ECLI:NL:RBAMS:2022:6212

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
13/218628-22 (tussenuitspraak)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel en weigeringsgrond ex artikel 12 OLW

Op 27 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Koninie in Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1977 in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De vordering tot overlevering is ingediend door de officier van justitie op 31 augustus 2022 en betreft de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar, opgelegd bij een eerder vonnis van 27 november 2020. Tijdens de openbare zitting op 13 oktober 2022 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces dat tot de veroordeling heeft geleid en geen dagvaarding heeft ontvangen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces en dat er geen van de in artikel 12 OLW genoemde omstandigheden aanwezig waren. De rechtbank heeft echter ook opgemerkt dat artikel 12 OLW een facultatieve weigeringsgrond is, waardoor de rechtbank kan besluiten om de overlevering toch toe te staan. De rechtbank heeft vragen geformuleerd die aan de Poolse autoriteiten moeten worden voorgelegd om te bepalen of de opgeëiste persoon op de hoogte was van het strafproces en of hij al dan niet afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de geformuleerde vragen aan de uitvaardigende autoriteit voor te leggen. De zaak moet vóór 27 november 2022 opnieuw op zitting worden gebracht, met de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Poolse taal.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/218628-22
RK nummer: 22/4027
Datum uitspraak: 27 oktober 2022
TUSSEN UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 augustus 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 april 2022 door de
Sąd Okręgowy w Koninie (Regional Court in Konin)(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht die waarnam voor mr. F.S. Baardman, ook advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment by the Regional Court in Konin of 27 November 2020(II K 46/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW; heropening onderzoek

De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij het proces en heeft geen dagvaarding ontvangen. Gelet op de ouderdom van de feiten en het tijdsverloop kan hem geen onzorgvuldigheid meer worden verweten. Dit betekent dat artikel 12 OLW van toepassing is en de overlevering moet worden geweigerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW aan de orde is, maar dat van toepassing moet worden afgezien omdat de opgeëiste persoon eerder een adresinstructie heeft gekregen en deze heeft ondertekend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop
kande overlevering op basis van artikel 12 OLW worden geweigerd.
Artikel 12 OLW is echter een facultatieve weigeringsgrond waardoor de rechtbank kan afzien van de toepassing ervan.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 5 oktober 2022 van de uitvaardigende autoriteit volgt dat de opgeëiste persoon is geïnstrueerd dat hij de autoriteiten van elke adreswijzing op de hoogte moest brengen, alsook wat de consequenties zijn als hij dat niet zou doen, namelijk (onder andere) dat een zitting kan plaatsvinden in zijn afwezigheid. Deze instructie heeft de opgeëiste persoon op 28 maart 2013 persoonlijk ondertekend. De opgeëiste persoon heeft een adres in Polen opgegeven en de oproeping van 20 maart 2020 voor zijn zaak is naar dit adres gestuurd. De oproep is niet door de opgeëiste persoon opgehaald.
Tussen het moment van de door de opgeëiste persoon ondertekende adresinstructie en het versturen van de oproep voor het proces zit bijna zeven jaar. Om te kunnen vaststellen of de opgeëiste persoon klaarblijkelijk op de hoogte was van het strafproces en, hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces of dat hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie, dienen de volgende vragen te worden beantwoord door de Poolse autoriteiten:
  • (I) Wat is de reden/zijn de redenen voor het tijdsverloop tussen het ondertekenen van de adresinstructie door de opgeëiste persoon op 28 maart 2013 en zijn oproeping op het door hem opgegeven adres door de Poolse autoriteiten van 20 maart 2020 voor het proces dat heeft geleid tot de uitspraak met referentienummer II K 46/19?
  • (II) In hoeverre is dit tijdsverloop aan de opgeëiste persoon te wijten?
  • (III) Is in de periode tussen 28 maart 2013 en 20 maart 2020 nog andere correspondentie i.v.m. de onder I genoemde zaak aan het door de opgeëiste persoon opgegeven adres in Polen gestuurd? Zo ja, om wat voor berichtgeving ging het en wanneer werd die verstuurd?

5.Beslissing

SCHORSThet onderzoek ter zitting
voor onbepaalde tijdom de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 4. geformuleerde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEPAALTdat de zaak vóór 27 november 2022 op zitting wordt aangebracht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.