Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
[eiser 1] V.O.F.,
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
1.De procedure
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 september 2022 en de daarin genoemde stukken,
2.De feiten
ex ante evaluatie mestbeleid 2013van het Planbureau voor de Leefomgeving en Wageningen-UR, aangeboden en daar een reactie op gegeven. In deze brief wordt onder meer het volgende geschreven. Het rapport biedt vertrouwen dat ook in een situatie zonder dierrechten de kaders van het mestbeleid worden gerespecteerd omdat berekend is dat de voorziene groei van de melkproductie, door verhoogde efficiëntie per dier en effecten van het voerspoor, niet leidt tot toename van de fosfaatproductie. Het kabinet wil de groei van individuele melkveehouderijen toestaan op voorwaarde dat voldoende grond onder het bedrijf ligt om de extra fosfaatproductie die het gevolg is van uitbreiding in zijn geheel te kunnen plaatsen. Uiteraard dient die groei wel plaats te vinden binnen de kaders van de milieurandvoorwaarden, zowel individueel vastgelegd als met collectieve emissieplafonds. In het kader van eerdere derogatiebeschikkingen is het nationale fosfaatproductieplafond vastgesteld op het niveau van 2002, te weten 172 miljoen kilo fosfaat per jaar. Wanneer uit de monitoring van de mestmarkt blijkt dat de feitelijke fosfaatproductie in enig jaar het plafond van 2002 overschrijdt, zijn nadere productiebeperkende maatregelen aan de orde. Aldus steeds deze kamerbrief.
3.Het geschil
Subsidiair heeft de Bank haar zorgplicht geschonden. De Bank heeft [eisers] niet geïnformeerd over het risico dat er naast de uitbreidingsfinanciering aanvullende investeringen nodig zouden zijn door de invoering van productiebeperkende wet- en regelgeving. Ook heeft de Bank nagelaten om te onderzoeken of er binnen de verstrekte financiering ruimte was om tegenvallers op te vangen en zodoende [eisers] te beschermen tegen overkreditering.
Meer subsidiair stelt [eisers] dat sprake is van onvoorziene omstandigheden omdat ten tijde van het afsluiten van de Kredietovereenkomst op 2 juli 2014 niet voorzienbaar was dat er productiebeperkende maatregelen ingevoerd zouden worden.
4.De beoordeling
maar wat als dit wel het geval is?’. Uit de e-mail van [naam 2] volgt dat [eisers] zich ervan bewust was dat het melkveebedrijf minder snel zal groeien als er melkveerechten komen, maar er desondanks aan de belangrijke ratio’s voldaan kan worden. Uit het Ondernemingsplan volgt dat [eisers] er vanuit gaat dat er geen beperkende maatregelen zullen komen, al vormt mogelijke invoering van dierrechten wel een mogelijke bedreiging voor het melkveebedrijf. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat het onderwerp invoering van productiebeperkende maatregelen niet tussen partijen ter sprake is gekomen en dat [eisers] niet op de hoogte was van mogelijk toekomstig in te voeren productiebeperkende maatregelen.
€ 2 miljoen bedraagt (de bovengrens voor kleinschalige financiering in die gedragscode). Daarvoor moet immers naar de totale aangeboden financiering gekeken worden. Verder is de door [eisers] gesloten Kredietovereenkomst een eenvoudig product. Het betreft een gewone hypothecaire geldlening met een rekening-courantkrediet en niet is gesteld of gebleken dat de Kredietovereenkomst complexe constructies bevat. Tot slot is [eisers] bij het opstellen van het Ondernemingsplan en de financieringsaanvraag bijgestaan door [naam 3] , [naam 4] en [naam 2] . [eisers] was daarmee, bijgestaan door zijn adviseurs, in staat om zelf een oordeel te vormen over de risico’s van het afsluiten van de Kredietovereenkomst.
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)