ECLI:NL:RBAMS:2022:6029

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
13-337822-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met fietser op rotonde door bestuurder onder invloed van alcohol

Op 21 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 december 2021 betrokken was bij een verkeersongeval op de rotonde van het Hugo de Grootplein in Amsterdam. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, verleende geen voorrang aan een fietser, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de fietser zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken pols. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie vorderde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar erkende het rijden onder invloed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de feiten en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich bewust was van de gevaren van alcoholgebruik in het verkeer en dat zijn gedrag heeft geleid tot het letsel van de fietser. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders in het verkeer, vooral onder invloed van alcohol.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13-337822-21
Datum uitspraak: 21 oktober 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
(post)adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. G. Dankers, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. R.H. Wormhoudt, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1 primair

hij op of omstreeks 12 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Tweede Hugo de Grootstraat/Hugo de Grootplein, zich zodanig, te weten, zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols
en/of een of meerdere kneuzingen, werd toegebracht, in elk geval zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Tweede Hugo de Grootstraat, gaande in de richting van het Hugo de Grootplein,
- terwijl het donker was,
- terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was,
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
- terwijl het wegdek nat en/of vochtig was,
- terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
verdachte is, gekomen bij de rotonde bij het Hugo de Grootplein (rotonde Frederik Hendrikstaat
en Tweede Hugo de Grootstraat),
verdachte is een (op die rotonde gelegen) fietsersoversteekplaats genaderd,
verdachte heeft niet of in onvoldoende mate gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte,
verdachte heeft zich (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat de rotonde (en/of het fietspad daarvan) vrij was van enig (kruisend) verkeer,
verdachte heeft (vervolgens) geen gevolg gegeven aan de op de wegdek aangegeven haaientanden,
verdachte heeft (vervolgens) (in strijd met artikel 62 en/of 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) een fietser, te weten voornoemde [slachtoffer] , die doende was om voornoemde fietsersoversteekplaats van, gezien verdachtes rijrichting, over te steken en/of over voornoemde rotonde reed, geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan,
verdachte is (vervolgens) tegen een fietser, te weten voornoemde [slachtoffer] , zich op voornoemde rotonde bevond, aangereden en/of aangebotst, althans met voornoemde [slachtoffer] in botsing gekomen,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde lid of
vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel
gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet, de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

1 subsidiair

hij op of omstreeks 12 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Tweede Hugo de Grootstraat/Hugo de Grootplein, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Tweede Hugo de Grootstraat, gaande in de richting van het Hugo de Grootplein,
- terwijl het donker was,
- terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was,
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
- terwijl het wegdek nat en/of vochtig was,
- terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
verdachte is, gekomen bij de rotonde bij het Hugo de Grootplein (rotonde Frederik Hendrikstaat
en Tweede Hugo de Grootstraat),
verdachte is een (op die rotonde gelegen) fietsersoversteekplaats genaderd,
verdachte heeft niet of in onvoldoende mate gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte,
verdachte heeft zich (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat de rotonde (en/of het fietspad daarvan) vrij was van enig (kruisend) verkeer,
verdachte heeft (vervolgens) geen gevolg gegeven aan de op de wegdek aangegeven haaientanden,
verdachte heeft (vervolgens) (in strijd met artikel 62 en/of 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) een fietser, te weten voornoemde [slachtoffer] , die doende was om voornoemde fietsersoversteekplaats van, gezien verdachtes rijrichting, over te steken en/of over voornoemde rotonde reed, geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan,
verdachte is (vervolgens) tegen een fietser, te weten voornoemde [slachtoffer] , zich op voornoemde
rotonde bevond, aangereden en/of aangebotst, althans met voornoemde [slachtoffer] in botsing
gekomen,
terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde lid of
vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel
gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
2
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, namelijk als bestuurder van een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 655 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Wat is er gebeurd
Op 12 december 2021 heeft bij de rotonde van het Hugo de Grootplein een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een personenauto en een fietser waren betrokken. Verdachte was de bestuurder van de personenauto. Hij reed, onder invloed van alcohol, op de rijbaan van de Tweede Hugo de Grootstraat in de richting van de rotonde. Het slachtoffer, [slachtoffer] , was de bestuurder van de fiets. Hij reed over het fietspad van de rotonde. Verdachte heeft de fietser geen voorrang verleend waarna zij met elkaar in aanrijding zijn gekomen. Als gevolg van dit ongeval heeft de fietser een gebroken pols opgelopen.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verdachte heeft midden in de nacht onder invloed van alcohol in de binnenstad van Amsterdam in een auto gereden en geen voorrang verleend aan een fietser op een rotonde. Door dit zeer onvoorzichtige rijgedrag heeft de fietser zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een gebroken pols, waardoor hij gedurende langere rijd gehinderd is geweest in het dagelijks leven.
3.3.
Het standpunt van de gemachtigde raadsman
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Het onder 2 ten laste gelegde rijden onder invloed kan worden bewezen.
Uit de stukken kan volgens de raadsman worden afgeleid dat de verdachte is gestopt voor de haaientanden, welke op de rijbaan van de Tweede Hugo de Grootstraat waren aangebracht vóór het zebrapad en het daarachter gelegen fietspad op de rotonde. Dat de verdachte zijn auto tot stilstand heeft gebracht voor de rotonde is ook verklaard door de fietser. In het geval dat de fietser met een (te) hoge snelheid de rotonde is opgereden, kan aan de verdachte niet het verwijt worden gemaakt dat hij geen voorrang heeft verleend, omdat hij de fietser niet heeft gezien op het moment dat hij de rotonde wilde oprijden. Het als gevolg van de aanrijding opgelopen letsel, de gebroken pols, kan gelet op beschikbare medische informatie in het dossier niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Verder kan verdachte niet worden verweten, gelet op de onveilige verkeerssituatie ter plaatse, dat hij het verkeer in gevaar heeft gebracht.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan een ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: artikel 6 WVW) komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij om aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat niet in zijn algemeenheid kan worden aangegeven of een enkele verkeersfout voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Bij die beoordeling zijn meerdere factoren van belang. Voorts verdient het opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat het verkeersongeval aan verdachtes schuld te wijten is, omdat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte reed op 12 december 2021 als bestuurder van een personenauto over de Tweede Hugo de Grootstraat te Amsterdam in de richting van de rotonde van het Hugo de Grootplein, terwijl hij alcohol had gedronken. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de desbetreffende rotonde heel goed kent en dat het een gevaarlijke rotonde is. Verdachte heeft tevens verklaard dat als je die rotonde nadert je fietsers voor moet laten gaan, omdat die voorrang hebben.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de voorrangsituatie op de rotonde voor verdachte duidelijk was. Het slachtoffer, [slachtoffer] , reed op het fietspad van de rotonde en de verdachte had voorrang aan de fietser moeten verlenen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de haaientanden op de rijbaan van de Tweede Hugo de Grootstraat waren aangebracht vóór het zebrapad en het daarachter gelegen fietspad op de rotonde. Het betoog van de raadsman dat er geen haaientanden op de rijbaan waren aangebracht na het zebrapad en vóór het fietspad op de rotonde maakt de gegeven voorrangssituatie niet anders. Verdachte heeft in strijd met het ten laste gelegde artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 [1] gehandeld door de bestuurder op de fiets geen voorrang te verlenen.
Dat de fietser met een (te) hoge snelheid de rotonde is opgereden, zoals de verdediging heeft aangevoerd, volgt niet uit de verklaring van de fietser, terwijl de verdachte hierover wisselende verklaringen heeft afgelegd. Tijdens zijn eerste verhoor bij de politie heeft hij verklaard dat hij de fietser te laat heeft gezien en tijdens zijn tweede verhoor heeft hij verklaard dat hij de fietser pas na het ongeval heeft gezien. De rechtbank ziet op grond hiervan geen reden ervan uit te gaan dat de fietser voorafgaand aan de aanrijding te hard heeft gereden.
De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte de auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij voorafgaand aan het verkeersongeval 5 of 6 flesjes bier heeft gedronken, terwijl hij er zich van bewust was dat dit de rijvaardigheid negatief kan beïnvloeden en dat hij hierdoor andere verkeerdeelnemers in gevaar kon brengen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van een hoeveelheid alcohol, zoals bij verdachte vastgesteld, de concentratie en het reactievermogen doet verminderen.
De rechtbank is dit alles afwegende van oordeel dat het aan de schuld van verdachte is te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het toegebracht letsel bij de fietser als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht kan onder zwaar lichamelijk letsel onder meer worden begrepen: ‘ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden’. Buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel ook als zwaar worden beschouwd, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Factoren die van belang zijn voor het oordeel of sprake is van zwaar lichamelijk letsel zijn de aard en de ernst van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het (ontbreken van) uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank overweegt dat het slachtoffer naar het ziekenhuis is gebracht en dat daar is vastgesteld dat zijn pols is gebroken. Het slachtoffer heeft tijdens zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris op 5 september 2022 over zijn letsel onder meer verklaard dat de breuk in zijn pols tijdens een operatie is vastgezet met een titanium plaat. Hij heeft een litteken en sinds de operatie is de mobiliteit van zijn pols minder dan voor het ongeval.
Gelet op de aard van het letsel en de beschikbare medische informatie vindt de rechtbank dat het letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, maar als lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte/verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1 primair
op 12 december 2021 te Amsterdam als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Tweede Hugo de Grootstraat/Hugo de Grootplein, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een gebroken pols en kneuzingen, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Tweede Hugo de Grootstraat, gaande in de richting van het Hugo de Grootplein,
- terwijl het donker was,
- terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was,
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
- terwijl het wegdek nat en vochtig was,
- terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en
verdachte is, gekomen bij de rotonde bij het Hugo de Grootplein (rotonde Frederik Hendrikstaat
en Tweede Hugo de Grootstraat),
verdachte is een op die rotonde gelegen fietsersoversteekplaats genaderd,
verdachte heeft niet of in onvoldoende mate gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte,
verdachte heeft zich vervolgens niet tijdig of voldoende vergewist, en is zich niet tijdig of voldoende blijven vergewissen, dat de rotonde en het fietspad daarvan vrij was van enig kruisend verkeer,
verdachte heeft geen gevolg gegeven aan de op de wegdek aangegeven haaientanden,
verdachte heeft, in strijd met artikel 62 en/of 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een fietser, voornoemde [slachtoffer] , die doende was om voornoemde fietsersoversteekplaats van, gezien verdachtes rijrichting, over te steken en over voornoemde rotonde reed, geen voorrang verleend,
verdachte is vervolgens tegen de fietser, voornoemde [slachtoffer] , die zich op voornoemde rotonde bevond, aangereden,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
op 12 december 2021 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig, namelijk als bestuurder van een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 655 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten dient te worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest.
7.2.
Het standpunt van de gemachtigde raadsman
De raadsman heeft als strafmaatverweer naar voren gebracht dat de eis van de officier van justitie disproportioneel hoog is. Nu verdachte in Marokko verblijft kan geen taakstraf worden opgelegd. Hij verzoekt een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of taakstraf en een lagere ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte was niet ter terechtzitting aanwezig. Namens verdachte is aangegeven dat hij graag ter terechtzitting aanwezig was geweest maar niet in staat was voor de zitting in Nederland te zijn. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte was aangedaan door het ongeluk waardoor letsel bij de fietser was ontstaan en dat hij zich schaamt voor het feit dat hij onder invloed van alcohol heeft gereden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig verkeersmisdrijf, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Hierdoor heeft het slachtoffer lichamelijk letsel opgelopen. Als verdachte geen alcohol had gedronken en beter had opgelet dan had het ongeval waarschijnlijk niet plaatsgevonden
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, een slachtoffer met lichamelijk letsel en een alcoholpromillage bij de veroorzaker van het ongeval van meer dan 570 microgram, wordt volgens deze oriëntatiepunten als uitgangspunt gehanteerd een taakstraf van 140 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de onderhavige zaak niet op zijn plaats. Gelet op de mate van schuld die de rechtbank bewezen acht, de ernst van de verweten gedragingen en de gevolgen daarvan, acht de rechtbank oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een langdurige ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden. Nu de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en evenmin bereikbaar is voor justitie ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om een taakstraf op te leggen. De voorwaardelijke gevangenisstraf strekt er mede toe verdachte ervan te doordringen in de toekomst de grootst mogelijke voorzichtigheid in het verkeer in acht te nemen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (655 microgram).
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
18 maanden.
Bepaalt dat ingevolge artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994 de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en M.A.E. Somsen, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 oktober 2022.

Voetnoten

1.Artikel 80 RVV 1990: Haaietanden hebben de volgende betekenis: de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg.