In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot het gebruik van haar appartement. De VvE stelt dat [gedaagde] in strijd handelt met de splitsingsakte door het appartement te bewonen met drie medebewoners, wat niet is toegestaan. De VvE vordert onder andere dat de rechtbank verklaart dat het gebruik van het appartement in strijd is met de splitsingsakte en dat [gedaagde] wordt veroordeeld om dit gebruik te staken, op straffe van een dwangsom. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en vorderingen in reconventie ingesteld, waaronder een verzoek om vervangende machtiging voor het gebruik van het appartement door drie vriendinnen.
In het incident heeft [gedaagde] de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren en de zaak te verwijzen naar de kantonrechter, omdat het geldelijk belang van het geschil volgens haar onder de competentiegrens van de kantonrechter zou blijven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vorderingen van de VvE niet in geld kunnen worden uitgedrukt en dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000. Daarom is de kantonrechter niet bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen.
De rechtbank heeft de incidentele vordering van [gedaagde] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van het incident. De kosten zijn begroot op € 563,00. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling in de hoofdzaak.