In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het District Court Ruzomberok in Slowakije. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die verdacht wordt van strafbare feiten volgens Slowaaks recht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zijn onderzocht. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat de personalia correct zijn en dat hij de Slowaakse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de evenredigheid van de overlevering beoordeeld, waarbij de verdediging aanvoerde dat de feiten naar Nederlands recht als minder ernstig gekwalificeerd zouden moeten worden. De officier van justitie daarentegen stelde dat de feiten als woninginbraak gekwalificeerd moeten worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering niet onevenredig is en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en heeft de overlevering toegestaan.
De uitspraak is gedaan in het kader van de internationale rechtsbijstand en benadrukt de noodzaak om de evenredigheid van de overlevering te toetsen aan de hand van de relevante wetgeving. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering goedgekeurd, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.