Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De beoordeling
- verschotten 3.853,28
15.050,80
3.De beslissing
€ 10.000,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, met een maximum van € 250.000,00 per gedaagde,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en DNBC Financial Group B.V. en DSBC Financial Europe UAB. DNB, vertegenwoordigd door advocaten mr. A. Tsoutsanis en mr. S.N. Naäman, vorderde dat DNBC BV en DSBC UAB zouden worden verboden om de naam DNBC te gebruiken, omdat dit inbreuk zou maken op het merk ‘DNB’ van DNB. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2022 zijn de gedaagden niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat aan de vereisten voor verstek is voldaan en heeft de vorderingen van DNB toegewezen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het gebruik van de naam DNBC door DNBC BV en DSBC UAB onrechtmatig is en dat dit gebruik schadelijk is voor DNB, omdat het een onterecht verband suggereert tussen de activiteiten van DNB en die van DNBC. De rechter heeft gedaagden verboden om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis in de Benelux gebruik te maken van de aanduiding DNBC en heeft hen opgedragen rectificaties te plaatsen op hun websites en aan hun klanten te sturen. Tevens zijn gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van proceskosten aan DNB, die zijn vastgesteld op € 19.901,67, te vermeerderen met wettelijke rente. Bij overtreding van de verboden en geboden in het vonnis verbeuren gedaagden een dwangsom van € 10.000,00 per dag, met een maximum van € 250.000,00 per gedaagde.