ECLI:NL:RBAMS:2022:6126

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
C/13/720579 / KG ZA 22-652
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging bankrelatie door Deutsche Bank met PayLohn GmbH in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen PayLohn GmbH en Deutsche Bank AG. PayLohn, een Duitse rechtspersoon, had een bankrelatie met Deutsche Bank en beschikte over een g-rekening, die essentieel is voor het afdragen van loonheffingen bij het inlenen van personeel. Deutsche Bank heeft de bankrelatie opgezegd op basis van een strategische beleidswijziging, waarbij zij zich niet langer richt op het midden- en kleinbedrijf. PayLohn heeft in kort geding gevorderd dat Deutsche Bank de relatie met haar zou voortzetten, omdat zij tevergeefs had geprobeerd een g-rekening bij andere banken te openen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat Deutsche Bank gerechtigd was om de bankrelatie op te zeggen. De opzegging is niet in strijd met de g-rekeningovereenkomst, en de omstandigheden van de zaak rechtvaardigen de beëindiging van de relatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat PayLohn de g-rekening niet of nauwelijks heeft gebruikt en dat de opzegging niet onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Bovendien heeft PayLohn niet aangetoond dat de opzegging in strijd is met het EU-Werkingsverdrag.

De vordering van PayLohn is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten van het geding vastgesteld op € 676,- aan griffierecht en € 1.016,- aan salaris advocaat. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door voorzieningenrechter M. Wouters, bijgestaan door griffier M. Balk.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/720579 / KG ZA 22-652 MW/MB
Vonnis in kort geding van 26 oktober 2022
in de zaak van
de rechtspersoon naar Duits recht
PAYLOHN GMBH,
gevestigd te Rieden am Forggensee (Duitsland),
eiseres bij dagvaarding van 26 juli 2022,
advocaat mr. D.A. Evertsz te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
DEUTSCHE BANK AG,
gevestigd te Frankfurt, Duitsland,
mede kantoorhoudend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.C. Rozeman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna PayLohn en Deutsche Bank worden genoemd.

1.De procedure

De mondelinge behandeling van deze zaak is enige malen pro forma aangehouden, in afwachting van een mogelijk tussen partijen te bereiken minnelijke regeling. Nadat mr. Evertsz had meegedeeld dat het niet was gelukt een minnelijke regeling te bereiken, heeft de mondelinge behandeling plaats gevonden op 6 oktober 2022. Ter zitting heeft PayLohn de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Deutsche Bank heeft aan de hand van een tevoren ingezonden conclusie van antwoord verweer gevoerd.
Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig:
- mr. Evertsz namens PayLohn;
- aan de kant van Deutsche Bank: [naam 1] , legal counsel, [naam 2] , Team Head KCC (Klant Contact Centrum), mr. Rozenman en haar kantoorgenoot
mr. B. Baaijens.
Vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1.
Volgens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 14 juni 2022 zijn de activiteiten van PayLohn: het uitzenden, detacheren, werven en selecteren alsmede coachen en trainen van medewerkers. Op haar website (www.paylohn/de) omschrijft PayLohn zich als volgt:

Paylohn biedt backoffice- en loonadministratieservice binnen en buiten Europa door middel van geoptimaliseerde dataverwerking. We zijn specialist in het verwerken van personeelsgegevens en garanderen de vlekkeloze administratie van uitzendwerk, payrolling, salarisboekhouding en HRM projectmanagement in de gehele Europese economische zone.”
De onderneming heeft geen vestiging in Nederland.
2.2.
PayLohn beschikt over een verklaring van registratie van de SNA (Stichting Normering Arbeid) van 1 oktober 2022.
2.3.
PayLohn heeft bij Deutsche Bank een betaalrekening en een zogenoemde
g-rekening. Een g-rekening wordt in Nederland vooral gebruikt bij het uitlenen van werknemers. Op grond van de Invorderingswet is een inlener van personeel aansprakelijk voor de afdracht van loonheffingen, indien de uitlener (die hiervoor in beginsel verantwoordelijk is) dat nalaat. Een g-rekening is een geblokkeerde bankrekening op naam van de uitlener, waarop de inlener het geschatte bedrag aan loonheffingen betaalt. De uitlener kan dit bedrag door de blokkade niet anders aanwenden dan voor afdracht aan de Belastingdienst. De saldi op de g-rekening zijn verpand aan de ontvanger van de Belastingdienst (de Ontvanger).
2.4.
De overeenkomst voor de g-rekening tussen partijen en de Ontvanger dateert van 6 september 2013 en bevat onder meer de volgende bepalingen:
“2
. De rekeninghouder verklaart dat de saldi van de g-rekening hierbij in eerste onderpand worden gegeven aan de ontvanger (…)
3. De in punt 2 bedoelde verpanding zal geacht worden te zijn geëffectueerd telkens op het moment dat de bedragen op de g-rekening worden gecrediteerd.
4. De kredietinstelling verklaart in verband met het vorenstaande afstand te doen van haar recht op verrekening, van pand of enig ander recht dat afbreuk zou kunnen doen aan het ten behoeve van de ontvanger gevestigde pandrecht.”
In de voor de g-rekening geldende Voorwaarden staat onder meer:

8. Opheffen
8.1
Het opheffen van de G-rekening kan alleen als de rekeninghouder daarvoor toestemming heeft gevraagd en gekregen van de Belastingdienst en het eventuele saldo op de G-rekening is overgeboekt naar het rekeningnummer van de Belastingdienst of naar de Zakelijke Rekening van de rekeninghouder als de rekeninghouder geen verplichtingen heeft aan de Belastingdienst op grond van de
G-rekeningovereenkomst.”
2.5.
PayLohn heeft de g-rekening niet of nauwelijks gebruikt.
2.6.
Bij brief van 22 september 2020 heeft Deutsche Bank de bankrelatie met PayLohn opgezegd. In de opzeggingsbrief staat het volgende:

De snel veranderende marktdynamiek en de toenemende risico’s, regelgeving en compliance-eisen van de laatste jaren, maken het noodzakelijk dat banken regelmatig hun klantrelaties beoordelen. Zoals we ook met u hebben besproken, hebben we geconstateerd dat Deutsche Bank niet de juiste aanbieder van bancaire diensten voor u is. Onder verwijzing naar artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden zeggen we daarom de relatie met u op met ingang van 31 december 2020.”
2.7.
Bij e-mail van 18 november 2020 heeft PayLohn verzocht de rekening aan te houden dan wel samen met haar een andere bank te zoeken die de g-rekening kan overnemen en de beëindiging van de relatie in elk geval uit te stellen. In deze e-mail staat dat PayLohn bij vrijwel iedere Nederlandse bank waaronder ABN Amro, ING, Knab Bank, RegioBank, Bunq en Rabobank tevergeefs heeft geprobeerd een g-rekening te openen. Deutsche Bank heeft de opzegging vervolgens (nog) niet geëffectueerd.
2.8.
In een e-mail van 18 november 2021 heeft Deutsche Bank aan PayLohn het volgende meegedeeld:

Zoals eerder met u besproken is Deutsche Bank na een strategische heroriëntatie al geruime tijd bezig met het afscheid nemen van een deel van haar klanten. U behoort ook tot deze klantengroep, maar tot op heden is de bankrelatie nog niet beëindigd.
De reden daarvoor is dat u nog een rekening bij Deutsche Bank heeft die moeten worden beëindigd. Om u te stimuleren dit zo spoedig mogelijk te realiseren is Deutsche Bank bereid om een tegemoetkoming ad. EUR 500 in het vooruitzicht te stellen indien de opdracht om de rekening te sluiten voor 1 januari 2022 is gegeven.”
PayLohn heeft een dergelijke opdracht niet verstrekt.
2.9.
Bij brief van 14 januari 2022 heeft Deutsche Bank nogmaals aan PayLohn meegedeeld dat zij “vanwege de omgang en aard van uw onderneming” niet meer de juiste aanbieder van bancaire diensten is voor PayLohn. Verder staat in deze brief:

Mocht u meer tijd nodig hebben om een rekening bij een andere bank te openen dan verzoeken we u per omgaande contact met ons op te nemen. Ons doel is in gezamenlijk overleg tot een passende oplossing te komen die aansluit bij uw omstandigheden.”
2.10.
Bij brief van 11 juli 2022 heeft PayLohn Deutsche Bank gesommeerd om de relatie voort te zetten. PayLohn stelt in die brief dat zij tevergeefs heeft geprobeerd om elders een g-rekening te openen, dat de opzegging in strijd is met geldende jurisprudentie, dat het compliance beleid van Deutsche Bank geen steun biedt aan de opzegging en dat Deutsche Bank een belangenafweging dient te maken.
2.11.
Deutsche Bank heeft volhard in haar opzegging, maar de einddatum verschoven naar 1 oktober 2022. Vervolgens heeft zij toegezegd de beëindiging niet te zullen effectueren zolang in dit kort geding nog niet is beslist.

3.Het geschil

3.1.
PayLohn vordert – samengevat – veroordeling van Deutsche Bank om de relatie met PayLohn voort te zetten, althans in ieder geval, zo heeft zij ter zitting mondeling toegelicht, totdat in een binnen vier weken door PayLohn aan te spannen bodemprocedure is beslist, en om de proceskosten te betalen.
3.2.
Deutsche Bank voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden – die op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn – heeft de bank een contractuele bevoegdheid de relatie met een klant beëindigen. De opzeggingsbevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd.
4.2.
Een opzegging moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht op grond waarvan de bank bij haar dienstverlening zorgvuldigheid in acht moet nemen, waarin ook het belang van betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. Daarbij moet mede worden betrokken dat het voor (rechts)personen van groot belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt(zie onder meer HR 10 oktober 2014, ECLl:NL:HR:2014:2929).
4.3.
PayLohn heeft, weliswaar niet in de dagvaarding, maar ter zitting, allereerst gesteld dat Deutsche Bank de g-rekening niet kan opzeggen, aangezien dat in strijd zou zijn met het bepaalde in de g-rekeningovereenkomst en de daarvoor geldende voorwaarden, geciteerd bij 2.4. Deutsche Bank heeft terecht aangevoerd dat dat niet opgaat. Het bepaalde in de punten 2 tot en met 4 in de g-rekeningovereenkomst impliceert niet dat de bank afstand doet van haar bevoegdheid de relatie op te zeggen. Dat staat er niet en kan daar ook niet uit worden afgeleid. Ook het bepaalde in de Voorwaarden onder 8 staat een opzegging op zichzelf niet in de weg. Het door PayLohn aangehaalde artikel ziet op opzegging door de rekeninghouder zelf. Uit de overeenkomst en uit de wettelijke bepalingen over pandrechten volgt wel dat bij een opzegging door de bank de eventueel op de saldi gevestigde pandrechten van de Ontvanger moeten worden gerespecteerd. Deutsche Bank heeft meegedeeld dat dat uiteraard zal gebeuren.
4.4.
Als grond voor de opzegging heeft Deutsche Bank vermeld dat deze is gelegen in een al langer ingezette beleidswijziging inhoudend dat zij zich niet langer wenst te richten op het midden- en kleinbedrijf. Het betreft een strategische wijziging op commerciële gronden. Compliance kwesties, zoals risico’s op witwassen en dergelijke, zijn hier niet aan de orde.
4.5.
Op zichzelf staat het Deutsche Bank vrij om een dergelijke beleidswijziging door te voeren en om die reden afscheid te nemen van een deel van haar klanten. De omstandigheid dat zij er ook voor had kunnen kiezen om PayLohn niet als klant aan te nemen, of om de relatie eerder te beëindigen - aangezien de beleidswijziging al rond 2012 is ingezet - ontneemt haar deze vrijheid niet. Ook het aanbieden van een geldelijke vergoeding om PayLohn ertoe te bewegen de relatie zelf op te zeggen, maakt opzegging niet op voorhand onrechtmatig. Voor bestaande klanten mag een beleidswijziging echter, gezien de zorgplicht van banken, niet leiden tot een categorale uitsluiting van ondernemingen, zonder dat daarbij de belangen van de betrokken klant zijn meegewogen. In voorkomende situaties kunnen die belangen immers zo zwaarwegend zijn dat een beëindiging van de relatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarvan is in dit concrete geval geen sprake, op grond van het volgende.
4.6.
PayLohn heeft erkend dat zij de g-rekening niet of nauwelijks heeft gebruikt. Ten tijde van de opzegging was dit al enige tijd helemaal niet het geval. Bedragen die nadien op de rekening zijn gestort waren deels afkomstig van aan PayLohn gelieerde bedrijven en zouden op een vergissing berusten. PayLohn heeft in de jaren 2019 tot heden wel een substantiële omzet gemaakt, maar niet aannemelijk is geworden dat die omzet afkomstig is van het inlenen van personeel voor de Nederlandse markt. Ook de eigen bedrijfsomschrijving van PayLohn wijst niet in die richting, maar duidt vooral op administratieve activiteiten. Deutsche Bank heeft dan ook terecht aangevoerd dat het aanhouden van de g-rekening voor PayLohn niet essentieel is voor de instandhouding van haar onderneming. PayLohn heeft gesteld in 2019 het plan te hebben opgevat om de acquisitie voor de Nederlandse markt te gaan intensiveren, maar daartoe, mede vanwege corona, nog niet te zijn overgegaan. Zij heeft dit plan echter niet geconcretiseerd. Het enkele voornemen om in de toekomst activiteiten op de Nederlandse markt te gaan ontplooien waarvoor het kunnen beschikken over een g-rekening onontbeerlijk zou zijn – omdat anders geen NRA-keurmerk kan worden verkregen of behouden – is, wat daar ook van zij, onvoldoende zwaarwegend om te prevaleren boven het belang van Deutsche Bank om haar beleidswijziging door te voeren. In feite is sprake van een – vooralsnog – fictief belang.
4.7.
Daar komt bij dat Deutsche Bank heeft gewezen op 12 banken in Nederland die g-rekeningen aanbieden, waaronder de internationaal opererende BNP Paribas, Bank of America, Commerzbank en Société Générale, waarvan niet is gebleken dat PayLohn daar een aanvraag heeft gedaan. Ook heeft Deutsche Bank gewezen op de mogelijkheid te zijner tijd voor de inlening van personeel een Nederlandse rechtspersoon op te richten, waarmee via andere banken toegang tot een g-rekening niet op problemen zou hoeven stuiten.
4.8.
PayLohn heeft tot slot nog een beroep gedaan op artikel 56 eerste alinea van het EU Werkingsverdrag [1] , op grond waarvan het verboden is om het vrij verrichten van diensten door onderdanen die in een andere lidstaat zijn gevestigd te beperken ten opzichte van eigen onderdanen. Ook daarin wordt zij niet gevolgd. De beleidswijziging van Deutsche Bank richt zich op het gehele midden- en kleinbedrijf, ongeacht de plaats van vestiging van een onderneming.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het gebruik maken van de opzegmogelijkheid door Deutsche Bank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Deutsche Bank mocht dan ook van haar opzegbevoegdheid gebruik maken. Er is geen aanleiding om de beëindiging op te schorten totdat in een door PayLohn aan te spannen bodemprocedure is beslist.
De vordering wordt afgewezen, met veroordeling van PayLohn, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
veroordeelt PayLohn in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Deutsche Bank begroot op:
– € 676,- aan griffierecht en
– € 1.016,- aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022. [2]

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
2.type: MB