Op 13 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Hamburg. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 3 augustus 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Portugal in 1975, werd verdacht van oplichting, een feit dat onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet valt. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de garantie van de Hamburgse openbare aanklager beoordeeld, die waarborgde dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zou kunnen ondergaan.
Tijdens de zitting op 29 september 2022 werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S. Jordan, en een tolk. De raadsman voerde aan dat het EAB geweigerd moest worden op grond van artikel 13 van de Overleveringswet, omdat het strafbare feit grotendeels in Nederland zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat er onvoldoende bewijs was dat het feit op Nederlands grondgebied was gepleegd. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering.
De rechtbank besloot daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.