ECLI:NL:RBAMS:2022:5992

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
13.136211.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrijfsmatige diefstal van motoren, scooters en e-bikes via Telegram

Op 21 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en heling van motoren, scooters en e-bikes. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman. De verdachte, geboren in 2005, werd beschuldigd van het medeplegen van opzetheling en diefstal in vereniging met anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op bedrijfsmatige wijze motoren en scooters heeft gestolen en deze via het berichtenplatform Telegram te koop heeft aangeboden. Tijdens het onderzoek zijn verschillende feiten aan het licht gekomen, waaronder de diefstal van een motorfiets en een motorscooter, en oplichting met een gestolen e-bike. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele feiten waar hij van werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren, met een voorwaardelijk deel van 60 uren, en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.136211.22
Datum uitspraak: 21 oktober 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 7 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Jironet-Loewe en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.M.A. Schwartz, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), de heer [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
  • feit 1: het medeplegen van opzetheling van vier motoren en twee kentekenplaten in de periode van 21 januari 2022 tot en met 28 april 2022 te Amsterdam;
  • feit 2: diefstal in vereniging met anderen van een motorscooter en een motorfiets door middel van braak in de periode van 5 maart 2022 tot en met 10 maart 2022 te Amsterdam;
  • feit 3: medeplegen van oplichting op 12 april 2022 te Amsterdam;
  • feit 4 primair: diefstal in vereniging met anderen van vier biro’s in de periode van 12 april 2022 tot en met 25 april 2022 te Amsterdam;
subsidiair: medeplichtigheid aan de diefstal van vier biro’s in de periode van 12 april 2022 tot en met 25 april 2022 te Amsterdam;
- feit 5 primair: diefstal in vereniging met anderen van een motorfiets op 27 april 2022 te Amsterdam door middel van braak;
subsidiair: medeplichtigheid aan de diefstal van de motorfiets op 27 april 2022 te Amsterdam;
meer subsidiair: medeplegen van opzetheling van de motorfiets op 27 april 2022 te Amsterdam.
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1.
Partiële nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 1
Verdachte wordt onder feit 1 onder meer het medeplegen van opzetheling van een motor met het kenteken [nummer 1] verweten. Onder feit 5 meer subsidiair wordt verdachte eveneens het medeplegen van opzetheling van deze motor verweten. Naar het oordeel van de rechtbank dient de dagvaarding onder feit 1 voor dit feit nietig te worden verklaard nu deze feiten identiek zijn aan elkaar.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding voor het overige geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie ontvankelijk is. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Aanleiding
Op 27 januari 2022 voert de politie een onderzoek uit op het berichtenplatform Telegram. In een open groep, genaamd
[sitenaam]zijn berichten te lezen van een persoon die zich [accountnaam] noemt en die meerdere gestolen motorfietsen te koop aanbiedt. Onderzoek wijst uit dat het eerste bericht van deze persoon in deze groep is geplaatst op 20 november 2021.
Bij een zoekslag in de politiesystemen blijkt dat het unieke Telegram-ID van dit account voorkomt in een onderzoek in een inbeslaggenomen telefoon. Het Telegram-ID is opgeslagen onder de naam ‘ [naam 3] ’en deze naam is gekoppeld aan telefoonnummer + [nummer 2] . Dit blijkt het telefoonnummer van verdachte te zijn.
Als de politie toestemming heeft gekregen om over te gaan tot een pseudokoop bij deze verkoper, besluit de politie om op 22 februari 2022 contact te leggen met het Telegramaccount. De persoon met wie de politie in contact komt, noemt zichzelf ‘ [naam 4] ’. Aanvankelijk vindt het contact plaats via Telegram, later vindt het contact plaats via WhatsApp met het telefoonnummer van verdachte. In de week daarna biedt ‘ [naam 4] ’ de politie een motorfiets (BMW) en een motorscooter te koop aan en stuurt hij de politie via WhatsApp filmpjes van de motor en de scooter. Er wordt een verkoopafspraak gemaakt voor 3 maart 2022 tussen 18.00 uur en 19.00 uur bij de [adres 2] . De verkoper laat weten dat als de koper er bijna is hij de verkoper moet bellen op telefoonnummer [nummer 3] . Dit blijkt later het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn.
Op het moment dat de afspraak plaatsvindt ziet de politie twee mannen aankomen. Als de koper desgevraagd aangeeft dat hij voor de BMW komt, laten de mannen weten dat de motor in de straat erachter staat. Eenmaal daar aangekomen ziet de koper dat het een BMW GS met kenteken [nummer 4] betreft. De motor wordt in een busje geladen en de koper betaalt de mannen € 700,-. De door de politie aangekochte motor staat gesignaleerd als gestolen en is tussen 1 maart 2022 en 3 maart 2022 gestolen.
Nadat de politie weer toestemming heeft gekregen om een pseudokoop te verrichten, wordt vanaf 15 maart 2022 door de politie via WhatsApp contact onderhouden met ‘ [naam 4] ’. Op 28 april 2022 wordt uitvoering gegeven aan de pseudokoop. Er wordt met ‘ [naam 4] ’ een afspraak gemaakt om een motor, merk BMW GS 800 te kopen voor € 800,-. De afspraak vindt plaats om 19.36 uur en gezien wordt dat twee mannen op een snorfiets naar de koper toekomen op [adres 3] . Beide mannen geven aan dat de motor achter een onderdoorgang staat. De koper loopt met beide mannen mee en vervolgens wordt de motor met kenteken [nummer 1] in een busje geladen en wordt door de koper
€ 800,- aan de mannen betaald. Na het sluiten van de koop worden de twee mannen aangehouden. Dit zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] .
4.2
Modus operandi
Na de aanhouding van verdachte is zijn telefoon onderzocht. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat verdachte een WhatsAppgroep genaamd ‘ [naam 5] ’ op zijn telefoon had staan. In deze groep zitten naast verdachte nog twee andere deelnemers, [naam 6] en [naam 7] . Verder onderzoek naar de telefoonnummers van deze twee personen wijst uit dat [naam 6] medeverdachte [medeverdachte 1] is en [naam 7] medeverdachte [medeverdachte 2] .
Ook wordt uit de WhatsAppgesprekken in deze appgroep duidelijk welke modus operandi werd gehanteerd bij het plegen van de diefstallen en het verkopen van de gestolen goederen.
Bij vrijwel alle aan verdachte ten laste gelegde feiten is dezelfde werkwijze gebruikt en is er sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen hem en zijn mededaders. Alleen de onder feit 4 tenlastegelegde oplichting met een gestolen e-bike is op een andere manier gegaan.
Verdachte was steeds degene die op Telegram advertenties plaatste en de kopers zocht voor de gestolen goederen, medeverdachte [medeverdachte 2] pleegde de diefstallen en de andere medeverdachte [medeverdachte 1] was betrokken bij de verkoop en de levering van de gestolen goederen. Uit de modus operandi is ook gebleken dat het steeds de bedoeling was om de opbrengst onderling te verdelen.
4.3.
Verdachte heeft ter zitting openheid van zaken gegeven, een bekennende verklaring afgelegd over zijn rol in de groep en de werkwijze, zoals die hiervoor uiteen zijn gezet, rondom het stelen en verkopen van de gestolen goederen nader toegelicht.
4.4.
Vrijspraak medeplegen opzetheling kentekenplaat [nummer 5] (feit 1)
Uit het dossier blijkt dat de gestolen kentekenplaat met kenteken [nummer 5] bevestigd was op een motorfiets, merk Vespa Piaggio. Met een sleutel, afkomstig uit de fouillering van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de politie het slot van de motorfiets kunnen openen. Verdachte heeft over dit feit verklaard dat hij wist dat de motorfiets gestolen was, hij wist niet dat de kentekenplaat gestolen was. Hij was ook niet betrokken bij een verkoop van deze motorfiets. Omdat het dossier verder geen bewijs bevat voor een mogelijke betrokkenheid van verdachte bij de opzetheling van deze kentekenplaat dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
4.5.
Vrijspraak diefstal motorfiets Piaggio Vespa (feit 2)
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de diefstal van deze motorfiets. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij dit feit ontkend. Hij wist wel dat [medeverdachte 2] deze motorfiets gestolen had, maar hij zelf had er niets mee te maken. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij deze motorfiets heeft gestolen voor [medeverdachte 1] , die de motorscooter zou gaan verkopen. Weliswaar wordt in een WhatsApp groep gesproken over deze motorfiets, maar ook uit dit gesprek, waaraan verdachte deelneemt, zijn geen concrete aanwijzingen af te leiden waaruit kan worden geconcludeerd dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van deze motorfiets.
Verdachte wordt van deze diefstal vrijgesproken.
4.6.
Bewijsoverweging feiten 2 en 5
Ten aanzien van het medeplegen van de diefstal van de Yamaha motorscooter zoals tenlastegelegd onder feit 2, is de rechtbank anders dan de raadsman van oordeel dat dit feit bewezen is. De rechtbank baseert zich daarvoor op de aangifte in combinatie met de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van de onder feit 5 tenlastegelegde diefstal in vereniging, vindt de rechtbank, anders dan de raadsman het medeplegen van de diefstal van deze motorscooter bewezen op grond van de eigen verklaring van verdachte, de aangifte en de omstandigheid dat verdachte heeft gedeeld in de opbrengst van de verkoop.
4.7.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Onder feit 1:
op tijdstippen gelegen in de periode van 21 januari 2022 tot en met 28 april 2022 te Amsterdam, telkens, tezamen en in vereniging met anderen, motoren (kenteken [nummer 4] ) en [nummer 6] (de rechtbank begrijpt: [nummer 7] ) en [nummer 8] en een kentekenplaat [nummer 9] voorhanden heeft gehad terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen, telkens wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Onder feit 2:
op tijdstippen gelegen in de periode van 5 maart 2022 tot en met 10 maart 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een motorscooter (merk Yamaha, kenteken [nummer 10] ), toebehorende aan [naam 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders de weg te nemen motorscooter onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Onder feit 3:
op 12 april 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van 1000 euro, door
-zich voor te doen als rechtmatige eigenaar van een E-bike en
-een afspraak met voornoemde [persoon 1] te maken en
-die [persoon 1] een testronde te laten maken en
-die [persoon 1] een vals aankoopbewijs van een fietsenwinkel te overhandigen.
Onder feit 4 primair
op tijdstippen in de periode van 12 april 2022 tot en met 25 april 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, biro’s, met kenteken [nummer 11] , en [nummer 12] en [nummer 13] en [nummer 14] , toebehorende aan [persoon 2] en/of [naam 9] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] (de rechtbank begrijpt: [naam BV] ) en/of [persoon 5] , telkens heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Onder feit 5 primair:
op 27 april 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een motorfiets, merk BMW, kenteken [nummer 1] , toebehorende aan [persoon 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen motorfiets onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 primair en feit 5 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen, waarvan een gedeelte, groot 60 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. Hierbij dienen de door JBRA en de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden opgelegd.
De raadsman heeft verzocht de door de officier van justitie gevorderde werkstraf te minderen tot een werkstraf van 160 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk. De dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dienen hiervan te worden afgetrokken.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, grotendeels samen met zijn mededaders op een bijna bedrijfsmatige manier schuldig gemaakt aan een meerdere diefstallen en heling van motoren, motorscooters, kentekenplaten, biro’s en aan oplichting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte uitsluitend oog gehad voor zijn eigen gewin. Hoewel hij zich gedurende een periode van een aantal maanden hiermee heeft beziggehouden, heeft hij zich naar eigen zeggen al die tijd niet gerealiseerd hoe fout hij bezig was. Hij heeft zich er totaal niet om bekommerd welke schade en overlast hij de slachtoffers heeft toegebracht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank vindt het goed dat verdachte ter zitting openheid heeft gegeven over de gepleegde feiten en voor een groot deel verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 20 september 2022 waaruit blijkt dat verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten als de onderhavige.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de evaluatie van JBRA, opgemaakt op 29 september 2022. Hieruit blijkt dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis goed heeft gehouden aan de opgelegde schorsingsvoorwaarden. JBRA adviseert om verdachte bij een veroordeling de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meewerken aan de begeleiding en zich houden aan de aanwijzingen zoals door de jeugdreclassering gegeven, een contactverbod met de mededaders, naar school en/of stage gaan volgens het lesrooster, meewerken aan het vinden van een positieve vrijetijdsbesteding en meewerken aan een delict analyse bij de psycholoog en aan andere hulpverlening die JBRA nodig acht.
Ter zitting heeft de Raad aangegeven het advies van JBRA te onderschrijven.
De moeder van verdachte heeft verklaard dat zij erg geschrokken is, dat zij met verdachte over zijn gedrag heeft gesproken en dat zij het gedrag van haar zoon streng controleert.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte zich gedurende enkele maanden aan ernstige strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank acht een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden, waarbij een deel voorwaardelijk zal worden opgelegd met de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet geen aanleiding verdachte nog langer een contactverbod met de mededaders op te leggen. Verdachte moet in staat worden geacht hier zelf verstandige keuzes in te maken.

9.Beslag

Onder verdachte is bij zijn aanhouding op 28 april 2022 een geldbedrag van € 350,- in beslaggenomen. Dit geld is door de politie gebruikt voor de pseudokoop van de door verdachte aangeboden motor. De rechtbank zal bepalen dat het geldbedrag aan de politie dient te worden teruggegeven.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon 4] vordert namens [naam BV] € 166,05 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze kosten zijn gemaakt voor transport, materiaal en arbeidsloon en zijn inclusief btw.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen, met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman acht de vordering eveneens toewijsbaar zonder het bedrag aan btw omdat de benadeelde partij een bedrijf is.
De rechtbank volgt de raadsman in zijn redenering en zal de vordering met aftrek van het btw-bedrag hoofdelijk toewijzen, met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal de verdachte hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij
heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot op heden zijn de rechtbank nog geen kosten bekend en worden deze begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij wordt aan de verdachte de
schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De maatregel wordt hoofdelijk voor dat bedrag
opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77m, 77n,77x, 77y, 77z, 77gg, 311, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart de dagvaarding onder feit 1 partieel nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
telkens, medeplegen van opzetheling.
Feit 2:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 3:
medeplegen van oplichting.
Feit 4:
telkens, diefstal, door twee of meer verenigde personen.
Feit 5:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Beveelt dat van deze straf het gedeelte van
80 (tachtig) urennietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelasten.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast onder de algemene voorwaarde dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
en onder de
bijzonderevoorwaarden dat de veroordeelde:
- zal meewerken aan de begeleiding en zich houden aan de aanwijzingen zoals door de jeugdreclassering gegeven;
- naar school en stage gaat volgens het lesrooster;
- zal meewerken aan het vinden van een positieve vrijetijdsbesteding;
- zal meewerken aan een delict analyse bij de psycholoog en aan andere hulpverlening die JBRA nodig acht.
Van
rechtswegegelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden.
Gelast de teruggave aan de Politie Eenheid Amsterdam van:
€ 350,-.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 4] namens [naam BV] toe tot een bedrag van € 137,23 (honderdzevenendertig euro en drieëntwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 4] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 4] te betalen de som van € 137,23 (honderdzevenendertig euro en drieëntwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering voor het overige af.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Marseille, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. E. Dinjens en M.R. Bruning, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Pandelitschka, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 oktober 2022.