ECLI:NL:RBAMS:2022:6122

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
13/086168-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewelddadige winkeloverval en afpersing met gebruik van geweld en bedreiging

Op 21 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewelddadige winkeloverval en afpersing. De feiten vonden plaats op 31 maart 2022 in Amsterdam, waar de verdachte samen met een medeverdachte een overval pleegde op een tabakszaak. Tijdens de overval werd geweld gebruikt, waaronder de bedreiging met een mes en een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte samenwerkten en dat de verdachte verantwoordelijk was voor de gewelddadige handelingen. De rechtbank oordeelde dat het DNA van de verdachte op een mondkapje was aangetroffen, wat leidde tot zijn identificatie als een van de daders. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank achtte zijn verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere strafbare feiten van de verdachte. De rechtbank besloot dat het volwassenenstrafrecht van toepassing was, ondanks het verzoek van de verdediging om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat de verdachte niet in staat was gebleken tot gedragsverandering. De uitspraak benadrukt de impact van gewelddadige misdrijven op slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/086168-22 (Promis)
Datum uitspraak: 21 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2002 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres verdachte] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats]

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt er, kort gezegd, van beschuldigd dat hij zich op 31 maart 2022 in Amsterdam, samen met een ander, heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:diefstal van een kluis met inhoud (ongeveer € 13.000,-) en de inhoud van een kassalade (ongeveer € 800,-) uit een winkel ( [naam winkel] ), gepleegd met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] , door onder andere een mes en een vuurwapen te tonen, stekende bewegingen te maken met het mes en buiten de winkel een kogel af te vuren;
feit 2:afpersing van [slachtoffer 2] in een woning door [slachtoffer 2] met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een portemonnee met inhoud, (ongeveer € 1.200,-), een iPhone 12, een rijbewijs en een kentekenbewijs, onder andere door naar de slaapkamer te gaan en een vuurwapen op [slachtoffer 2] te richten.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. Met betrekking feit 2 leest de rechtbank de beschuldiging verbeterd in die zin dat met “ [naam 1] ” wordt bedoeld “ [slachtoffer 2] ”. In de context van het dossier bezien betreft dit een kennelijke verschrijving. Verdachte wordt door de verbeterde lezing niet in zijn belangen geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte bij de tenlastegelegde feiten betrokken is geweest. Verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend en een verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op het zwarte mondkapje dat in de winkel is aangetroffen.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gedragingen van de medeverdachte. Verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van het vuurwapen, wist niet dat zijn medeverdachte naar de woning boven de winkel zou gaan, dat daar een persoon was en dat daar een overval zou plaatsvinden.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden [1]
Op 31 maart 2022 krijgen verbalisanten de melding om te gaan naar de [adres] in Amsterdam. Ter plaatse treffen zij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] verklaart dat zojuist door twee mannen in donkere kleding (hierna: verdachten) een overval werd gepleegd op de zaak (de rechtbank begrijpt: [naam winkel] ). Eén van de verdachten droeg een wit masker en had een vuurwapen in zijn hand. De ander had een groot mes vast en droeg een zwart mondkapje. De verbalisanten zien op de camerabeelden dat de verdachte met het mes met een rode tas van Dirk van den Broek de winkel uitrent. In de tas zien zij een voorwerp gelijkend op een kluis. [2]
[slachtoffer 1] heeft tijdens zijn aangifte verklaard dat hij op 31 maart 2022 werkzaam was in [naam winkel] aan de [adres] in Amsterdam. [slachtoffer 1] stond alleen in de tabakszaak toen de deur van de winkel openging en hij iemand hoorde zeggen: “Dit is een overval. Dit is geen grap”. Toen [slachtoffer 1] zich omdraaide zag hij de verdachten: NN1 met een mes en NN2 met een vuurwapen. De verdachten waren bezig met de kassalade. NN1 ging naar de kelder en NN2 naar de bovenverdieping. NN1 had de kluis gepakt en probeerde deze in een rode tas van Dirk van den Broek te stoppen. [slachtoffer 1] probeerde het mes en de kluis af pakken om te voorkomen dat NN1 de kluis zou meenemen. Vervolgens zei NN1 “ik ga je steken”, terwijl hij stekende bewegingen maakte richting [slachtoffer 1] . Uiteindelijk liep NN1 naar buiten, terwijl NN2 al buiten stond. [slachtoffer 1] zag en hoorde NN2 een schot lossen met het vuurwapen. NN2 richtte het vuurwapen op [slachtoffer 1] . Vervolgens liepen NN1 en NN2 richting het Roelof Hartplein.
De verdachten hebben de kluis en het geld uit de kassalade meegenomen. In de kluis zat tussen de € 10.000,00 en € 12.000,00. In de kassalade zat ongeveer € 800,00. [3]
In een aanvullend verhoor heeft [slachtoffer 1] verklaard dat NN1 tegen hem zei “Ik ga je steken, geef de kluis” en daarbij met het mes een zwaaiende beweging maakte in zijn richting. De persoon die bij [slachtoffer 1] was (de rechtbank begrijpt: NN1) droeg een mondkapje, dat hij tijdens zijn val is verloren. De overvaller is zonder mondkapje weggegaan. [4]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zich op 31 maart 2022 bevond in een slaapkamer boven de winkel aan de [adres] in Amsterdam. Terwijl [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] hoorde roepen, zag hij een persoon met een vuurwapen, NN2, naar boven komen lopen. NN2 richtte zijn wapen op [slachtoffer 2] , waarna [slachtoffer 2] zijn iPhone 12, portemonnee, rijbewijs en kentekenbewijs heeft gegeven. In zijn portemonnee zat tussen de € 1.000,00 en € 1.200,00. [5]
Een verbalisant omschrijft hoe op de camerabeelden van [naam winkel] van 31 maart 2022 is te zien dat verdachte NN1 een zwart mondkapje verliest tijdens zijn worsteling met [slachtoffer 1] . De verbalisant omschrijft het volgende:
Afbeeldingen 2-9:
NN1 rent weg vanuit de kamer achter de toonbank, richting de uitgang.
[slachtoffer 1] grist de rode Dirk (de rechtbank begrijpt: Dirk van den Broek) tas – waarin de kluis van de winkel zit – uit de linkerhand van NN1.
NN1 houdt constant een groot slagersmes vast in zijn rechterhand.
NN1 draait om zijn as om [slachtoffer 1] aan te vallen in een poging de tas met de kluis weer terug in zijn bezit te krijgen. Aan de rechterzijde van het hoofd van NN1 hangt een zwart lapje stof.
Vervolgens vindt in de gang naar de woonruimte van het pand een tweede worsteling plaats tussen NN1 en [slachtoffer 1] . Daarbij is het glinsteren van het slagersmes zichtbaar.
Afbeeldingen 10-20:
NN1 komt ten val. Het in afbeeldingen 2 tot en met 9 zichtbare zwarte lapje stof komt terecht op de plek waar het forensische opsporingsteam het mondkapje aantreft. [6]
Het forensische opsporingsteam heeft tijdens onderzoek in [naam winkel] een zwart mondkapje (AAM2358NL) aangetroffen op de vloer en veiliggesteld. [7]
Van de binnenzijde van het mondkapje (AAMM2358NL#01) is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen. Dit betreft een DNA-profiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Via de DNA-databank voor strafzaken is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte] (hierna: verdachte). De bewijskracht is meer dan één miljard. Dat betekent dat het DNA-profiel van bemonstering AAMM2358NL#01 meer dan één miljard keer waarschijnlijker is wanneer verdachte één van de donoren van het DNA is, dan wanneer alleen onbekende, niet aan verdachte verwante personen, de donoren zijn. [8]
3.3.2.
Beoordeling
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het mondkapje van overvaller NN1 op de camerabeelden mogelijk zelf op een eerder moment heeft gedragen, omdat zijn DNA daarop is aangetroffen. Verdachte ontkent echter dat hij op de camerabeelden te zien is en dat hij degene is die de overval heeft gepleegd. Verdachte zegt niet te weten hoe het kan dat een mondkapje met daarop zijn DNA in de tabakszaak is terechtgekomen. Mogelijk heeft één van zijn vrienden het mondkapje op een eerder moment gepakt. Volgens verdachte worden in zijn vriendengroep vaker onderling gebruikte mondkapjes uitgewisseld.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig, omdat deze op geen enkel punt steun vindt in het dossier. Op de camerabeelden is te zien hoe het aangetroffen mondkapje van het gezicht van NN1 valt en in de winkel achterblijft. Het DNA-profiel dat op het mondkapje is aangetroffen betreft geen DNA-mengprofiel, maar het DNA-profiel van één persoon, te weten van verdachte. Op het mondkapje werden geen andere DNA-sporen veiliggesteld. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dat een ander persoon tijdens de overval een eerder door verdachte gedragen mondkapje droeg dan ook als ongeloofwaardig ter zijde. Het is immers niet goed denkbaar dat iemand een mondkapje draagt, zonder DNA op de binnenzijde achter te laten. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte als laatste het mondkapje heeft gedragen. Verdachte wordt aangemerkt als NN1.
Op basis van de genoemde omstandigheden onder 3.3.1 komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van beide feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte ook verantwoordelijk worden gehouden voor de daden van de (onbekend gebleven) medeverdachte NN2. Verdachte en zijn medeverdachte NN2 hebben nauw en bewust samengewerkt. Zij zijn samen naar de tabakszaak gegaan, terwijl zij gewapend waren en gezichtsbedekking droegen. Verdachte is vervolgens naar de kelder van de tabakszaak gegaan en zijn medeverdachte naar de slaapkamer van de daarboven gelegen woning, beiden klaarblijkelijk op zoek naar buit. Verdachte moet zich hebben gerealiseerd dat niet alleen in de winkel, maar ook in de woning iemand aanwezig kon zijn. Verdachte heeft met gebruikmaking van een mes jegens [slachtoffer 1] goederen weggenomen uit de tabakszaak en de medeverdachte heeft onder bedreiging van een vuurwapen [slachtoffer 2] gedwongen tot afgifte van goederen. Vervolgens zijn de verdachten er samen vandoor gegaan, terwijl zij de slachtoffers achterlieten. Ook om te ontkomen met hun buit hebben beide verdachten niet geschuwd om geweld te gebruiken. Verdachte heeft met het mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] en zijn medeverdachte heeft op straat in de richting van [slachtoffer 1] geschoten. De manier waarop de feiten werden gepleegd, kan niet anders gezien worden dan een bewust gezamenlijk handelen waarvoor beide verdachten verantwoordelijk te houden zijn. Zij zijn immers gezamenlijk gewapend op pad gegaan, waarbij zij de taken om het zo te zeggen hebben verdeeld en de één in de winkel en de ander in de woning daarboven op zoek is gegaan naar buit. De rollen van de verdachten waren daarbij inwisselbaar, zodat ook de handelingen van de medeverdachte voor het geheel aan verdachte worden toegerekend.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 31 maart 2022 te Amsterdam uit een winkel, gelegen aan de [adres] , te weten [naam winkel] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een kluis met inhoud, te weten een geldbedrag van ongeveer 13.000,- euro, en de inhoud van een kassalade, te weten een geldbedrag van ongeveer 800,- euro, die aan voornoemde [naam winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Dit is een overval. Dit is geen grap.” en
- voornoemde [slachtoffer 1] een mes te tonen en
- een kassalade open te maken en
- voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen te tonen en
- voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je steken, geef de kluis”, en
- stekende bewegingen richting voornoemde [slachtoffer 1] te maken met een mes en
- buiten de winkel een kogel af te vuren met een vuurwapen;
Feit 2
op 31 maart 2022 te Amsterdam in een woning, gelegen boven [naam winkel] aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, te weten ongeveer 1200,- euro, een Iphone 12, een rijbewijs en een kentekenbewijs, die aan voornoemde [slachtoffer 2] toebehoorden door
- naar de slaapkamer boven [naam winkel] , gelegen aan de [adres] , te gaan en
- vervolgens een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer 2] te richten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is daarvoor strafbaar.

6.Oplegging van straf

6.1.
Strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte – met toepassing van het volwassenenstrafrecht – zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Vanwege de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een lagere straf. De officier van justitie ziet geen heil in oplegging van bijzondere voorwaarden.
6.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
Bij een bewezenverklaring heeft de raadsman primair verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen en aan verdachte een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, op te leggen. Subsidiair heeft hij verzocht tot oplegging van een jeugddetentie van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Verder heeft de raadsman verzocht om de bijzondere voorwaarden op te leggen, zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval van een winkel en aan afpersing in een woning. Verdachte en zijn medeverdachte hebben niet alleen wapens getoond, maar zijn ook bereid gebleken om deze te gebruiken. Toen een van de slachtoffers de buitgemaakte kluis van verdachte afpakte, is hij tijdens een worsteling met verdachte in zijn hand gesneden en heeft verdachte stekende bewegingen in zijn richting gemaakt. De medeverdachte heeft op straat in de richting van een van de slachtoffers geschoten. Het handelen van verdachte en zijn medeverdachte komt op de rechtbank bijzonder roekeloos over en men mag van geluk spreken dat de slachtoffers er zonder zwaarder lichamelijk letsel vanaf zijn gekomen. Hoewel de slachtoffers zich niet in het strafproces hebben gevoegd, kan het niet anders dan dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachte – met geen ander doel dan eigen financieel gewin – een grote impact op hen heeft gehad. Nog los van de financiële schade, moet de overval voor hen een zeer angstige gebeurtenis zijn geweest die ongetwijfeld voor gevoelens van onveiligheid heeft gezorgd. Dergelijke gewelddadige overvallen veroorzaken daarnaast ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. In dit geval hebben buurtbewoners verdachte met een mes over straat zien rennen en een schot gehoord. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en met zijn gedrag getoond dat hij geen respect heeft voor eigendommen en de lichamelijke integriteit van anderen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 12 september 2022 komt naar voren dat het niet de eerste keer is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten met gebruik van geweld. In oktober 2019 is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één week en een werkstraf van 80 uren. In augustus 2020 is aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 195 dagen en een maatregel tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen voor 12 maanden opgelegd. Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 maart 2021 is de tenuitvoerlegging bevolen van de eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van één week en van (het nog openstaande deel van) de vervangende jeugddetentie die was gekoppeld aan de maatregel tot gedragsbeïnvloeding.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de door reclasseringswerker [naam 2] opgestelde adviesrapportage van Reclassering Nederland van 7 oktober 2022. Hierin is, zakelijk weergegeven, gerapporteerd dat bij verdachte na zijn vrijlating uit forensisch detentiecentrum [naam detentiecentrum] in 2020 sprake was van een stabiele leefsituatie. Verdachte volgde een opleiding, had een vriendin, hield zich bezig met sport en hij had een gedeeld appartement verkregen in [plaatsnaam] . Na verbreking van zijn relatie is verdachte in een negatieve spiraal terechtgekomen. Verdachte kwam opnieuw in contact met criminele vrienden en hield zich bezig met het dealen van drugs op straat. Als gevolg daarvan is verdachte zijn woonplek weer kwijtgeraakt en teruggekeerd bij zijn moeder en jongere broers in Amsterdam. De reclassering constateert dat verdachte gevoelig is voor terugval in delictgedrag en moeilijk weerstand kan bieden tegen de (aantrekkingskracht van) criminele activiteiten. Verdachte heeft naar eigen zeggen een openstaande schuld van € 1.000,00 of € 2.000,00 bij één van zijn kennissen uit zijn negatieve sociale netwerk uit het verleden. Verdachte wil daarom niet terugkeren naar de woning van zijn moeder. Verdachte maakt deel uit van de zogenaamde Top600 aanpak. Volgens zijn casusregisseur, de heer [naam 3] , is het begeleidingstraject van verdachte de afgelopen jaren moeizaam verlopen. Hoewel de heer [naam 3] bij verdachte een wil zag om te veranderen, bleek verdachte niet in staat tot gedragsverandering. Verdachte is, bijvoorbeeld, vroegtijdig gestopt met een vrijwillig opgestart hulpverleningstraject bij De Waag, omdat hij niet de indruk kreeg dat de behandeling zinvol was. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als hoog.
Om de kans op recidive te verkleinen adviseert de reclassering bij een bewezenverklaring om aan verdachte een reclasseringstoezicht met strenge bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang (buiten Amsterdam) en een locatieverbod met elektronische controle. Met deze voorwaarden is het mogelijk om eventuele andere risicofactoren te onderzoeken, de weerbaarheid van verdachte te vergroten en om fysieke afstand te creëren van criminele contacten, zodat verdachte een gestructureerde en stabiele leefsituatie kan opbouwen.
De reclassering adviseert om verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht te berechten, omdat hij niet in staat is gebleken om zelfstandig een gestructureerde dagbesteding te verkrijgen of te behouden. Immers is verdachte na ontslag uit [naam detentiecentrum] binnen een aantal maanden teruggevallen in oude patronen door motivatieverlies. Ook achten zij continuering van de schoolgang van belang. Volgens de reclassering is verdachte beïnvloedbaar. Hij handelt impulsief en schat de risico’s van zijn handelen slecht in. Het feit dat verdachte aangeeft ondersteuning nodig te hebben van professionals, maakt dat verdachte zich volgens de reclassering open stelt voor beïnvloeding door volwassenen.
Toepassing volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit 19 jaar oud en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kán ook een straf overeenkomstig het jeugdstrafrecht worden opgelegd, als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
De rechtbank ziet – anders dan de reclassering – geen aanleiding om verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht te berechten, omdat onvoldoende is gebleken dat nog sprake is van pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden. De rechtbank heeft uit de houding van verdachte ter terechtzitting niet kunnen afleiden dat pedagogische beïnvloeding nog zinvol zou zijn. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en stelt zich zelfbepalend op. Eerder heeft hij er bewust voor gekozen niet meer mee te werken aan lopende toezichten, maar zijn straffen uit te zitten. De opgelegde maatregel tot gedragsbeïnvloeding voor jeugdigen heeft niet het gewenste effect gehad, gelet op het feit dat verdachte zich nu opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Verdachte is ook op dit moment selectief met betrekking tot de vorm van hulpverlening die hij wil accepteren en een intrinsieke motivatie tot gedragsverandering heeft de rechtbank onvoldoende waargenomen. De rechtbank zal verdachte dan ook berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
Vanwege de hiervoor genoemde omstandigheden en vanwege het hoge risico op onttrekking aan voorwaarden ziet de rechtbank daarnaast geen aanleiding tot oplegging van een voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegende zal de rechtbank overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en het feit dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten met gebruik van geweld. De rechtbank legt echter een lagere straf op dan door de officier van justitie gevorderd, omdat zij ook rekening houdt met de jonge leeftijd van verdachte. De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte meegewogen dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.

7.Beslag

Onder verdachte zijn een mondkapje en een muts inbeslaggenomen. De rechtbank behoeft geen beslissing meer te nemen over deze inbeslaggenomen voorwerpen, omdat verdachte hiervan ter terechtzitting afstand heeft gedaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 oktober 2022.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2022063305 (onderzoek ‘Sabkai’) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de processen-verbaal is telkens zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal van bevindingen (incl. fotobijlagen), p. 100-106.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 171-173.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever (aanvullend), p. 174-176.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 188-190.
6.Proces-verbaal van bevindingen herkomst mondkapje, p. 139-149.
7.Proces-verbaal van bevindingen (incl. fotobijlage), p. 107-109 en proces-verbaal forensisch onderzoek stukken van overtuiging (SVO) (incl. fotobijlage), p. 130-133.
8.Geschrift: rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (incl. bijlage). p. 161-165.