In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 17 oktober 2022, wordt een verzoek behandeld inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Lavell, verzoekt om een definitieve omgangsregeling, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.P. Dayala, zich verzet tegen dit verzoek. De rechtbank heeft eerder op 2 maart 2022 een voorlopige zorgregeling vastgesteld en heeft nu de situatie opnieuw beoordeeld. De rechtbank heeft gesprekken gevoerd met het minderjarige kind en heeft informatie ontvangen van betrokken instanties zoals Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) en de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank constateert dat de vader met een hoge waarschijnlijkheid de biologische vader is van het kind, maar dat de omgangsregeling in de praktijk vaak niet is nageleefd. De vader heeft om emotionele redenen vaak afgezegd, terwijl de moeder stelt dat zij altijd heeft meegewerkt aan de regeling. De Raad heeft geadviseerd dat het in het belang van het kind is om de omgang voort te zetten, ondanks de emotionele complicaties. De rechtbank besluit uiteindelijk dat de omgangsregeling niet moet worden stopgezet, maar dat deze moet worden aangepast. Het kind zal eenmaal per drie maanden een dagdeel met de vader doorbrengen, begeleid door een neutrale derde, om zo een positieve band op te bouwen. Tevens wordt een Kindbehartiger aangesteld om het kind te ondersteunen in deze situatie. De rechtbank benadrukt het belang van een goede relatie tussen het kind en de vader, vooral gezien de medische situatie van de vader.