ECLI:NL:RBAMS:2022:5962

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
13/179580-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Slowakije

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het District Court Ruzomberok in Slowakije. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die verdacht wordt van strafbare feiten volgens Slowaaks recht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zijn onderzocht. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat de personalia correct zijn en dat hij de Slowaakse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de evenredigheid van de overlevering beoordeeld, waarbij de verdediging aanvoerde dat de feiten naar Nederlands recht als minder ernstig gekwalificeerd zouden moeten worden. De officier van justitie daarentegen stelde dat de feiten als woninginbraak gekwalificeerd moeten worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering niet onevenredig is en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en heeft de overlevering toegestaan.

De uitspraak is gedaan in het kader van de internationale rechtsbijstand en benadrukt de noodzaak om de evenredigheid van de overlevering te toetsen aan de hand van de relevante wetgeving. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering goedgekeurd, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/179580-22
RK nummer: 22/3725
Datum uitspraak: 6 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juli 2022 door de
District Court Ruzomberok(Slowakije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Slowakije) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 september 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. V. Poelmeijer, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Slowaakse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Slowaakse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Order to Arrestvan de
District Court Ruzomberokvan 19 mei 2021 (referentienummer: 8Tp/6/2021-103).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Slowaaks recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
en:
mishandeling.

5.Evenredigheid

Standpunt van de verdediging
De raadsman deelt mee dat het eerste feit waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht naar Nederlands recht gekwalificeerd zou kunnen worden als een ‘woninginbraak’ zoals bedoeld in artikel 311 Wetboek van Strafrecht. Desondanks meent de raadsman dat dit feit naar Nederlands recht gekwalificeerd zou moeten worden als ‘huisvredebreuk’ zoals bedoeld in artikel 138 Wetboek van Strafrecht. Nu dit een minder ernstig strafbaar feit betreft, meent de raadsman dat de rechtbank de evenredigheid van het uitvaardigen van het EAB dient te toetsen en indien nodig de overlevering dient te weigeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie meent dat het eerste feit waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht naar Nederlands recht gekwalificeerd zou moeten worden als een woninginbraak zoals bedoeld in artikel 311 Wetboek van Strafrecht. Gelet daarop acht de officier van justitie het uitvaardigen van het EAB niet onevenredig.
Oordeel van de rechtbank
In lijn met eerdere uitspraken van de rechtbank dient voor de vraag of sprake is van (on)evenredigheid van de overlevering een onderscheid gemaakt te worden tussen de zogenoemde stelselevenredigheid van de Overleveringswet en de evenredigheid in een concreet geval. Het stelsel van de Overleveringswet is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit, gebaseerd op het uitgangspunt dat het gebruik van de bevoegdheden tot overlevering, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken. Daarbij is het in beginsel aan de uitvaardigende autoriteit om de evenredigheid van het uitvaardigen van een EAB te toetsen. Gelet hierop kan een beroep op de onevenredigheid van een EAB slechts onder uitzonderlijke omstandigheden slagen. Dergelijke omstandigheden zijn door de raadsman niet aangedragen. De kwalificatie naar Nederlands recht kan ook overigens geen rol spelen bij de beoordeling van de evenredigheid van het uitvaardigen van het EAB. Het verweer wordt verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 300, 311 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
District Court Ruzomberok(Slowakije) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Bouwmeester, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.