ECLI:NL:RBAMS:2022:6209

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
13/751035-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 27 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Landesgericht Wiener Neustadt in Oostenrijk. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 21 januari 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1985, heeft de Nederlandse en Turkse nationaliteit en is verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekent dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding.

Tijdens de openbare zitting op 13 oktober 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook de garantie van het Landesgericht Wiener Neustadt beoordeeld, waarin werd bevestigd dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf kan ondergaan indien hij wordt veroordeeld.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering. De officier van justitie had argumenten aangedragen om af te zien van de weigeringsgrond, en de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden, waaronder het feit in Oostenrijk is gepleegd en het bewijs zich daar bevindt, voldoende waren om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, conform de eisen van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751035-21
RK nummer: 21/412
Datum uitspraak: 27 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 januari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 december 2020 door het
Landesgericht Wiener Neustadt(Oostenrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, al is verstreken. Dit betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een lastgeving tot aanhouding m.b.t. zaaknr. 49 Hv 2/20v. In Form A staat dat
the national arrest warrantis uitgevaardigd op 28 december 2020 door
the Regional Court Wiener Neustadt.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Oostenrijks recht strafbare feiten.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten blijkens het originele EAB heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
1)
deelneming aan een criminele organisatie;
5) illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Oostenrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft onder meer de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De vicepresident van het
Landesgericht Wiener Neustadtheeft op 10 januari 2022 de volgende garantie gegeven:
“The Landesgericht (Regional Court) Wiener Neustadt refers to your notification (….) for the purpose of serving a prison sentence in case of conviction of the Dutch national
[opgeëiste persoon], born in [geboorteplaats], Netherlands on [geboortedag] 1985.
The Landesgericht Wiener Neustadt herby declares that in accordance with Article 29 para. 3 EU-JZG,
1) that, in case of a conviction in the pending proceedings before the Landesgericht Wiener Neustadt in reference to AZ 49 Hv 2/20v for the crime of drugs trafficking under Section 28a para. 1 second and third case, para. 2 (2) and 3 Austrian Controlled Substances Act (SMG) and Section 28a para. 1 fifth case, para. 2 (2) and para. 4 (3) SMG, [opgeëiste persoon] will be returned to the Netherlands to serve his prison sentence.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB heeft betrekking op een feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het onderzoek is in Oostenrijk aangevangen;
  • het bewijs bevindt zich in Oostenrijk;
  • de verdovende middelen zijn Oostenrijk ingevoerd en waren voor de Oostenrijkse markt bestemd;
  • de medeverdachten zijn in Oostenrijk vervolgd en/of veroordeeld;
  • het openbaar ministerie is niet voornemens om zelf de opgeëiste persoon te gaan vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
- de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat het feit wordt geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Landesgericht Wiener Neustadt(Oostenrijk) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.