ECLI:NL:RBAMS:2022:6102

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
21/3687
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake AOW-uitkering door termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig in Tanger (Marokko), en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiseres had een aanvraag voor een AOW-uitkering ingediend, welke door verweerder op 27 januari 2021 werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 9 april 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit beroepschrift werd pas op 12 juli 2021 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn viel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de omstandigheden waarin eiseres zich bevond, zoals haar verblijf in Marokko en de coronamaatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en kwam de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3687

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Tanger (Marokko), eiseres

(gemachtigde: A. Charif),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Diamant).

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen.
Bij besluit van 9 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat in deze zaak geen behandeling op een zitting nodig is. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om daarom alsnog te verzoeken. Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn gereageerd. De rechtbank heeft daarom met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de behandeling van het beroep op de zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres woont in Marokko. Zij is op [datum 1] gehuwd met [de persoon] (hierna: de echtgenoot). Op dat moment was de echtgenoot ook gehuwd met een andere vrouw. De echtgenoot is op [datum 2] overleden. Eiseres heeft hierna een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet ontvangen. Op 1 september 2020 heeft eiseres een AOW-pensioen aangevraagd bij het CNSS [] in Marokko. Verweerder heeft die aanvraag op 8 januari 2021 ontvangen.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Volgens verweerder heeft eiseres niet in Nederland gewoond of gewerkt. Daardoor heeft eiseres geen AOW-pensioen opgebouwd. Haar voormalig echtgenoot was wel in Nederland verzekerd. Echter was hij tijdens het huwelijk met eiseres al eerder wettig getrouwd met een andere vrouw. Daarom heeft dit geen invloed op de verzekering van eiseres en kan zij geen aanspraak maken op een gelijkgestelde verzekering op grond van internationale verdragen.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het standpunt in het primaire besluit gehandhaafd.
Standpunt van eiseres
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het onrechtvaardig is dat zij, als tweede vrouw van haar voormalig echtgenoot, geen recht heeft op een AOW-uitkering. Volgens eiseres heeft zij recht op een deel van zijn AOW.
Het oordeel van de rechtbank
5. Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep toe kan komen, dient ambtshalve te worden beoordeeld of dit beroep ontvankelijk is. In het geval van eiseres gaat het daarbij om de vraag of haar beroepschrift tijdig is ingediend.
6. In de wet staat kort gezegd dat men binnen zes weken na verzending van het bestreden besluit een beroepschrift moet indienen. Als men te laat beroep instelt, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit is alleen anders als men geen verwijt kan worden gemaakt voor het te laat indienen van het beroepschrift. [2] Deze regelgeving wordt in alle gevallen strikt toegepast.
7. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedateerd 9 april 2021. De beroepstermijn is dan ook aangevangen op 10 april 2021 en geëindigd op 21 mei 2021. Eiseres heeft via haar gemachtigde een beroepschrift gedateerd 12 juli 2021 ingediend. De rechtbank heeft dit beroepschrift op 13 juli 2021 ontvangen. Dit is te laat.
8. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de situatie van eiseres zo uitzonderlijk is dat haar geen enkel verwijt kan worden gemaakt van het te laat indienen van het beroepschrift. De rechtbank vindt dat dit niet het geval is. Eiseres heeft gesteld dat zij in Marokko woont en daardoor niet tijdig een beroepschrift heeft kunnen indienen. Vanwege de afstand en de coronamaatregelen is het volgens eiseres ook niet mogelijk geweest om tijdig hulp te vragen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie waarin eiseres verkeerde, is de rechtbank van oordeel dat op grond daarvan niet kan worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat is geweest om tijdig een beroepschrift in te dienen of om daartoe de hulp van een derde in te roepen. Eiseres heeft namelijk een ruime tijd (bijna twee maanden) later via een gemachtigde een beroepschrift ingediend. De rechtbank acht het navolgbaar dat de afstand en de coronamaatregelen voor enige vertraging heeft gezorgd, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank geen verklaring voor de ruime termijnoverschrijding.
Conclusie
9. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2022
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

2.Zie de artikelen 6:7, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.