Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 december 2021, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 23 maart 2022 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 augustus 2022 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
prijsvast tot einde werk”. Naar aanleiding hiervan heeft VSC een nieuw gedachtestreepje toegevoegd met de tekst “
De opdracht is prijs vast tot einde werk. Start bouw mei 2021”. Partijen hebben op 30 oktober 2020 de Opdrachtbevestiging: Fabriek Martinez Chocolade ondertekend (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst bepaalt onder meer het volgende:
Op al onze offertes en met ons overeengekomen opdrachten zijn de Metaalunievoorwaarden van toepassing (zie bijlage).
De opdracht is prijs vast tot einde werk. Start bouw mei 2021”.
3.Het geschil
- primair: veroordeling van Martinez tot betaling van € 918.216,87, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
- subsidiair: de overeengekomen aanneemsom te verhogen met € 918.216,87, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
- meer subsidiair: zodanige wijziging van de aannemingsovereenkomst dat de overeengekomen aanneemsom wordt verhoogd met € 918.216,87, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
- nog meer subsidiair: veroordeling van Martinez tot betaling van € 918.216,87 aan vertragingsschade, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
- veroordeling van Martinez tot betaling van € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- veroordeling van Martinez in de proceskosten (en de nakosten).
4.De beoordeling
Mag VSC de gestegen staalprijzen aan Martinez doorbelasten?
onder de voorwaardedat de bouw van de staalconstructie in mei 2021 van start zou gaan, volgt niet uit de tekst van het beding of de overeenkomst. Dat staat er immers niet. Dat partijen dat tijdens de onderhandelingen over de overeenkomst zo hebben besproken, is ook niet gebleken. VSC heeft geen andere aanknopingspunten gegeven waaruit kan worden afgeleid dat Martinez dat op deze wijze redelijkerwijs heeft moeten begrijpen. Ook blijkt uit de enkele opmerking van de start niet dat dit de harde startdatum van de werkzaamheden was, omdat hierbij ook het bepaalde in artikel 1.1.1 moet worden betrokken en duidelijk was dat er nog geen bouwvergunning was. Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat de VSC bepleite uitleg niet kan worden gevolgd.
- griffierecht: € 4.200,00
- salaris advocaat:
- totaal: € 10.628,00