ECLI:NL:RBAMS:2022:6104

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
AMS 22/2139
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.F. Achekar, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door J.G. Kramer. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om haar Werkloosheidswet (WW)-uitkering niet uit te betalen, omdat zij volgens verweerder verwijtbaar werkloos was geworden. Eiseres stelde dat zij in een acute noodsituatie verkeerde, omdat haar ex-partner niet meer op de kinderen wilde passen, wat haar dwong haar dienstverband te beëindigen.

De rechtbank heeft de zaak op 4 oktober 2022 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van verweerder, die stelde dat eiseres al eerder op de hoogte was van de mogelijkheid om alleen te komen staan in de opvoeding van haar kinderen, als logisch beoordeeld. Verweerder had ook opgemerkt dat eiseres niet voldoende had gedaan om alternatieve opvang voor haar kinderen te regelen, aangezien zij slechts één kinderdagverblijf had benaderd.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een acute noodzaak om haar dienstverband te beëindigen. Gezien het feit dat eiseres niet aanwezig was op de zitting en haar argumenten niet kon toelichten, volgde de rechtbank de redenering van verweerder. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van verweerder om de WW-uitkering niet uit te betalen terecht was. Eiseres kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2139

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.F. Achekar),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder)
(gemachtigde: J.G. Kramer).

Inleiding

1. Verweerder heeft beslist dat de Werkloosheidswet (WW)-uitkering van eiseres niet wordt uitbetaald, omdat zij verwijtbaar werkloos is geworden.
2. Eiseres heeft - na bezwaar - daartegen beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank moet beoordelen of het niet uitbetalen van de uitkering van eiseres in strijd is met de wet of het recht. Op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met het tweede lid, aanhef en onder b, van de WW is een werknemer verwijtbaar werkloos geworden indien de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer, zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.
5. Eiseres vindt dat ze niet verwijtbaar werkloos is geworden, omdat ze werd geconfronteerd met de situatie dat haar ex-partner niet meer op de kinderen wilde passen. Eiseres verkeerde daarom in een acute noodsituatie en moest haar dienstverband beëindigen om op haar kinderen te passen.
6. Verweerder heeft op de hoorzitting in de bezwaarfase en in beroep toegelicht waarom hij van mening is dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden. Verweerder heeft onder meer opgemerkt dat de echtscheiding maanden voor de ontslagname is uitgesproken. Er is zodoende een lange aanloop naar het moment dat eiseres haar ex-partner niet meer op de kinderen wilde passen. Eiseres was er volgens verweerder ook al eerder mee bekend dat het mogelijk was dat zij alleen zou komen staan in de opvoeding van haar kinderen. Dit heeft immers ook bij de beëindiging van een eerder dienstverband plaatsgevonden. Daarnaast wijst verweerder op het feit dat eiseres naar eigen zeggen maar één kinderdagverblijf heeft gebeld voor opvang. Volgens verweerder had het op de weg van eiseres gelegen om meer onderzoek te doen en ook meer kinderdagverblijven te bellen. Verder merkt verweerder op dat uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat inmiddels weer afspraken met de ex-partner zijn gemaakt en dat eiseres aan het werk is.
7. De rechtbank heeft niet op zitting met eiseres kunnen spreken over de argumenten van verweerder, omdat eiseres en haar gemachtigde daar niet aanwezig waren. Verweerders argumenten klinken verder ook logisch. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een acute noodzaak, ondanks verweerders argumenten. Zo heeft eiseres niet duidelijk gemaakt waarom niet eerder is gezocht naar andere kinderdagverblijven, of er in samenspraak met haar werkgever geen andere mogelijkheid was dan beëindiging van het dienstverband en waarom ze nu wel afspraken met haar ex-partner kon maken maar toen niet. De rechtbank volgt daarom verweerder. Eiseres zal in het ongelijk worden gesteld.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de WW-uitkering niet heeft uitbetaald. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
27 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.