Op 13 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 10 augustus 2022, betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat op 26 juli 2022 door de Military Council of the Győr Regional Court in Hongarije is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1954 in Hongarije, die momenteel gedetineerd is in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats.
De behandeling van de vordering vond plaats op 29 september 2022, waarbij de officier van justitie mr. M. Westerman aanwezig was. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van haar recht op aanwezigheid bij de zitting, maar haar niet-gemachtigde raadsman, mr. J.W. Ebbink, was wel aanwezig. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de verzochte overlevering.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de analoge toepassing van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) besproken, dat voorziet in rechtsbijstand voor verdachten die niet in staat zijn hun belangen te behartigen. De rechtbank vermoedt dat de opgeëiste persoon onvoldoende in staat is haar belangen te behartigen, en heeft besloten om een advocaat aan haar toe te wijzen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en het voor onbepaalde tijd geschorst, met de opdracht aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand om mr. J.W. Ebbink aan te wijzen als advocaat van de opgeëiste persoon. De oproeping van de opgeëiste persoon zal plaatsvinden op een nader te bepalen datum.