In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig in Tanger (Marokko), en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiseres had een aanvraag voor een AOW-uitkering ingediend, welke door verweerder op 27 januari 2021 werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 9 april 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit beroepschrift werd pas op 12 juli 2021 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn viel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de omstandigheden waarin eiseres zich bevond, zoals haar verblijf in Marokko en de coronamaatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en kwam de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.