4.3.2.De betwisting door veroordeelde: de extrapolatie van de omzet van de koeriers en de werkperiode van [medeveroordeelde 1]
Het Openbaar Ministerie heeft een periode van acht weken, te weten 22 december 2015 tot en met 22 februari 2016, als uitgangspunt genomen om de gemiddelde dagomzet van [medeveroordeelde 1] te berekenen. Over deze onderzoeksperiode (in het ontnemingsrapport aangeduid als strafrechtelijke onderzoeksperiode), waarin de telefoons van veroordeelde zijn getapt, is het aantal verkopen geteld en is per drugssoort per verkochte eenheid de omzet berekend. Dit is een geëigende rekenmethode om een gewogen gemiddelde omzet te berekenen. Het Openbaar Ministerie heeft op dezelfde wijze de gemiddelde dagomzet van koeriers [medeveroordeelde 2] en [medeveroordeelde 3] berekend. Vervolgens heeft zij de gemiddelde dagomzet van [medeveroordeelde 2] en [medeveroordeelde 3] uit de onderzoeksperiode ook geëxtrapoleerd naar de periode dat zij niet werkzaam waren, en de gemiddelde dagopbrengst van [medeveroordeelde 3] en [medeveroordeelde 2] toegerekend aan veroordeelde. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de onderzoeksperiode, waarin is getapt, op zichzelf representatief is voor de berekening van de gemiddelde dagomzet. Het Openbaar Ministerie heeft echter onvoldoende onderbouwd dat [medeveroordeelde 1] in de periode dat de koeriers [medeveroordeelde 3] en [medeveroordeelde 2] niet werkzaam waren, naast zijn eigen omzet ook dezelfde gemiddelde dagomzet van koeriers [medeveroordeelde 3] en [medeveroordeelde 2] heeft gerealiseerd. Op basis van de bewijsmiddelen is niet vast te stellen dat [medeveroordeelde 3] en [medeveroordeelde 2] vóór 8 september 2014 aan het werk waren als drugskoeriers. Anders dan de officier van justitie extrapoleert de rechtbank de dagomzet van [medeveroordeelde 3] en [medeveroordeelde 2] dus niet over de periode waarin zij niet werkzaam waren.
Het ontnemingsrapport van 27 mei 2019 in de onderhavige zaak ziet op de omzet die is gerealiseerd met de drugshandel in het samenwerkingsverband met medeveroordeelde [medeveroordeelde 4] in de periode van 23 augustus 2013 tot en met 22 februari 2016. De officier van justitie gaat ervan uit dat [medeveroordeelde 1] van 21 juli 2014 tot en met 8 september 2014 geen werkzaamheden heeft verricht, in verband met zijn aanhouding en latere veroordeling in het kader van een andere strafzaak. In die andere strafzaak is op basis van een ontnemingsrapport van 3 februari 2017 een wederrechtelijk voordeel van € 12.719,- aan verdachte ontnomen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om de periode vóór 21 juli 2014 niet mee te nemen in de onderhavige ontneming. Het reeds ontnomen bedrag van € 12.719,- heeft betrekking op een veroordeling voor een andere drugshandel in een ander samenwerkingsverband met iemand die niet voorkomt in het dossier van de nieuwe zaak en ziet enkel op een aantal concrete deals in de periode 21 februari 2014 tot en met 21 juli 2014. Dit zijn andere strafbare feiten dan waarop het ontnemingsrapport in de onderhavige zaak ziet. De rechtbank gaat er vanuit dat [medeveroordeelde 1] in deze periode ook actief was in het samenwerkingsverband met [medeveroordeelde 4]. Het dossier bevat voldoende aanwijzingen om te extrapoleren over deze periode. Het feit dat op grond van artikel 36e lid 10 Wetboek van Strafrecht met de eerdere ontnemingsmaatregel rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van de betalingsverplichting doet hier niet aan af. De stelling dat [medeveroordeelde 1] in deze periode geen tussenpersoon was is overigens niet onderbouwd, net zo min als waarom en hoe dit dan tot een andere omzet zou moeten leiden.
De periode 23 augustus 2013 tot en met 20 februari 2014 kan worden meegenomen in de berekening nu er later meer bewijs is gekomen over de omvang en intensiteit van de handel, zoals getuigenverklaringen en tapgesprekken, maar ook Sms-berichten op de telefoon van [medeveroordeelde 1] waarbij adressen werden doorgegeven en een Sms-bericht van 23 augustus 2013 waarin specifiek werd gevraagd of 1 gram Crystal bij het adres [adres 2] kon worden bezorgd.
4.3.3.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank gaat uit van de in het ontnemingsrapport van 27 mei 2019 berekende gemiddelde dagomzet en aantal werkbare dagen en komt op basis daarvan tot de volgende berekening:
Verkopen [medeveroordeelde 3] ( [medeveroordeelde 3] ) periode 10 december 2015 t/m 22 februari 2016
Drugssoort
Verkoopprijs per eenheid
Aantal verkopen
Opbrengst
Inkoopprijs per eenheid
Inkoop
0,5 g Chrystal Meth
100
86
8600
15
1290
1 g Chrystal Meth
175
88
15400
30
2640
2 g Chrystal Meth
300
30
9000
60
1800
4 g Chrystal Meth
500
3
1500
120
360
1 g cocaïne
50
75
3750
35
2625
1 g FC cocaïne
60
40
2400
35
1400
1g MDMA
50
8
400
13
144
1 g Speed
15
68
1020
2
136
1 g Ketamine
40
38
1520
15
570
1 g XTC
4
836
3344
1,50
1254
1 strip Kamagra
10
105
1050
4,25
446,25
1 g Miauw Miauw
30
4
120
12,50
50
20 m GBL
30
122
3660
3,75
457,50
0,5 l GBL
200
12
2400
87,50
1050
20 m GHE
20
30
600
3,50
105
0,5 l GHB
150
7
1050
70
490
Totalen
55.814
14.817,75
De getapte periode 10 december 2015 tot en met 22 februari 2016 behelst 74 dagen.
Omzet € 55.814,- : 74 dagen = € 754,24 omzet gemiddeld per dag.
Inkoop € 14.817,75 : 74 dagen = € 200,24 inkoopkosten gemiddeld per dag.
De periode 8 september 2014 tot en met 22 februari 2016 behelst 532 dagen. Hiervan wordt in het voordeel van veroordeelde rekening gehouden met 14 vakantiedagen per jaar. 532/365 dagen x 14 vakantiedagen = 21 vakantiedagen. 532 dagen - 21 vakantie dagen = 511 werkbare dagen.
Omzet [medeveroordeelde 3] :511 dagen x gemiddelde dagomzet € 754,24 = € 385.416,64
Verkopen [medeveroordeelde 2] periode 17 december 2015 t/m 22 februari 2016
Drugssoort
Verkoopprijs per eenheid
Aantal verkopen
Opbrengst
Inkoopprijs per eenheid
Inkoop
0,5 g Chrystal Meth
100
76
7600
15
1140
1 g Chrystal Meth
175
62
10850
30
1860
2 g Chrystal Meth
300
35
10500
60
2100
4 g Chrystal Meth
500
5
2500
120
600
10 g Chrystal Meth
1000
2
2000
300
600
1 g cocaïne
50
79
3950
35
2765
1 g FC cocaïne
60
37
2220
35
1295
1g MDMA
50
20
1000
13
360
1 g Speed
15
36
540
2
72
1 g Ketamine
40
69
2760
15
1035
1 g XTC
4
622
2188
1,50
933
1 strip Kamagra
10
134
1340
4,25
569,50
1 g Miauw Miauw
30
6
180
12,50
75
20 m GBL
30
48
1440
3,75
180
0,5 l GBL
200
8
1600
87,50
700
20 m GHE
20
19
380
3,50
66,50
0,5 l GHB
150
12
1800
70
840
Totalen
53.148,-
15.191,-
De getapte periode 17 december 2015 tot en met 22 februari 2016 behelst 67 dagen.
Omzet € 53.148,- : 67 dagen = € 793,25 omzet gemiddeld per dag.
Inkoop € 15.191, : 67 dagen = € 226,73 inkoopkosten gemiddeld per dag.
De periode 8 september 2014 tot en met 22 februari 2016 behelst 532 dagen. Hiervan wordt in het voordeel van veroordeelde rekening gehouden met 14 vakantiedagen per jaar. 532/365 dagen x 14 vakantiedagen = 21 vakantiedagen. 532 dagen - 21 vakantie dagen = 511 werkbare dagen.
Omzet [medeveroordeelde 2]: 511 dagen x gemiddelde dagomzet € 793,25 = € 405.350,75
Verkopen [medeveroordeelde 1] ( [medeveroordeelde 1] ) periode 22 december 2015 t/m 22 februari 2016
Drugssoort
Verkoopprijs per eenheid
Aantal verkopen
Opbrengst
Inkoopprijs per eenheid
Inkoop
0,5 g Chrystal Meth
100
2
200
15
30
1 g Chrystal Meth
175
1
175
30
30
1 g cocaïne
50
4
200
35
140
1 g FC cocaïne
60
3
180
35
105
0,5 l GBL
200
1
200
87,50
87,50
0,5 l GHB
150
1
150
70
70
Totalen
1.105
462,50
De getapte periode 22 december 2015 tot en met 22 februari 2016 behelst 62 dagen.
Omzet € 1.105,- : 62 dagen = € 17,82 omzet gemiddeld per dag.
Inkoop € 462,50 : 62 dagen = € 7,46 inkoopkosten gemiddeld per dag.
De periode 23 augustus 2013 tot en met 21 juli 2014 behelst 332 dagen. Hiervan wordt in het voordeel van [medeveroordeelde 1] rekening gehouden met 14 vakantiedagen per jaar:
332/365 dagen x 14 vakantiedagen = 13 vakantiedagen. 332 dagen - 13 vakantie dagen = 319 werkbare dagen.
De periode 21 juli 2014 tot en met 8 september 2014 wordt niet meegenomen, omdat [medeveroordeelde 1] toen in detentie zat.
De periode 8 september 2014 tot en met 22 februari 2016 behelst 532 dagen. 532/365 dagen x 14 vakantiedagen – 21 vakantiedagen. 531 dagen - 21 vakantiedagen = 511 werkbare dagen.
Omzet [medeveroordeelde 1] : (319 + 511) x € 17,82 = € 14.790,60
Totale omzet:
[medeveroordeelde 3] : 511 x € 754,24 = € 385.416,64
[medeveroordeelde 2] : 511 x € 793,25 = € 405.350,75
[medeveroordeelde 1] : (319 + 511) x € 17,82 = € 14.790,60
------------------ -/-
€ 805.557,99
[medeveroordeelde 1] kreeg 20% van de omzet. Zijn aandeel is dus 20% x € 805.557,99 =
€ 161.111,60.
[medeveroordeelde 3] en [medeveroordeelde 2] kregen 15% van het deel van [medeveroordeelde 1] over de door hen gegenereerde omzet. [medeveroordeelde 3] kreeg dus 15% x (20% x € 385.416,64) = € 11.562,50 en [medeveroordeelde 2] kreeg 15% x (20% x € 405.350,75) = € 12.160,52. Ook betaalde [medeveroordeelde 1] € 150,- per week aan [persoon 1] en [persoon 2] voor het verpakken van diverse soorten drugs, totaal € 5.700,-.
Op de omzet van [medeveroordeelde 1] worden voornoemde loonkosten, alsmede telefoonkosten ad € 1.860,-, het eerdere ontnemingsbedrag en de waarde van de onder veroordeelde en [medeveroordeelde 1] inbeslaggenomen goederen ad € 40.647,- in mindering gebracht. De waarde van de inbeslaggenomen, maar nog niet verbeurd verklaarde goederen wordt niet in mindering gebracht. Conservatoir beslag is immers juist bedoeld om een op te leggen ontnemingsmaatregel uit te winnen.
Dit levert het volgende bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel op:
Omzet [medeveroordeelde 1] € 161.111,60
Loonkosten [medeveroordeelde 3] € 11.562,50
Loonkosten [medeveroordeelde 2] € 12.160,52
Loonkosten [persoon 1] / [persoon 2] € 5.700,-
Telefoonkosten € 1.860,-
Eerder ontnomen bedrag 2014 € 12.179,-
Beslag € 40.647,-
--------------- -/-
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 77.002,58
Het Openbaar Ministerie vindt een verdeling van 80 – 20 tussen [medeveroordeelde 1] en veroordeelde redelijk. De raadsvrouw heeft de strafmaat als uitgangspunt genomen voor haar voorstel tot een verdeling. De rechtbank merkt echter op dat bij de strafoplegging in de strafzaak meer omstandigheden worden meegewogen dan ieders aandeel bij het tenlastegelegde, zoals het strafblad. Een één-op-één vertaling van de strafmaat naar de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel doet daarom geen recht aan de verhouding tussen veroordeelde en [medeveroordeelde 1] . Concrete informatie over de verdeling tussen beiden ontbreekt. De rechtbank gaat gelet op de minder prominente rol die veroordeelde had ervan uit dat de verdeling niet 50-50 was, maar kan op basis van het dossier vaststellen dat de veroordeelde in ieder geval heeft meegeprofiteerd van de opbrengsten van de drugshandel, maar niet dat dit 50-50 was. Een verdeling tussen hen van 85-15, als afgeleide van de strafmaat acht de rechtbank niet redelijk, omdat in dit geval het strafblad van [medeveroordeelde 1] zeker een verhogende factor zal zijn geweest bij de strafmaat. Daarom zal de rechtbank de officier van justitie volgen op dit punt. Dit levert het volgende wederrechtelijk verkregen voordeel op:
20% x € 77.002,58 =
€ 15.400,52
De rechtbank heeft deze schatting gedaan op basis van de bewijsmiddelen in het ontnemingsrapport.