ECLI:NL:RBAMS:2022:6222

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
13/116175-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van drugshandel en witwassen wegens onvoldoende bewijs van wetenschap en beschikking

Op 12 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van witwassen en drugshandel. De zaak kwam voort uit een aanhouding op 8 mei 2022, waarbij de verdachte en een medeverdachte werden betrapt met aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en contant geld. De officier van justitie stelde dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen cocaïne en het geld, en dat er sprake was van gezamenlijk bezit. De verdediging voerde echter aan dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de drugs of het geld, en dat er bovendien sprake was van vormverzuimen tijdens de aanhouding.

De rechtbank oordeelde dat de feiten en omstandigheden die door de politie waren gerapporteerd, onvoldoende waren om aan te nemen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en het geld. De rechtbank vond dat de officier van justitie niet voldoende bewijs had geleverd om de beschuldigingen te staven. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel het witwassen als de drugshandel. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, en dat de aanhouding rechtmatig was. De rechtbank gelastte de teruggave van een in beslag genomen iPhone aan de verdachte, aangezien hij van de ten laste gelegde feiten was vrijgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/116175-22
Datum uitspraak: 12 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.R. Bons en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. S. Aytemür, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 8 mei 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van het (eenvoudig schuld-)witwassen van twee contante geldbedragen van € 43.950,- en/of € 900,-;
2. medeplegen van het opzettelijk handelen in 2240 gram cocaïne.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde medeplegen van witwassen en drugshandel bewezen kan worden. De verklaringen van [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] zijn volgens de officier van justitie kennelijk leugenachtig, omdat uit het politieonderzoek blijkt dat zij zich samen bezighouden met de handel in drugs. [verdachte] heeft sleutels van een appartement in Amsterdam, dat uitkijkt op de plaats waar hij en [medeverdachte] zijn aangehouden, en blijkt volgens berichten in zijn telefoon al langer in Nederland te verblijven. In de telefoons van beide verdachten zijn foto’s aangetroffen van cocaïne. Zij bevinden zich bij de aanhouding samen in Amsterdam West, een niet toeristisch gebied. In de rugtas van [medeverdachte] is 1998 gram cocaïne en in totaal € 44.850,- contant geld aangetroffen en [verdachte] had een vijf eurobiljet in zijn broekzak als ‘token’. Alle feiten en omstandigheden samen wijzen op een gezamenlijke machtsuitoefening en dus gezamenlijk bezit van de cocaïne en het geld. Verder is er sprake van een witwasvermoeden vanwege de combinatie van de aangetroffen verdovende middelen en de contante geldbedragen. Dit vermoeden hebben zowel [medeverdachte] als [verdachte] niet kunnen weerleggen, omdat zij geen verklaring hebben afgelegd.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bewijsuitsluiting van het proces-verbaal van aanhouding waarbij de spullen zijn aangetroffen, of in ieder geval om strafvermindering. De staande houding, aanhouding en doorzoeking van de rugtas zijn onrechtmatig. Er was op het moment van aanhouding geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. De feiten en omstandigheden die de agenten opschrijven als reden voor de verdenking zijn niet concreet genoeg en lijken gekunsteld. De is vergelijkbaar met het Hollende kleurling-arrest. Ook stellen de agenten teveel vragen, gericht op strafbare feiten, zodat dit moet worden opgevat als een verhoor, zonder dat [verdachte] een advocaat kon raadplegen. Er is daarom sprake van vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering.
Verder vindt de raadsvrouw dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. Het dossier bevat geen bewijs dat [verdachte] wetenschap over de aangetroffen cocaïne had. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte de contante geldbedragen voorhanden had. Van medeplegen is geen sprake.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 8 mei 2022 zien agenten twee mannen lopen, die later blijken te zijn: [medeverdachte] en [verdachte]. [medeverdachte] draagt een rugtas. De mannen lijken volgens de agenten erg te schrikken van de aanwezigheid van de politie. Daarom spreken zij hen aan. Na een kort vraaggesprek, ontstaat bij de agenten de verdenking dat de mannen zich bezighouden met drugshandel en nemen zij de rugtas die [medeverdachte] bij zich draagt in beslag. Daarin zitten, ingepakt in plastic tasjes, twee blokken van 998 gram en 1 kilogram cocaïne en, ingepakt in een papieren tasje, vier enveloppen met stapels biljetten ten bedrage van twee keer € 10.000,-, één keer € 10.500,- en één keer € 13.450,-. In de broekzak van [verdachte] wordt een vijf eurobiljet gevonden. Later vindt de politie nog een contant geldbedrag van € 903,15 in een apart vakje van de rugtas.
Vormverzuim
De schrikreactie van [medeverdachte] en [verdachte] bij het zien van de agenten die toezicht houden, is door hen uitgebreid omschreven en vinden zij opvallend. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verbalisanten. Voor verbalisanten is relevant dat er naar hun (beroeps-)ervaring op de plek waar [medeverdachte] en [verdachte] gezien worden vaak overdag op de openbare weg ontmoetingen plaatsvinden in het kader van drugshandel. De verdachten in die gevallen zijn vaak op hun hoede. Daarom besluiten zij te controleren wat er aan de hand is. Zij stellen de algemene vraag waarom [medeverdachte] en [verdachte] zo lijken te schrikken. Voordat de agenten meer vragen stellen, wijzen zij [medeverdachte] en [verdachte] op hun recht om geen antwoord te geven op vragen. Omdat zij steeds zenuwachtiger lijken te worden en geen logische antwoorden geven, confronteren de agenten hen daarmee. De verbalisanten omschrijven dat het gedrag van beiden naarmate de controle vorderde steeds veranderde. Daarbij zegt [medeverdachte] dat hij niet weet wat in de rugtas zou zitten. De verdenking voor het bezit van verdovende middelen ontstaat vervolgens en er volgt een aanhouding. De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die de agenten omschrijven voldoende basis vormen voor een redelijk vermoeden van schuld. Zij mochten op basis van deze omstandigheden tot aanhouding overgaan. Er is dus geen sprake van een vormverzuim en daarmee ook geen aanleiding voor bewijsuitsluiting of strafvermindering op die grond.
Vrijspraak medeplegen witwassen en drugshandel
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank – met de verdediging – van oordeel dat [verdachte] van beide feiten moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[verdachte] ontkent enige betrokkenheid bij het tenlastegelegde. De rechtbank vindt dat de hierboven genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf goed kunnen passen bij het scenario dat [verdachte] en [medeverdachte] zich samen op 8 mei 2022 schuldig hebben gemaakt aan witwassen en drugshandel. Dat dit een aannemelijk scenario is, betekent echter niet dat dit ook met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie naar voren gebrachte omstandigheden wel in enige mate belastend zijn voor [verdachte]. De rechtbank vindt deze echter, ook in onderling samenhang bezien, onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat [verdachte] in dit concrete geval op de hoogte was van de aanwezigheid van het geld en de cocaïne in de tas van [medeverdachte] of dat hij daarover kon beschikken. Dit leidt ertoe dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde en dat de rechtbank niet toekomt aan een oordeel over het medeplegen.

4.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6184117, iPhone 13 pro)
De rechtbank zal de iPhone (nummer 1 op de beslaglijst) teruggegeven aan [verdachte] omdat hij van beide ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.

5.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggave aan [verdachte]van:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6184117, iPhone 13 pro)

Abusievelijk is bovenstaand telefoontoestel als een iPhone 13 pro in beslag genomen terwijl dit een iPhone 12 is.

Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2022.
[…]