ECLI:NL:RBAMS:2022:6070

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
21/618 en 21/621
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting door eiser ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in twee gevoegde beroepen van eiser tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De eerste naheffingsaanslag werd opgelegd op 29 juli 2020, en de tweede op 3 september 2020. Eiser heeft in beide gevallen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door verweerder ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze besluiten.

Tijdens de zitting op 15 augustus 2022 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl verweerder ook vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat er in beide zaken sprake was van parkeren, wat werd ondersteund door de verklaring van eiser en de foto’s van zijn auto. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderingssituatie was, zoals het in- en uitstappen van personen, die de naheffingsaanslagen zou kunnen rechtvaardigen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat er sprake was van een dergelijke situatie.

De rechtbank heeft beide beroepen ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B. Bosma, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 21/618 en 21/621
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2022 in de zaken tussen

[eiser] , te Diemen, eiser

( [gemachtigde] ),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

( [gemachtigde] ).

Procesverloop

21/621
Bij besluit van 29 juli 2020 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer 94134714) opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar van 17 december 2020 (de bestreden uitspraak I) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
21/618
Bij besluit van 3 september 2020 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting ( [aanslagnummer] ) opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar van 17 december 2021 (de bestreden uitspraak II) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft beide zaken gevoegd. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2022. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank stelt vast dat er in beide zaken sprake is van parkeren. Dit blijkt onder meer uit eiser zijn eigen verklaring dat hij daar stond met zijn auto, uit de foto’s van de auto van eiser waarop geen signalen of brandende lampen te zien zijn en uit de documentatie van de controle door de scanauto. De rechtbank is van oordeel dat er hiermee voldoende bewijs is dat er is geparkeerd.
3. De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of er in beide zaken sprake was een uitzonderingssituatie namelijk, het laten in- en uitstappen van personen. Voor deze uitzonderingssituatie rust de bewijslast op eiser. De rechtbank vindt dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van in- en uitstappen van taxi-passagiers. Daar is namelijk niets van te zien op de foto’s. Eisers enkele, summiere stellingen in bezwaar en beroep leveren onvoldoende onderbouwing. De jurisprudentie die genoemd is, maakt dit oordeel niet anders. In die zaken werd op basis van meer gedetailleerde gegevens, danwel op een zitting door de eiser nader toegelicht, in- en uitstappen wel aannemelijk geacht. Dat is hier niet het geval.
Conclusie
4. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B. Bosma, griffier, op 15 augustus 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.