ECLI:NL:RBAMS:2022:6004

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
13/067658-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van dwingen tot ontuchtige handelingen door energetisch healer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dwingen van een persoon tot het dulden van ontuchtige handelingen. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 5 augustus 2020, waarbij de verdachte, een energetisch healer, zou hebben geprobeerd de aangeefster te dwingen tot seksuele handelingen tijdens een behandeling. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 4 oktober 2022 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, de zaak heeft bepleit en de verdediging werd gevoerd door mr. A.M. de Koning.

De rechtbank heeft de aangifte van de aangeefster, die stelde dat de verdachte haar tijdens de behandeling seksueel had betast, zorgvuldig beoordeeld. De officier van justitie vond de aangifte consistent en betrouwbaar, gesteund door getuigenverklaringen en voicemessages. De verdediging daarentegen betwistte de betrouwbaarheid van de aangifte en stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdediging voerde aan dat de aangifte onduidelijk was en dat de verklaringen van getuigen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaring van de aangeefster stond op zichzelf en er was geen ander bewijs dat haar verhaal ondersteunde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld op basis van de verklaring van één getuige zonder aanvullend bewijs. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende steunbewijs in zedenzaken, waar vaak sprake is van één-op-één-verklaringen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/067658-21
Datum uitspraak: 18 oktober 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende op het adres [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.M. de Koning, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij omstreeks 5 augustus 2020 in Amsterdam door (bedreiging met) geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [persoon 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
De volledige tekst van de tenlastelegging – zoals op de zitting van 4 oktober 2022 is gewijzigd - staat in de
bijlagebij dit vonnis.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt het feit bewezen. De aangifte op zichzelf is consistent en betrouwbaar. Daarnaast vindt de aangifte steun in de voicemessage van verdachte aan mevrouw [persoon 2] én in de verklaring van mevrouw [persoon 2]. Aangeefster heeft vlak na het incident telefonisch aan mevrouw [persoon 2] verteld wat er is gebeurd, die vervolgens in haar getuigenverklaring relevante details van de handelingen van verdachte benoemt en de emotionele reactie die dit bij aangeefster veroorzaakte. De dwang, uitgeoefend door verdachte, bestaat erin dat hij geen toestemming heeft gevraagd aan aangeefster om haar erogene zones en haar buik onder haar kleding aan te raken.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit vanwege gebrek aan bewijs. De aangifte is onbetrouwbaar en ongeloofwaardig. Aangeefster is beïnvloed door mevrouw [persoon 2] om aangifte te doen. De aangifte zelf is onduidelijk over wat er precies gebeurd is en bevat tegenstijdigheden. De getuigenverklaring van mevrouw [persoon 2] omvat wat aangeefster haar heeft verteld, zodat dit feitelijk informatie uit één bron is. De inhoud van de verklaring van mevrouw [persoon 2] is niet duidelijk. De voicemessage van verdachte aan mevrouw [persoon 2] is geen schuldbekentenis, maar gaat over hoe vervelend verdachte het vond voor aangeefster dat zij zich na de behandeling onprettig voelde. Daarom is er geen steunbewijs voor de aangifte. Het eerste deel van de handelingen die aangeefster omschrijft, kan niet gebeurd zijn. Het tweede deel van de handelingen was niet seksueel van aard. Ook heeft verdachte aangeefster nergens toe gedwongen. Om al deze redenen moet verdachte worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt het tenlastegelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Aangeefster [persoon 1] heeft aangifte gedaan van aanranding door verdachte. Zij verklaarde (samengevat) dat verdachte haar als energy healer tijdens een behandeling op 5 augustus 2020 seksueel heeft betast. Hij ging over haar kleding heen met zijn handen onder haar vagina, anus en billen. Op een bepaald moment voelde zij dat hij zijn vingers bewoog en voelde zij zijn vingers bij haar schaamlippen. Op een gegeven moment haalde hij zijn handen weg, ging hij achter aangeefster zitten en legde hij zijn handen op haar buik. Vervolgens drukte hij met zijn handen haar lichaam tegen zijn lichaam aan en raakte de onderkant van haar borsten aan. Daarna ging hij met zijn handen onder haar shirten streelde haar sensueel met beide handen richting haar borst.
Naar aanleiding van de aangifte is verdachte op 23 december 2020 door de politie gehoord en heeft hij een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Op de zitting heeft verdachte de beschuldigingen ontkend. Hij heeft verklaard dat zijn behandelingen erop gericht zijn om het lichamelijk vermogen van het lichaam om spanningen los te laten, te activeren. Hij werkt volgens het volgende protocol. De cliënt zit tijdens de behandeling op een kruk en verdachte zit op een kruk ernaast. Hij legt daarbij zijn hand op de rug van de cliënt in het gebied tussen de schedel en het heiligbeen. Aan de voorkant van het lichaam legt hij tijdens een behandeling zijn hand in het gebied tussen het middenrif en de bikinilijn. Dit gebeurt altijd op de kleding. Deze manier van behandelen bespreekt hij met elke nieuwe cliënt zodat daar al dan niet toestemming voor kan worden gegeven.
Op 5 augustus 2020 was aangeefster voor een behandeling bij verdachte. Aangeefster zat op de kruk in een ontspannen houding met haar benen bij elkaar en haar handen in de schoot. Verdachte zat naast haar met een hand op haar rug tussen haar hoofd en de onderkant van haar rug. Zijn andere hand had hij op haar buik ergens tussen het middenrif en net onder de navel, boven de bikinilijn. Verdachte verklaarde dat hij zeker wist dat hij een hand op haar rug en een hand op haar buik had omdat dat altijd zo is. Ineens gaf aangeefster aan dat ze wilde stoppen omdat zij zich ongemakkelijk voelde. Aangeefster en verdachte zijn vervolgens op een bankje in de behandelruimte gaan zitten. Verdachte zag dat zij overstuur en geëmotioneerd was. Aangeefster zei dat in herinnering beelden naar boven kwamen van seksueel misbruik door een familielid dat in het verleden had plaatsgevonden. Zij huilde en verdachte schrok omdat hij voor een veilige setting moet zorgen en het niet aan had voelen komen. Verdachte gaf haar de gelegenheid om het te verwerken en hij bood haar excuses aan voor wat de behandeling bij haar had opgeroepen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij nooit iemand behandelt bij de vagina en de anus, ook aangeefster niet. Verdachte heeft aangegeven dat het ook niet mogelijk is om, als iemand op een kruk zit met de benen bij elkaar, dan met twee handen onder de vagina, de anus en de billen te komen. Bovendien heeft de kruk een stoffen bovenkant met rubber waarin je door het lichaamsgewicht wegzakt.
Aan de verdachte is een zedenfeit ten laste gelegd. Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door één-op-één-verklaringen, ook in deze zaak; het is het woord van – in dit geval - aangeefster tegen dat van verdachte. Dit betekent dat, als de verdachte ontkent, alleen de verklaringen van aangeefster als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter echter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de rechtbank alleen tot een bewezenverklaring kan komen indien de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Het oordeel over de geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster staat hier los van; iemand kan zeer geloofwaardig verklaren, maar dan nog dient er - om tot een bewezenverklaring te kunnen komen – ook ander bewijs voorhanden te zijn.
In deze zaak is er, naast de verklaring van aangeefster, te weinig steunbewijs in het dossier voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaring van getuige [persoon 2], die kort gezegd inhoudt dat zij aangeefster dezelfde avond na de gebeurtenis telefonisch heeft gesproken en dat aangeefster emotioneel was en huilde, is daarvoor onvoldoende omdat die verklaring gestoeld is op wat aangeefster heeft verteld aan getuige [persoon 2]. De voicemessage van verdachte aan mevrouw [persoon 2] kan op meerdere manieren geïnterpreteerd worden, gezien de verklaring van verdachte hierover op de terechtzitting. Daarom biedt de voicemessage naar het oordeel van de rechtbank ook geen steunbewijs. Zonder enig ander steunbewijs kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedragingen. Dat betekent dat de verdachte moet worden vrijgesproken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte,
[verdachte]daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 oktober 2022.
[...]