7.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fatbike. Dit betreft een dure fiets. Fietsendiefstal is een hinderlijk feit dat veel overlast veroorzaakt. Verdachte geeft met dit gedrag blijk geen respect te hebben voor het eigendom van anderen en alleen aan zijn eigen geldelijk gewin te denken.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 29 september 2022, opgemaakt door mevrouw [naam 2] . Anders dan de raadsman is de rechtbank van mening dat dit rapport wel bij de beoordeling kan worden betrokken. Het rapport berust niet louter op een rapport van 1,5 jaar terug, zoals door de raadsman betoogd. De reclassering heeft in het rapport immers ook het verblijf van verdachte in de Piet Roorda-kliniek beschreven, het overtreden van de regels van deze kliniek door verdachte in maart 2022 alsmede de behandeling van verdachte nadien.
Uit voornoemd rapport blijkt dat verdachte kampt met ernstige verslavingsproblematiek, persoonlijkheidsproblematiek en een verstandelijke beperking. Verdachte is vier keer eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel en twee keer eerder tot een voorwaardelijke ISD-maatregel. Ondanks de eerdere ISD-trajecten en begeleidingen van de reclassering is verdachte door zijn problematiek onmachtig gebleken om zijn leven een andere wending te geven. Sinds 2020 is iets meer stabiliteit gecreëerd in het leven van verdachte. Hij beschikt over zelfstandige huisvesting, bewindvoering en hij ontvangt begeleiding vanuit het [instelling] . Deze factoren hebben echter geen recidivebeperkende werking en hebben niet tot gedragsverandering geleid. Verdachte blijft recidiveren en de reclassering ziet een zeer hoog recidiverisico.
Uit het rapport volgt ook dat verdachte opnieuw voldoet aan de ISD-criteria. In april 2020 is het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte geschorst onder voorwaarden. Verdachte verleende zijn medewerking tijdens het schorsingstoezicht waarop verdachte een laatste kans heeft gekregen en een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden heeft gekregen. Verdachte heeft in februari 2022 de kliniek voortijdig verlaten. Desondanks is het toezicht in ambulant kader voorgezet, maar verdachte is uit beeld verdwenen door niet te komen opdagen op afspraken en teruggevallen in middelengebruik. De reclassering heeft meerdere interventies ingezet, maar dit heeft niet mogen baten. Gelet op het voorgaande adviseert de Reclassering de onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan betrokkene op te leggen.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 4 oktober 2022 reclasseringswerker [naam 2] verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft de informatie in het rapport bevestigt en blijft bij het advies.
ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de
ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezenverklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 3 oktober 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 3 oktober 2022 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Anders dan de raadsman van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een (gedeeltelijke) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte voldoet reeds sinds 2020 opnieuw aan de ISD-criteria, maar heeft sindsdien verschillende kansen gehad. Desondanks heeft verdachte zich meermalen niet gehouden aan de gestelde bijzondere voorwaarden en heeft hij meerdere strafbare feiten gepleegd. Ten aanzien van het onderhavige feit is het bevel tot voorlopige hechtenis geschorst onder voorwaarden, maar ook hier heeft verdachte zich niet aan gehouden. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de ISD-maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
De duur van de maatregel
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en daartoe de mogelijkheden tot behandeling van verdachte de benodigde kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen.
De reclassering heeft geadviseerd in de intramurale fase en ten behoeve van de trajectbepaling verdachte psychologisch en psychiatrisch te onderzoeken en daarnaast onderzoek te doen naar de handelingsbekwaamheid van verdachte zodat de meest passende zorgmatch kan worden gemaakt voor de extramurale fase en aansluitend passende langdurige woonzorg. Ook wordt geadviseerd dat verdachte - bij onttrekking aan behandeling in de extramurale fase - zal worden teruggeplaatst op de ISD-afdeling van JC Zaanstad.
Het voorgaande zal de nodige tijd in beslag nemen, maar is noodzakelijk om een passende behandeling op te kunnen starten. De rechtbank zal daarom voorbij gaan aan hetgeen door de raadsman is aangevoerd ten aanzien van de termijn van de ISD-maatregel. De rechtbank zal de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.