ECLI:NL:RBAMS:2022:6138

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
13/175343-21 (A) en 13/067881-19 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor computervredebreuk, witwassen en valsheid in geschrift

Op 25 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder computervredebreuk, witwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van computervredebreuk door technische hulpmiddelen te gebruiken voor phishing. Hij heeft phishingservers en software aangeschaft om op grote schaal e-mails te versturen met als doel om persoonlijke gegevens van slachtoffers te verkrijgen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van aanzienlijke bedragen en waardevolle goederen, waaronder cryptocurrency en luxe artikelen, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. Daarnaast heeft de verdachte valse Corona-reiscertificaten opgemaakt met de intentie deze als echt te laten doorgaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft enkele vrijspraken gedaan voor specifieke tenlasteleggingen, maar de belangrijkste feiten zijn bewezen verklaard, wat leidt tot een aanzienlijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/175343-21 (A) en 13/067881-19 (B)
Datum uitspraak: 25 oktober 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1997,
wonende op het adres [adres] ,
gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. van der Vlugt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.E. Vis, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in zaak A – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. het (mede)plegen van het voorhanden hebben en gebruiken van phishingservers, -sites en/of software en/of leads in de periode van 31 oktober 2020 tot en met 1 februari 2022 te Uithoorn;
2. het (mede)plegen van poging tot oplichting door – kort gezegd – het zich per e-mail voordoen als medewerkers van de ING-DiBa en/of ICS-creditcards om klanten te bewegen tot het ter beschikking stellen van gegevens in de periode van 8 september 2021 tot en met 1 februari 2022 te Uithoorn;
3. het (mede)plegen van (gewoonte)witwassen van een geldbedrag van € 219.481,00; cryptocurrency ter waarde van € 601.328,45 op 30 maart 2022; 22 gesealde Pokemonkaarten; een Toteskopfring; een auto (Mercedes AMG, kenteken [kenteken] ); horloges (Audemars Piguet, Rolex en/of Cartier) en/of luxe kledingstukken in de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 februari 2022 te Uithoorn;
4. valsheid in geschrift met betrekking tot Corona-reiscertificaten in de periode van 12 december 2020 tot en met 1 februari 2022 te Uithoorn;
5. het voorhanden hebben van een gouden replica Kalasjnikov AK-47 op of omstreeks 1 februari 2022 te Uithoorn.
Aan verdachte is in zaak B – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. het (gewoonte)witwassen van een auto (Mercedes-Benz) en een geldbedrag van € 92.00,00 in de periode van 1 januari 2018 tot en met 14 maart 2019 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder zaak A ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder zaak B ten laste gelegde heeft hij gerekwireerd tot een bewezenverklaring van witwassen tot een geldbedrag van € 91.255,86.
Ten aanzien van zaak A onder 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat vanaf de bij verdachte in gebruik zijnde mobiele dataverbindingen tienduizenden e-mails zijn verzonden waarin de afzender zich voordeed als medewerker van ING-DiBa. Daarnaast werden vanaf de mobiele verbindingen diverse phishing sites bezocht. Op de iPhone 11 van verdachte en op de bij hem in beslag genomen laptop zijn leads aangetroffen. Vanaf die laptop zijn daarnaast phishing pagina’s en Admin panels van phishing websites bezocht. Uit de inhoud van het mailaccount [e-mailadres] blijkt het voorhanden hebben van phishing-software en leads.
Wat betreft zaak A onder 2 heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte door verzending van phishing-emails, zogenaamd namens ING-DiBa en ICS-creditcards, probeerde ontvangers te bewegen tot het klikken op een link en zo het afgeven van gegevens. De gebruiker van ING-DiBa werd in de e-mail verzocht zijn of haar gegevens te updaten via de verzonden link. Als de gebruiker dat niet doet, zou de bank dat handmatig doen voor een tarief van € 14,99. De phishing-berichten namens ICS-creditcards werden verstuurd vanaf de door verdachte op valse naam gehuurde server uit het zaakdossier Phishing Triodos-bank.
De officier van justitie heeft van zaak A onder 3 en zaak B gesteld dat uit financieel onderzoek naar voren komt dat verdachte in de periode van 1 januari 2019 tot 1 januari 2022 bij verschillende financiële dienstverleners een bedrag van € 219.481,- ter beschikking heeft gehad. Daarnaast is vastgesteld dat hij op 30 maart 2022 beschikte over cryptocurrency met een dagwaarde van ruim € 600.000,-. In de kluis van verdachte en bij doorzoeking van zijn woning zijn meerdere (zeer) waardevolle voorwerpen aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode 2012 – 2016 ongeveer € 10.000,- aan legale inkomsten had uit een website met spelletjes en uit de bouw van websites, en dat hij met die inkomsten bitcoins had gekocht. De koerswinst op die bitcoins zou zijn vermogen verklaren.
De legale inkomsten waarvan verdachte zegt die gehad te hebben, kunnen de aanschaf van de bitcoins echter niet verklaren. Er is een aanzienlijk tekort aan contant geld in de geldstroom om die uitgaven uit legale inkomsten gedaan te kunnen hebben. Bij deze stand van zaken is de verklaring van verdachte niet aannemelijk. Daarmee staat vast dat de in zaak A, onder 3 en zaak B tenlastegelegde voorwerpen afkomstig zijn van misdrijf, dan wel met illegale vermogensbestanddelen vermengd zijn geraakt.
Ten aanzien van zaak A onder 4 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat sprake is van door verdachte opgemaakte valse Corona-reiscertificaten. Verdachte heeft het opmaken ervan bekend. Dat de Corona-reiscertificaten zijn opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken blijkt uit chatversie met [naam 1] (vermoedelijk [naam 1] ) op de onder verdachte in beslaggenomen telefoon.
Inzake zaak A onder 5 heeft de officier van justitie aangevoerd dat op de kamer van verdachte een nepvuurwapen, te weten een gouden Kalasjnikov is aangetroffen en dat dit volgens een wapendeskundige een voor afdreiging geschikt wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie (WWM) is.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat niet bewezen kan worden dat verdachte de onder zaak A feit 2 tot en met 5 en zaak B ten laste gelegde feiten heeft begaan en verzoekt hem hiervan vrij te spreken. Ten aanzien van het onder zaak A feit 1 ten laste gelegde heeft de verdediging bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde voor zover dat ziet op “[aankopen met Bitcoin en/of voorhanden hebben van] leads bestemd voor geautomatiseerde verzending van zogeheten phishingmails”.
Ten aanzien van zaak A onder 1 heeft de verdediging aangevoerd dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het voorhanden hebben van phishing site(s)/panels bestemd voor het versturen van grote hoeveelheden e-mails. Volgens de verdediging is echter sprake van een kortere periode dan in de tenlastelegging genoemd nu het dossier slechts aanwijzingen bevat voor het bezoeken van beheerpanelen in augustus/september 2021. Uit het dossier blijkt daarnaast niet dat verdachte admin-panelen voorhanden heeft gehad en heeft gebruikt. Ook heeft de verdediging aangevoerd dat niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte daadwerkelijk met gebruikmaking van Bitcoin phishingleads heeft aangekocht en voorhanden heeft gehad. Het dossier bevat namelijk geen bevestiging van de aankoop, geen bewijs van transactie en evenmin zijn de “Finse leads” daadwerkelijk aangetroffen. Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen dient verdachte te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot zaak A onder 2 heeft de verdediging gesteld dat uit het dossier volgt dat via de bij verdachte in gebruik zijnde dataverbindingen e-mails zijn verstuurd naar vermoedelijk klanten van de ING-DiBa bank. Het dossier bevat echter geen bewijs voor het aanwenden van één of meer oplichtingshandelingen en het trachten te bewegen tot het ter beschikking stellen van gegevens zoals ten laste is gelegd. Daarnaast volgt uit het dossier dat op de Laptop Acer Inspire in een map een tweetal phishing e-mails met het logo van ICS-creditcards zijn aangetroffen. Uit het dossier volgt echter niet dat de e-mails zijn verzonden. Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen dient verdachte te worden vrijgesproken.
Bij zaak A onder 3 en zaak B stelt de verdediging primair dat niet buiten redelijke twijfel kan worden bewezen dat het niet anders kan zijn dan dat de vermogensbestanddelen waarop de tenlastelegging ziet uit enig misdrijf afkomstig zijn, zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft namelijk met zijn legale inkomen bitcoins aangeschaft, waarvan de koers aanzienlijk is gestegen. Hierdoor is sprake van een toename aan liquiditeit die de tenlastegelegde vermogensbestanddelen verklaart. Subsidiair stelt de verdediging dat indien sprake is van witwassen, het tenlastegelegde niet kan worden gekwalificeerd nu het – kennelijk volgens de officier van justitie – gaat om opbrengsten uit eigen misdrijf. De verdediging betoogt verder dat de situatie van “vermenging” zich niet voordoet nu het contante vermogen waarmee (deels) vermogensbestanddelen in crypto zijn aangeschaft, kan worden geïndividualiseerd. In dat geval kan wat betreft zaak A onder 3 slechts een bedrag van € 57.300,52 als witwassen worden bewezenverklaard.
De verdediging heeft ten aanzien van zaak A onder 4 niet betwist dat de Corona-reiscertificaten zijn vervalst, maar bepleit dat niet bewezen kan worden het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij de valse reiscertificaten heeft opgemaakt om stoer te doen voor zijn vrienden. Deze verklaring wordt niet door de bewijsmiddelen uitgesloten. Als de rechtbank het hier niet mee eens is, verzoekt de verdediging dat [naam 1] als getuige wordt opgeroepen en gehoord. Subsidiair stelt de verdediging dat bij een bewezenverklaring de periode moet worden beperkt tot 24 april 2021, omdat op dat moment het authentieke reiscertificaat is opgeslagen en de vervalste reiscertificaten zijn opgemaakt.
Wat betreft zaak A onder 5 stelt de verdediging dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat het gaat om een nepwapen dat voor be- en/of afdreiging geschikt zou zijn, hetgeen kan volgen bij een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis met een vuurwapen vertoont. De verdediging neemt hierbij in aanmerking dat het aangetroffen wapen ostentatief goudkleurig is geweest en is bezet met glimmende stenen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van zaak A, onder 2 volgt een vrijspraak
Voor een strafbare poging tot oplichting zoals bedoeld in artikel 45 lid 1 juncto artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is nodig dat de dader één of meer oplichtingsmiddelen heeft gebruikt, waardoor degene die wordt opgelicht, is bewogen tot afgifte van (in dit geval) rekeninggegevens en/of pincodes en/of verificatiecodes en/of (inlog)gegevens voor het (internet)bankieren bij ( in dit geval) de ING-DiBa Bank en/of ICS-creditcards, terwijl de uitvoering van het voorgenoemde misdrijf niet is voltooid.
Uit het dossier volgt dat met bij verdachte in gebruik zijnde dataverbindingen op 13 september 2021 e-mails zijn verstuurd. De rechtbank acht aannemelijk, gelet op de grote hoeveelheid, dat dit ‘phishing e-mails’ zijn. De rechtbank kan uit het dossier echter niet afleiden dat deze e-mails zijn verstuurd voor het aanwenden van één of meer oplichtingsmiddelen zoals tenlastegelegd en waarmee getracht is tot het ter beschikking stellen van de gegevens zoals tenlastegelegd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de tekst van de e-mails die zouden zijn verstuurd in naam van ING-DiBa en ICS-Creditcards onbekend is gebleven. De officier van justitie heeft ten aanzien van de e-mails in naam van de ING-DiBa Bank aangedragen dat uit de inhoud van het dossier blijkt dat klanten van die bank worden verzocht zijn of haar gegevens te updaten via de mee verzonden link en als men dit niet doet, de bank handmatig een tarief van € 14,99 daarvoor in rekening zal brengen (pag. 124 e.v.). De phishing e-mail die de officier van justitie noemt, is echter op 2 september 2021 geregistreerd naar aanleiding van een melding. Dit betekent dat de phishing e-mail is gestuurd buiten de in de tenlastelegging opgenomen periode.
Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak A, onder 5 volgt een vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het voorhanden hebben van een voor be- en/of afdreiging geschikt nepwapen. In het dossier bevindt zich slechts een mededeling van een wapendeskundige aan een verbalisant dat het in de slaapkamer van verdachte aangetroffen wapen een vuurwapen gelijkend voorwerp betreft dat niet geschikt is om daadwerkelijk projectielen mee af te vuren. Een beschrijving van de vorm en afmetingen van het nepwapen middels een WWM-analyse ontbreekt. De rechtbank kan op basis van het dossier niet met voldoende zekerheid vaststellen dat het nepwapen voor be- en/of afdreiging geschikt zou zijn.
Ten aanzien van zaak A, onder 1, 3 en 4 én zaak B volgt een veroordeling
Tegen verdachte is een onderzoek gestart in verband met een verdenking van witwassen (onderzoek Dypus). Op 11 februari 2022 heeft in het kader van dat onderzoek een doorzoeking van de woning van verdachte plaatsgevonden. Daarbij zijn meerdere gegevensdragers in beslag genomen.
De gegevensdragers die in de woning van verdachte in beslag zijn genomen, zijn een Iphone 11 (met telefoonnummer [telefoonnummer] ) en een laptop van het merk Acer. De rechtbank gaat ervan uit dat die gegevensdragers bij verdachte in gebruik zijn geweest. Uit het dossier blijkt dat verdachte ook gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer] . Verder kan worden vastgesteld dat verdachte gebruik maakte van het e-mailadres [e-mailadres] .
Ten aanzien van zaak A, onder 1
In deze zaak gaat het over het beschikken over technische hulpmiddelen ten behoeve van phishing. Phishing is het overhalen van slachtoffers tot het invoeren van inlog- bank- of anderszins relevante (niet openbare) gegevens die kunnen worden gebruikt voor het inloggen op online accounts of bankrekeningen van deze slachtoffers. In geval van phishing gebeurt dit door het versturen van e-mails uit naam van een bekende entiteit waarin gevraagd wordt om op een link te klikken en vervolgens gegevens in te vullen.
Uit onderzoek naar bovengenoemde gegevensdragers volgt dat verdachte server(s), phishingpanels, phishingwebsites, software bestemd voor het versturen van grote hoeveelheden e-mails en/of (grote) e-mailbestanden en leads bestemd voor geautomatiseerde verzending van zogeheten phishingmails ter beschikking heeft gehad.
Ten aanzien van de server(s) volgt uit de bewijsmiddelen dat e-mails zijn verstuurd vanaf de mobiele telefoonnummers die bij verdachte in gebruik waren. De e-mails zijn verstuurd met als afzender het e-mailadres [e-mailadres] en zijn verstuurd via servers van hostingprovider Hostnet B.V. Voor de hosting en domeinnaam [domeinnaam] is betaald vanaf de bankrekening van [bedrijf] Dit betreft een onderneming waarvan verdachte enig aandeelhouder is.
Ten aanzien van de phishingpanels en phishingwebsites stelt de rechtbank vast dat aan de Bookmarks van de Google Chrome browser op de laptop van verdachte tientallen weblinks naar zogeheten Admin panels zijn toegevoegd. Hieruit blijkt dat verdachte phishingwebsites bezocht die gericht waren op verschillende banken. Op de laptop van verdachte zijn ook phishingwebsites aangetroffen en uit onderzoek blijkt dat verdachte daadwerkelijk phishingwebsites beheerde.
Ten aanzien van de software bestemd voor het versturen van grote hoeveelheden e-mails en (grote) e-mailbestanden acht de rechtbank van belang dat vanaf het bij verdachte in gebruik zijnde e-mailadres [e-mailadres] een e-mail naar zichzelf is gestuurd met daarin een uitleg hoe hij phishing e-mails verstuurt. Daarnaast zijn e-mailadressen – waarvan een aantal door een verbalisant worden herkend als e-mailadressen behorend bij phishing domeinnamen – toegevoegd aan de lijst met toegestane ontvangers van spamfilterbestanden. Vanaf de mobiele telefoonnummers van verdachte is een groot aantal e-mails verzonden naar een server van Hostnet B.V.
Ten aanzien van leads bestemd voor geautomatiseerde verzending van de zogeheten phishingmails is de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel dat verdachte die leads heeft aangeschaft middels bitcoins en voorhanden heeft gehad. De rechtbank baseert zich hierbij met name op de inkomende en verzonden e-mails van en naar [e-mailadres] . Daaruit blijkt dat verdachte bezig was met een aankoop van leads, maar ook blijkt dat verdachte leads van contacten heeft ontvangen. Dat de berichten zelf niet in het dossier zitten, doet hier niet aan af. De bevindingen van verbalisanten zijn uitvoerig beschreven.
De hiervoor beschreven hulpmiddelen, waarover verdachte in ieder geval de beschikking had, zijn al dan niet in combinatie met elkaar geschikt voor computervredebreuk, spam en het aftappen dan wel opnemen van gegevens. De rechtbank stelt vast dat het door de inzet van die middelen ook de bedoeling was van verdachte om gegevens van ontvangers te verkrijgen die toegang geven tot geautomatiseerde betaalsystemen van banken. Dat blijkt ook wel uit het gegeven dat door verdachte een groot aantal e-mails is verzonden. Uit een aantal e-mails is op te maken dat de ontvanger gevraagd werd om iets te doen/in te vullen. Het is een feit van algemene bekendheid dat middels phishingwebsites gepoogd wordt gegevens te verkrijgen ten behoeve van financieel gewin. Dat in onderhavig onderzoek niet is komen vast te staan wat de precieze inhoud van de e-mails was en wie de ontvangers zijn, doet niet af aan de bedoeling van verdachte. Op grond van dit alles stelt de rechtbank ook het oogmerk van verdachte vast.
Het dossier bevat verder geen aanknopingspunten dat verdachte dit feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd. Verdachte wordt van dat onderdeel dan ook vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak A, onder 3, en zaak B:
Voor een veroordeling voor medeplegen van witwassen is vereist dat:
  • de voorwerpen in de tenlastelegging van misdrijf afkomstig zijn, en
  • verdachte de voorwerpen heeft verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt, voorhanden heeft gehad dan wel dat hij de herkomst van de voorwerpen en het geldbedrag heeft verhuld, en
  • verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen van misdrijf afkomstig waren, en
  • dat hij daarin heeft samengewerkt met een of meer medeverdachten.
In het dossier zitten geen aanknopingspunten voor een specifiek misdrijf waaruit de aangetroffen voorwerpen en het geldbedrag, afkomstig zou zijn. Uit vaste rechtspraak volgt, dat ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de voorwerpen afkomstig zijn, in sommige gevallen toch witwassen bewezen kan worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen. Zo’n verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van de voorwerpen uit de verklaring van verdachte. Alleen als vervolgens uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen bewezen worden.
Vast staat dat verdachte de in de tenlastelegging weergegeven voorwerpen binnen de ten laste gelegde periode heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft omgezet en hiervan gebruik heeft gemaakt. Verachte heeft dit ter zitting bevestigd.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank vindt dat op basis van de volgende feiten en omstandigheden sprake is van een vermoeden van witwassen. In de periode van 1 januari 2018 tot en met 12 februari 2019 beschikte verdachte over € 49.755,86 (beide bankrekeningen * [bankrekening] en * [bankrekening] ) aan contante stortingen zonder een herleidbare bron daarvoor. Daarnaast beschikte verdachte over het contante bedrag van € 41.500,00 op 28 augustus 2018 (zaak B), waarmee hij een Mercedes kocht. Uit onderzoek blijkt verder dat verdachte vanaf maart 2019 dure voertuigen huurt. Op 7 juli 2020 zijn twee bedrijven opgericht, namelijk [bedrijf] en [bedrijf] Verdachte is enig bestuurder/aandeelhouder van deze twee bedrijven. Per 22 april 2021 maakt verdachte gebruik van een Mercedes ( [kenteken] ) op naam van [bedrijf] (zaak A). De vraagprijs voor deze auto is € 31.499,00. Op de privérekening van verdachte komen een grote hoeveelheid contante stortingen en inkomsten uit onverifieerbare bronnen binnen. Ook worden er grote hoeveelheden geld uitgegeven of doorgeboekt naar andere rekeningen. Daartegenover staat dat de beschikking van verdachte over deze financiële middelen niet past bij zijn vermoedelijke legale inkomen. Verdachte verklaart op 1 januari 2021 tijdens zijn politieverhoor dat hij € 2.600,00 netto per maand verdient. Dit is echter niet terug te vinden op verdachte zijn rekeninggegevens of zijn belastingaangiftes. Verdachte heeft geen andere bedrijven of dienstverbanden waaruit inkomen verkregen kan worden.
Verklaring herkomst geldbedrag/voorwerpen
Verdachte heeft tegenover het vermoeden van witwassen (over zijn inkomsten) een verklaring afgelegd. Die verklaring houdt – kort gezegd – in dat zijn vermogen een legale herkomst heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode 2012 – 2016 ongeveer € 10.000,- aan legale inkomsten had uit een website met spelletjes en uit de bouw van websites. In de periode 2016/2017 heeft hij een hoeveelheid van 40 tot 50 bitcoins aangeschaft via het platform Localbitcoins vanaf het account [accountnaam] . Verdachte heeft verklaard hiervan de enige gebruiker te zijn. Die bitcoins heeft hij tegen een lage koers van 200,00 US dollar tot 600,00 US dollar aangeschaft met zijn middelen die hij heeft verdiend met het maken van websites. De (enorme) koersstijging vanaf ongeveer 2018 verklaart volgens verdachte zijn vermogen. Verdachte heeft niet nader verklaard over deze koersstijging.
Onderzoek verklaring verdachte
Uit het dossier en de behandeling op de terechtzitting blijkt dat verdachte in de periode tussen 15 september 2016 en 14 maart 2018 116 aankopen heeft gedaan van bitcoin via Localbitcoins. Deze aankopen betroffen een hoeveelheid van 47,4322 bitcoins met een totale aanschafwaarde van € 93.309,72. Dit komt overeen met de bevindingen over de gegevens en transacties aanwezig in het LocalBitcoins account [accountnaam] . Uit het overzicht van alle transacties blijkt echter dat de wisselkoersen die verdachte noemt, namelijk tussen de 200,00 US doller en 600,00 US dollar, niet overeenkomen met de wisselkoersen waarop de gebruiker van het LocalBitcoins account de bitcoins heeft aangeschaft, namelijk koersen tussen de 844,96 US dollar en 20.599,12 US dollar. Zouden er 50 bitcoins tegen een koerswaarde van € 600,00 zijn aangeschaft, dan zou dat neerkomen op een totale aanschafwaarde van € 30.000,00 terwijl de werkelijke aanschafwaarde € 93.309,72 bedroeg. Bovendien blijkt dat de wisselkoersen waarop de gebruiker van het account [accountnaam] zijn bitcoins heeft aangeschaft tot wel 100% hoger waren dan de koersen die andere handelsplaatsen rekenden. Verdachte gebruikte een valse identiteit en betaalde de bitcoins met Paysafecards, Giftcards en in cash geld. De rechtbank stelt verder op basis van het dossier vast dat gelet op de uitgaven bij LocalBitcoins en het mutatieverloop op de rekeningen in de periode van januari 2013 tot en met december 2017 verdachte een negatief contant kassaldo had van € -57.300,52. Uit al het voorgaande valt af te leiden dat verdachte een andere (contante) geldstroom tot zijn beschikking heeft (gehad) en heeft verhuld dat hij het was die de aankopen deed.
Door het uitblijven van verdere concrete informatie over de bitcointransacties, de koersstijging van de bitcoins en tussentijdse aan- en verkopen daarvan, is de verklaring van verdachte op deze punten niet verifieerbaar. De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte ook andere inkomstenbronnen heeft genoten en dat die door de politie niet zijn onderzocht. Het ligt echter op de weg van verdachte om die andere inkomstenbronnen te specificeren, zodat daarnaar onderzoek had kunnen worden gedaan. Dit is niet gebeurd.
Voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank het niet aannemelijk acht dat de legale inkomsten van verdachte zijn in de tenlastelegging genoemde vermogensbestanddelen verklaren. Dit maakt dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde voorwerpen – met uitzondering van de luxe kledingstukken (zaak A) – afkomstig zijn uit een misdrijf en dat verdachte dit ook wist. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank benadrukt dat geen sprake is van een kwalificatieuitsluitingsgrond, omdat niet vastgesteld wordt dat het vermogen uit ‘eigen’ misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van zaak A, onder 3
De rechtbank gaat niet mee in het subsidiaire standpunt van de verdediging dat slechts het witwassen van een bedrag van € 57.300,52 kan worden bewezenverklaard nu geen sprake is van ‘vermenging’.
Er is naar het oordeel van de rechtbank wél sprake van een situatie waarin het vermogen gedeeltelijk van misdrijf van afkomstig is en dat aldus legaal vermogen is "besmet" doordat daaraan van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn toegevoegd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de frequentie van de witwashandelingen gedurende een lange periode, bewezen kan worden dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Gedeeltelijke vrijspraken
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de in de tenlastelegging genoemde luxe kledingstukken, omdat dit niet uit het dossier blijkt. Het dossier geeft slechts weer dat de kledingstukken in de slaapkamer van verdachte zijn aangetroffen, maar vermeldt niets over de waarde van deze items. Het enkel noemen van merken uit het duurdere segment acht de rechtbank onvoldoende. De rechtbank spreekt verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
Het dossier geeft verder geen aanknopingspunten voor het samen met een ander witwassen van de voorwerpen. Verdachte wordt ook van dat onderdeel vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak B
Gedeeltelijke vrijspraken
De rechtbank is ten aanzien van zaak B van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Het dossier geeft verder geen aanknopingspunten voor het samen met een ander witwassen van de voorwerpen. Verdachte wordt ook van dat onderdeel vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak A, onder 4
Dat verdachte de Corona-reiscertificaten valselijk heeft opgemaakt op 24 april 2021 om 03.22 uur en heeft opgeslagen in de map “C:\Users\Eigenaar\Documents\pcr testen\pcr-test- [naam 1] .pdf” en 2 andere mappen met de namen [naam 2] en [naam 3] , staat op basis van het dossier vast. Verdachte heeft hierover een bekennende verklaring afgelegd.
In tegenstelling tot de verdediging, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte de Corona-reiscertificaten valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken. De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat de reiscertificaten niet zijn opgemaakt met de intentie om ze als echt en onvervalst te gebruiken, klopt niet volgens de rechtbank gelet op het chatgesprek tussen verdachte en [naam 1]
(de rechtbank begrijpt: [naam 1] )op 23 april 2021 in de avond. Van doorslaggevende betekenis is dat uit het chatgesprek blijkt dat [naam 1] aangeeft dat het certificaat niet ouder mag zijn dan drie dagen, dus dat er op het certificaat 22 april als datum van uitgifte moet staan. Op de vraag hoe laat [naam 1] hem heeft, antwoordt verdachte: vannacht bro. Dat past bij het opslaan van de certificaten op 24 april 2021 om 03.22 uur.
Hier leidt de rechtbank uit af dat het niet anders kan zijn dat verdachte de Corona-reiscertificaten valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die certificaten voor echt en onvervalst te laten doorgaan. Dat de valselijk opgemaakte certificaten mogelijk niet daadwerkelijk zijn toegezonden en/of gebruikt, doet hier niet aan af. Hierop stuit ook het voorwaardelijke verzoek tot het horen van [naam 1] als getuige af.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van zaak A:
1.
in de periode van 31 oktober 2020 tot en met 1 februari 2022 in Nederland een technisch hulpmiddel dat ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van Strafrecht, heeft ontvangen, zich verschaft, verworven of voorhanden heeft gehad met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd, immers heeft verdachte een of meer server(s) en/of phishingsites(s) (panels), en/of software bestemd voor het versturen van grote hoeveelheden e-mails en/of (grote) e-mailbestanden en/of leads bestemd voor geautomatiseerde verzending van zogeheten phishingmails, aangekocht met Bitcoin en/of voorhanden gehad en gebruikt, (telkens) met de bedoeling om klantgegevens af te vangen die toegang geven tot het/de geautomatiseerde (betaal)syst(e)m(en) van een of meerdere bank(en) en/of creditcardmaatschappij(en) en/of creditcard uitgever(s).
3.
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 februari 2022 in Nederland van voorwerpen, te weten
- geldbedragen (te weten 219.481,00 euro) en
- cryptocurrency (ter waarde van 601.328,45 euro op 30 maart 2022 om 16:46 uur) en
- 22 gesealde Pokemonkaarten en
- een Toteskopfring (ter waarde van 10.000 euro) en
- een auto (merk: Mercedes, type: AMG, kenteken: [kenteken] ) en
- horloges (merken: Audemars Piguet en Rolex en Cartier)
de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en heeft verworven, voorhanden gehad en omgezet en van een of meer voorwerpen en/of van voornoemde geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen en/of geldbedragen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl verdachte van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
4.
op of omstreeks 23 april 2021 in Nederland geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten Corona reiscertificaten (met daarop een testuitslag vermeld) valselijk heeft opgemaakt door
- de layout te bewerken en
- noodzakelijke paspoort gegevens aan te passen en
- samplenummers te wijzigen en
- een andere naam en persoonsgegevens te vermelden,
telkens met het oogmerk om het als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken;
Ten aanzien van zaak B:
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 14 maart 2019 in Nederland, voorwerpen, te weten een personenauto (Mercedes-Benz) en een geldbedrag van ongeveer € 92.000,00 heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door hem in zaak A, onder 1 tot en met 5, en zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij een veroordeling verzocht om de door de officier van justitie geëiste straf te matigen en het onvoorwaardelijke deel van een vrijheidsbenemende straf zo kort mogelijk te doen zijn, desnoods met een fors voorwaardelijk strafdeel. Dit gezien de omstandigheid dat verdachte first offender is, een stabiel bestaan heeft bij zijn moeder en gelet op (enigszins) vergelijkbare zaken waarbij is geopteerd voor een lagere straf en alternatieve afdoeningwijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten. Hij heeft ten eerste technische hulpmiddelen ter beschikking gehad met het oogmerk om – kort gezegd – computervredebreuk te plegen. De technische hulpmiddelen die verdachte voorhanden heeft gehad, maken het mogelijk om op grote schaal fraude te plegen. Daarmee kan in potentie grote financiële schade worden aangericht. Als slachtoffers namelijk op phishingwebsites hun persoonlijke gegevens invullen, kan verdachte met de daardoor verkregen gegevens geld stelen van rekeninghouders bij banken. Daarnaast heeft phishing ook grote financiële schade voor de banken tot gevolg. De strafwaardigheid van dit feitencomplex is met name erin gelegen dat verdachte het vertrouwen van consumenten in het betalingsverkeer en bankwezen kan ondermijnen indien hij van voornoemde technische hulpmiddelen gebruikmaakt. Wanneer dit vertrouwen niet meer aanwezig is, bestaat het risico van ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer.
Verdachte heeft zich daarnaast gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan het witwassen van verschillende voorwerpen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. De rechtbank vindt dit dan ook een ernstig feit. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Tot slot heeft verdachte Corona-reiscertificaten valselijk opgemaakt. Verdachte heeft daarmee het vertrouwen geschonden dat in het algemeen gesteld mag worden aan de juistheid van de inhoud van dergelijke schriftelijke bescheiden. De gezondheid van personen kan door dergelijk handelen mogelijk ernstig in gevaar worden gebracht.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straffen kijkt de rechtbank naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor zover deze er zijn. Voor de witwas-feiten zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor fraude, die bij een benadelingsbedrag tussen € 500.000,00 en € 1.000.000,00 uitgaan van een gevangenisstraf tussen 18 en 24 maanden.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn studie wil afronden en dagbesteding wil hebben. Gelet op die omstandigheid acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend om verdachte middels reclasseringstoezicht te laten begeleiden. Het voorwaardelijke deel strekt er verder toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting (fors) af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank komt namelijk (anders dan de officier van justitie) niet tot een bewezenverklaring van het in zaak A, onder 2 en 5, ten laste gelegde, terwijl zaak A, onder 2, een van de zwaartepunten is van de beschuldiging.
Verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

9.Beslag

Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen. Deze staan genoemd onder de nummers
1 tot en met 110 op de als
bijlage IIaan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen als genoemd onder de nummers 3 tot en met 7, 9 tot en met 12, 14 tot en met 17, 19, 27, 59, 61 tot en met 65, 88 tot en met 91, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het onder zaak A, feit 1 bewezen geachte is begaan dan wel tot het begaan daarvan zijn bestemd.
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen als genoemd onder de nummers 13, 20, 22, 24, 25, 35, 39 t/m 58, 68 tot en met 72, 74 t/m 86, 94en 105 tot en met 107 die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het onder zaak A, feit 3 bewezen geachte is begaan. Wat betreft de voorwerpen genoemd onder nummers 68 en 69 geldt dat de verbeurdverklaring ziet op het bewezen geachte onder zaak A, feit 3 dan wel onder zaak B.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het voorwerp als genoemd onder nummer 102 (replica kalashnikov) beslist de rechtbank dat dit voorwerp dient te worden onttrokken aan het verkeer. Weliswaar wordt verdachte – bij gebreke van een deugdelijk rapport – vrijgesproken van feit 5 (zaak A), maar de rechtbank stelt op basis van de in het dossier bevindende foto’s vast dat het replicawapen wel een vuurwapengelijkend nepwapen is en dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Teruggave verdachte
Ten aanzien van de onder de nummers 18, 21, 23, 26, 28 tot en met 34, 36 tot en met 38, 60, 66, 67, 73, 92, 93, 98 tot en met 101 en 103 tot en met 104 genoemde voorwerpen zal de rechtbank beslissen dat deze aan verdachte dienen te worden teruggegeven omdat ten aanzien van deze voorwerpen enig verband met een strafbaar feit niet is komen vast te staan.
Teruggave rechthebbende
Ten aanzien van het voorwerp als genoemd onder nummer 87 beslist de rechtbank dat dat voorwerp dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Geen beslissing
Ten aanzien van het onder nummer 1 genoemde voorwerp zal de rechtbank geen beslissing nemen, omdat dit voorwerp al aan verdachte is teruggegeven.
Ten aanzien van de voorwerpen als genoemd onder de nummers 2, 8, 95, 96, 97 zal de rechtbank eveneens geen beslissing nemen, omdat op deze voorwerpen uitsluitend conservatoir beslag als bedoeld in artikel 94a Sv ligt.
Ook ten aanzien van de voorwerpen als genoemd onder nummers 108 t/m 110 zal de rechtbank geen beslissing nemen. Uit het dossier blijkt immers dat de Mercedes (onder nummer 108) al is teruggeven aan rechthebbende en het verder ook niet duidelijk is in hoeverre er nog beslag rust op deze voorwerpen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 139d, 225 en 420bis, 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Spreekt verdachte vrij van hetgeen aan hem ten laste is gelegd in zaak A, onder 2 en 5.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A, onder 1:
Met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, vervaardigen, ontvangen, zich verschaffen, overdragen, verkopen, verwerven, vervoeren, invoeren, uitvoeren, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen of voorhanden hebben
Ten aanzien van zaak A, onder 3:
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken
Ten aanzien van zaak A, onder 4:
Valsheid in geschrift
Ten aanzien van zaak B:
Witwassen
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzijlater anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
veroordeelde zich actief inzet voor het vinden en behouden van betaalde arbeid;
veroordeelde inzicht geeft in zijn financiële situatie.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
  • de op de beslaglijst genoemde voorwerpen als genoemd onder de nummers: 3 tot en met 7, 9 tot en met 12, 14 tot en met 17, 19, 27, 59, 61 tot en met 65, 88 tot en met 91;
  • de op de beslaglijst genoemde voorwerpen als genoemd onder de nummers: 13, 20, 22, 24, 25, 35, 39 t/m 58, 68 tot en met 72, 74 t/m 86, 94 en 105 tot en met 107.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- het op de beslaglijst genoemde voorwerp als genoemd onder nummer: 102.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- de op de beslaglijst genoemde voorwerpen als genoemd onder de nummers: 18, 21, 23, 26, 28 tot en met 34, 36 tot en met 38, 60, 66, 67, 73, 92, 93, 98 tot en met 101 en 103.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- het op de beslaglijst genoemde voorwerp als genoemd onder nummer: 87.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en A.M.F. Huigen rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D. West en F.L. Scheeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2022.