ECLI:NL:RBAMS:2022:5961

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
13/058230-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 6 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1978, was in Nederland aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB betreft een vrijheidsstraf van 1 jaar en 2 maanden, opgelegd bij een verzamelvonnis van de District Court of Nowa Sól. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces dat leidde tot het vonnis van 23 april 2018, maar dat hij wel op de hoogte was van de zitting en de mogelijkheid dat er een beslissing zou worden genomen in zijn afwezigheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn op basis van artikel 12 OLW en dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd, waarbij is opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/058230-22
RK nummer: 22/3805
Datum uitspraak: 6 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 augustus 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 oktober 2021 door de
Circuit Court of Zielona Góra(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1978,
verblijvende op het adres [adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 september 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een:
Aggregate judgement of April 23, 2018, by the District Court of Nowa Sól (decision reference: District Court of Nowa Sól, II K 858/17), combining the following custodial sentences imposed on [opgeëiste persoon] :
I. Judgement of September 10, 2015, by the District Court of Nowa Sól, ref. no. II K 115/14, varied by the Circuit Court of Zielona Góra on January 26, 2016, ref. no. VII Ka 1129/15.
II. Judgement of August 31, 2016, by the District Court of Nowa Sól, ref. no. II K 926/15; decision of May, 10, 2019, by the District Court of Nowa Sól, ref. no. II Ko 608/19, to activate the custodial sentence.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis met zaaknummer II K 858/17.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1
Vonnis met zaaknummer II K 858/17 (het verzamelvonnis)
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, bepleit dat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij het proces dat heeft geleid tot het vonnis van 23 april 2018, dat de raadsman van de opgeëiste persoon evenmin bij die zitting aanwezig geweest is en dat aldus niet duidelijk is waarom deze zitting desondanks is doorgezet. De raadsman verzoekt de behandeling van deze overleveringszaak aan te houden om de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere vragen te stellen omdat, onder andere, nog te veel onduidelijkheden bestaan over de vraag in hoeverre de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten in Polen heeft kunnen uitoefenen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan. Van het aanhoudingsverzoek van de raadsman moet wat betreft de officier van justitie worden afgezien. De opgeëiste persoon is immers in persoon gedagvaard voor de procedure welke heeft geleid tot het vonnis van 23 april 2018.
De rechtbank overweegt als volgt.
De opgeëiste persoon is niet in persoon verschenen bij het proces dat tot het verzamelvonnis van 23 april 2018 heeft geleid. In het EAB is onder rubriek D. punt 1.a aangekruist:
the person was summoned in person on 20.03.2018 and thereby informed of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial;
Desgevraagd, en ten overvloede, is door de uitvaardigende justitiële autoriteit bij schrijven van 24 augustus 2022 nogmaals bevestigd dat de opgeëiste persoon op 20 maart 2018 bovenbedoelde dagvaarding in persoon heeft ontvangen:
2. On March 20, 2018, [opgeëiste persoon] himself collected, i.e. actuallyhad in his hands, the summons to appeal before the District Court of Nowa Sól on April 23, 2018, ref. no. II K 858/17 (…)
Nu de omstandigheid genoemd in artikel 12 onder a, OLW zich voordoet, mag de rechtbank de overlevering niet weigeren. De rechtbank ziet geen aanleiding om nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen. Het verweer slaagt daarom niet.
3.1.2
Het vonnis met zaaknummer II K 115/14 en het arrest met zaaknummer VII Ka 1129/15
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis lid 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 van de OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [1]
De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen dat in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank staat artikel 12 OLW echter om de volgende redenen niet aan overlevering in de weg, ongeacht of het vonnis in eerste aanleg en/of het arrest in hoger beroep onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt.
Volgens het EAB is de opgeëiste persoon in persoon verschenen op het proces dat tot het vonnis met zaaknummer II K 115/14 heeft geleid. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW is dan ook niet aan de orde.
Ten aanzien van het arrest met zaaknummer VII Ka 1129/15 heeft de raadsman, zakelijk weergegeven, bepleit dat de raadsman van de opgeëiste persoon bij die zitting niet aanwezig is geweest en dat aldus onduidelijk is in hoeverre de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten in die procedure heeft kunnen uitoefenen. De behandeling van de overleveringszaak dient te worden aangehouden om de Poolse autoriteiten nadere vragen te stellen met betrekking tot dit punt.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan. Van het aanhoudingsverzoek van de raadsman moet wat betreft de officier van justitie worden afgezien. De opgeëiste persoon had in deze procedure immers een raadsman gemachtigd hem ter zitting te verdedigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De opgeëiste persoon is niet in persoon verschenen op het proces dat tot het arrest met zaaknummer VII Ka 1129/15 heeft geleid.
Uit de aanvullende informatie van 24 augustus 2022 blijkt echter het volgende:
3. (…) A notification of the appeal hearing's date along with clear indication that a judgment may be passed even in [opgeëiste persoon] 's absence was passed by [opgeëiste persoon] himself, in person, on December 18, 2015, which he confirmed signing an appropriate document - an acknowledgement of receipt ( enclosed).
Naar het oordeel van de rechtbank doet zich ten aanzien van het proces in hoger beroep dus de omstandigheid genoemd in artikel 12, sub a, OLW voor. De rechtbank mag daarom de overlevering niet weigeren op grond van artikel 12 OLW.
3.1.3
Het vonnis met zaaknummer II K 926/15
Volgens het EAB is de opgeëiste persoon in persoon verschenen op het proces dat tot het vonnis met zaaknummer II K 926/15 heeft geleid. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW is niet aan de orde.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Vonnis I:
mishandeling
en:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben
en:
bedreiging met zware mishandeling
Vonnis II:
medeplegen van mishandeling

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 180, 181, 285 en 300 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Circuit Court of Zielona Góra(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Bouwmeester, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (