ECLI:NL:RBAMS:2022:5970

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
13/169627-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel; verweer m.b.t. artikel 13 OLW verworpen

Op 13 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Hamburg. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 3 augustus 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Portugal in 1975, werd verdacht van oplichting, een feit dat onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet valt. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de garantie van de Hamburgse openbare aanklager beoordeeld, die waarborgde dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zou kunnen ondergaan.

Tijdens de zitting op 29 september 2022 werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S. Jordan, en een tolk. De raadsman voerde aan dat het EAB geweigerd moest worden op grond van artikel 13 van de Overleveringswet, omdat het strafbare feit grotendeels in Nederland zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat er onvoldoende bewijs was dat het feit op Nederlands grondgebied was gepleegd. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering.

De rechtbank besloot daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/169627-22
RK nummer: 22/3748
Datum uitspraak: 13 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 augustus 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 maart 2022 door het
Amtsgericht Hamburg(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 september 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. G.P. Sholeh. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S. Jordan te ’s-Gravenhage, en door een tolk in de Portugese taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot voorarrest van 15 februari 2022 van het
Amtsgericht Hamburg, dossiernummer: 248a Ds 244/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Staatsanwältinte Hamburg heeft op 11 augustus 2022 de volgende garantie gegeven:
The Hamburg Public Prosecutor’s Office guarantees, that if an unconditional and irrevocable sentence of imprisonment is imposed on [opgeëiste persoon]in the proceedings here and if he wishes to be returned, [opgeëiste persoon]will be returned to the Netherlands for the execution of his sentence, in accordance with the European Framework Decision of 27 November 2008 (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

De raadsman heeft aangevoerd dat het EAB moet worden geweigerd op grond van artikel 13 OLW. Als al sprake is van een strafbaar feit, heeft dit grotendeels in Nederland plaatsgevonden. De opgeëiste persoon heeft immers op correcte wijze een auto in Duitsland gehuurd en is daarmee naar Nederland gereden. In Nederland heeft hij de auto aan een vriend uitgeleend en die is met de auto weggereden en met de noorderzon vertrokken. De opgeëiste persoon heeft hiervan aangifte gedaan in Nederland. Justitie in Nederland moet daarom hiernaar onderzoek doen, aldus de raadsman.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet aan de orde is. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten in het dossier dat het feit geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied is gepleegd. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit als het lijstfeit oplichting heeft aangekruist. De rechtbank begrijpt het EAB aldus dat de vermeende oplichting in Duitsland, bij het huren van de auto in Duitsland, heeft plaatsgevonden. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Hamburg(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.