In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een vergunning voor het exploiteren van 250 waterfietsen in Amsterdam. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam met een besluit van 15 oktober 2021, en het bestreden besluit van 28 januari 2022 bevestigde deze afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de vergunningenstop die door verweerder is ingesteld, niet onredelijk is. Eiseres betoogde dat de vergunningstop voor onbepaalde tijd onrechtmatig is, maar de rechtbank stelt vast dat er een duidelijke verwachting was over de beleidsontwikkeling en dat de vergunningenstop in lijn is met de noodzaak om nieuw beleid te formuleren. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin tijdelijke vergunningstops in aanloop naar nieuw beleid als niet onredelijk zijn beoordeeld.
De rechtbank concludeert dat verweerder terecht de vergunning heeft geweigerd en dat de aanvraag buiten de vastgestelde aanvraagperiode is ingediend. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 september 2022.