had eerder besloten om de tijdelijke opvang van de moeder te beëindigen per 28 februari 2022, gebaseerd op de landelijke richtlijn voor opvang van dak- en thuisloze mensen. De moeder, die sinds november 2021 in de opvang verbleef, maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om de opvang niet te beëindigen totdat er een beslissing op haar bezwaar was genomen.

De voorzieningenrechter had eerder op 22 maart 2022 al een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij de gemeente werd opgedragen de noodopvang niet te beëindigen tot twee weken na de beslissing op bezwaar. De gemeente had vervolgens de opvang verlengd tot twee weken na de beslissing op bezwaar, maar de moeder vreesde dat zij en haar zoon op straat zouden komen te staan zonder adequate alternatieve huisvesting.

In de zitting op 25 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter de belangen van de moeder zwaarder laten wegen dan die van de gemeente. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de gemeente de opvang van de moeder niet mag beëindigen tot zes weken na de uitspraak op het beroep. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de moeder. De uitspraak benadrukt de noodzaak van adequate opvang voor kwetsbare groepen, zoals alleenstaande moeders met kinderen, en de verantwoordelijkheden van de gemeente in deze context.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4764
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 oktober 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. T.F.W. Kouwenhoven),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
( [gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 11 februari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de tijdelijke opvang van verzoekster op grond van de landelijke ‘Richtlijn opvang dak- en thuisloze mensen’ met ingang van 28 februari 2022 beëindigd.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft met de uitspraak van 22 maart 2022 het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verweerder de noodopvang niet mag beëindigen tot twee weken na de beslissing op bezwaar. [1]
Verweerder heeft met de brief van 13 mei 2022 aan verzoekster noodopvang toegekend tot twee weken na de beslissing op bezwaar.
Verzoekster heeft tegen de brief van 13 mei 2022 bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 21 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van 11 februari 2022 ongegrond verklaard en het bezwaar van verzoekster tegen de brief van 13 mei 2022 niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de noodopvang niet wordt beëindigd tot op het beroep is beslist.
Verweerder heeft op 17 oktober 2022 toegezegd dat verzoekster tot drie maanden na de beslissing op het bezwaar in de opvang in het [opvang locatie] mag verblijven.
Op 24 oktober 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 25 oktober 2022 op de zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook is verschenen [naam] , tolk in de Engelse taal. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • bepaalt dat verweerder de huidige opvang van verzoekster niet beëindigt tot zes weken na de uitspraak op het beroep;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,-

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoekster is een alleenstaande vrouw met de Nigeriaanse nationaliteit. Ze heeft de zorg voor haar zoon van twee jaar oud. Verzoekster heeft sinds 19 november 2021 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij haar zoon op grond van artikel 8 van het EVRM. [2] Verzoekster en haar zoon zijn op 30 november 2021 toegelaten tot de tijdelijke opvang in het [opvang locatie] in Amsterdam. Deze opvang werd aan dakloze gezinnen verstrekt vanwege de coronacrisis op grond van de landelijke ‘Richtlijn opvang dak- en thuisloze mensen’ en werd bekostigd door de rijksoverheid. Verzoekster heeft samen met haar zoon tot op heden opvang in het [opvang locatie] .
3. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij samen met haar minderjarige zoon op straat komt te staan wanneer verweerder de opvang beëindigt. Er is geen adequate alternatieve huisvesting voor het gezin. Verzoekster is sinds maart 2022 ingeschreven bij meerdere woningbouwcorporaties en reageert actief op geschikte woningen. Helaas is de opgebouwde wachttijd te kort om op dit moment een woning toebedeeld te krijgen.
4. Verweerder heeft aangevoerd dat hij zich niet kan vinden in meerdere overwegingen in de uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 maart 2022 en dat verzoekster geen recht heeft op noodopvang voor gezinnen omdat zij niet voldoet aan het vereiste van regiobinding.
5. De voorzieningenrechter heeft het beroep van verzoekster met [zaaknummer] voor behandeling doorverwezen naar een meervoudige kamer die naar verwachting op korte termijn, op [medio] januari 2023, zal zitten.
6. Verweerder heeft al toegezegd dat verzoekster tot 21 december 2022 in de opvang mag verblijven. Met het treffen van een voorlopige voorziening tot zes weken na de zitting in beroep wordt die termijn feitelijk verlengd, maar wel in relatief bescheiden mate. Gelet hierop, en om de behandeling van het beroep door de meervoudige kamer ook zo zinvol mogelijk te laten zijn, laat de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster bij voortzetting van de opvang hier zwaarder wegen dan die van verweerder (op termijn) bij de beëindiging ervan.
7. Het vorenstaande betekent dat de voorzieningenrechter zich nu niet uitlaat over de inhoudelijke rechtsvraag of verzoekster aanspraak kan maken op enige (nood-)opvang. Dat is uiteindelijk aan de meervoudige kamer, die ook niet is gebonden aan de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar vergoeden. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Als aan verzoekster een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de gemachtigde.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier, op 25 oktober 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.