ECLI:NL:RBAMS:2022:5925

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
9988401
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontbindingsverzoek wegens verband verzoek en arbeidsongeschiktheid werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de werknemer, hierna aangeduid als [verweerder], door de werkgever, Nissan Motor Parts Center B.V. Het verzoek tot ontbinding werd ingediend op 8 juli 2022, na een incident op de werkvloer op 8 juni 2022, waarbij [verweerder] op non-actief was gesteld. De werkgever stelde dat er een verstoorde arbeidsverhouding was ontstaan en dat het gedrag van [verweerder] niet acceptabel was, ondanks zijn lange dienstverband en zijn psychische problemen. De kantonrechter oordeelde dat het ontbindingsverzoek niet kon worden toegewezen, omdat er een opzegverbod gold tijdens de ziekte van [verweerder]. De kantonrechter concludeerde dat het gedrag van [verweerder] op 8 juni 2022 voortkwam uit zijn chronische medische aandoening, waardoor er een verband was tussen zijn ziekte en het ontbindingsverzoek. De kantonrechter wees het verzoek van Nissan af en oordeelde dat Nissan [verweerder] in de gelegenheid moest stellen zijn werkzaamheden te hervatten zodra hij daar medisch toe in staat was. Tevens werd Nissan veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9988401 EA VERZ 22-410
beschikking van: 17 oktober 2022
func.: 25

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Nissan Motor Parts Center B.V.

gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: Nissan
gemachtigde: mr. J.L. van Schouten
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. D. van den Bergh-Beck

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Nissan heeft op 8 juli 2022 een verzoek ingediend, met producties, dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft een verweerschrift, met producties, ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld op 5 oktober 2022. Nissan is verschenen bij mevrouw [naam 1] (HR business partner), vergezeld door de gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn broer, schoonzus en de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. Na verder debat is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1960, is sinds 1 juli 1986 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Nissan en is laatstelijk werkzaam in de functie van Warehouse Worker. Het bruto salaris uren bedraagt € 2.589,00 per maand exclusief vakantietoeslag. Op het dienstverband is het Employee Manual van toepassing verklaard.
1.2.
In de magazijnen van Nissan zijn alle mogelijke onderdelen voor Nissan-voertuigen opgeslagen. Hiervandaan vindt de distributie over heel Europa plaats.
1.3.
[verweerder] lijdt sinds langere tijd aan psychische problemen, in verband waarmee hij van 9 februari 2021 tot februari 2022 arbeidsongeschikt was.
1.4.
[verweerder] is in voormelde periode onder behandeling geweest en gebruikt de hem voorgeschreven medicatie.
1.5.
Op 8 juni 2022 heeft zich een incident voorgedaan. Dit was voor Nissan aanleiding om [verweerder] op 9 juni 2022 op non-actief te stellen.
1.6.
[verweerder] heeft zich na het incident ziek gemeld.
1.7.
Bij brief van 20 juni 2022 heeft Nissan verslag gedaan van het door haar verrichte onderzoek naar het incident. Nissan schrijft hierover – samengevat – dat [verweerder] met velgen aan het gooien was, wat door collega’s als bedreigend werd ervaren, en dat hij, toen hij hierop door de leidinggevende werd aangesproken, zich agressief en bedreigend heeft opgesteld, waarbij hij achter de leidinggevende aankwam met een elektrische (hand)pompwagen met vorken. Volgens Nissan werd de leidinggevende maar net op tijd gewaarschuwd door een collega, zodat hij opzij kon springen.
1.8.
[verweerder] heeft bij brief van 22 juni 2022 de hiervoor beschreven lezing van de gebeurtenissen betwist. [verweerder] erkent dat hij, nadat hij door een collega werd aangesproken omdat hij te veel lawaai zou hebben gemaakt bij het stapelen van velgen, met stemverheffing heeft gesproken, maar betwist het door Nissan beschreven voorval met de pompwagen. [verweerder] maakt bezwaar tegen de op non-actiefstelling.
1.9.
Bij brief van zijn gemachtigde van 29 juni 2022 heeft [verweerder] opnieuw bezwaar gemaakt tegen de op non-actiefstelling.
1.10.
Bij brief van 5 juli 2022 aan de broer van [verweerder] heeft de bedrijfsarts onder meer geschreven: “
(...) in mijn functies als bedrijfsarts ken ik de heer [verweerder] meer dan tien jaar. Ik acht de heer [verweerder] op dit moment volledig arbeidsongeschikt op medische gronden. Ik heb begrepen dat er kennelijk op 8 juni een incident op de werkvloer heeft voorgedaan. Ik ben van mening dat dit incident een rechtstreeks gevolg is van een bij mij bekende chronische medische aandoening”.

Verzoek

2. Nissan verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ex artikel 7:671b lid 1, sub a Burgerlijk Wetboek (BW) te ontbinden, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van het geding. Nissan refereert zich daarbij aan het oordeel van de kantonrechter met betrekking tot toekenning van de transitievergoeding.
3. Nissan legt aan haar verzoek ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 jo lid 1 BW. Volgens Nissan is er als gevolg van het incident van 8 juni 2022 een verstoorde arbeidsverhouding ontstaan (artikel 7:669 lid 3 sub g BW), dan wel is er sprake van een andere redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:669 lid 3 sub h BW) of kan van Nissan niet worden gevergd dat zij het dienstverband voortzet wegens het frequente ziekteverzuim van [verweerder] (artikel 7:669 lid 3 sub c BW).
4. Ter onderbouwing hiervan stelt Nissan – kort gezegd – dat zij als werkgever de plicht heeft om een veilige werkomgeving te creëren voor haar (overige) medewerkers en dat het door [verweerder] vertoonde gedrag daarin niet past en door haar dan ook niet wordt geaccepteerd, ondanks zijn lange dienstverband en het begrip dat er is voor zijn persoonlijke situatie. Nissan wijst erop dat [verweerder] gedurende een groot deel van 2021 arbeidsongeschikt is geweest en behandeld werd voor zijn klachten, maar dit heeft blijkbaar niet kunnen voorkomen dat hij toch ernstig uit de bocht kan vliegen zoals op 8 juni 2022 is gebeurd. Overplaatsing naar een andere afdeling, wat overigens al een aantal keren is gebeurd, is dan ook geen oplossing.
5. Nissan verwijst naar de verklaringen van [naam 2] (Keyman) en [naam 3] (Foreman), waarin wordt verklaard over het incident van 8 juni 2022.

Verweer

6. [verweerder] voert gemotiveerd verweer. [verweerder] wijst er in de eerste plaats op dat hij arbeidsongeschikt is en dat derhalve het opzegverbod tijdens ziekte van kracht is. Voorts betwist [verweerder] de door Nissan geschetste gang van zaken tijdens het incident op 8 juni 2022. Volgens [verweerder] begon zijn collega “ [naam 4] ” om hem onbekende reden te schreeuwen terwijl hij velgen aan het opstapelen was, een activiteit die nu eenmaal lawaai maakt. Na ongeveer 5 á 10 minuten kwam [naam 2] , de Keyman, op het geschreeuw af en sprak deze [verweerder] aan, waarna [verweerder] naar eigen zeggen “op een iets agressief manier in de trant van dan ga je toch naar voren om te klagen” tegen hem uitviel. [verweerder] stelt dat hij daar zijn excuses voor heeft aangeboden, waarna hij de pompwagen met lege dozen van de velgen achter zich aan heeft getrokken naar de plaats waar deze gewoonlijk staat. Daarna heeft [verweerder] zich ziek gemeld, eerst bij de Keyman, en even later bij [naam 3] , de Foreman, die hem naar huis heeft gestuurd. [verweerder] betwist dat hij al een paar weken onrustig was op het werk, zoals wordt gesteld. Wel heeft hij een keer een nietmachine in een hoek gegooid. Hij is daarop noch op ander vermeend ongepast gedrag aangesproken.
7. [verweerder] benadrukt dat het werk zijn lust en zijn leven is. Het biedt hem structuur en hij heeft er ook altijd veel plezier aan heeft beleefd. De op non-actiefstelling en onderhavige procedure zijn hard aangekomen en hebben voor een grote terugval in zijn gezondheidssituatie gezorgd.
8. [verweerder] verzoekt primair om afwijzing van het verzoek, waarbij hij tevens vraagt met onmiddellijke ingang, althans met ingang van een nader te bepalen datum, hem in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden als Magazijnmedewerker bij Nissan te hervatten, een en ander voor zover hij daar medisch gezien toe in staat wordt geacht, met alle bevoegdheden en faciliteiten, die [verweerder] krachtens zijn arbeidsovereenkomst placht te genieten, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag.
9. Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, vraag [verweerder] om een transitievergoeding van € 35.036,95 dan wel € 52.555,43 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente, en om rekening te houden met de voor Nissan geldende opzegtermijn, zonder aftrek.

Beoordeling

10. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met i BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Artikel 7:671b lid 2 BW bepaalt dat de kantonrechter het verzoek slechts kan inwilligen indien er geen opzegverbod geldt als (onder meer) bedoeld in artikel 7:670 BW. In artikel 7:670 lid 1 BW staat – kort gezegd – dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte.
10. Nissan wijst erop dat [verweerder] op het moment van het incident op 8 juni 2022 volledig arbeidsgeschikt was, zodat het opzegverbod op dat moment niet gold. Echter, nog los van het feit dat [verweerder] zich direct daarna nog op dezelfde datum heeft ziek gemeld, en het ontbindingsverzoek pas op 8 juli 2022 is ingediend, gaat deze stellingname ook in tegen het door Nissan tevens ingenomen standpunt dat de medische behandeling die [verweerder] na zijn ziekmelding op 9 februari 2021 heeft ondergaan onvoldoende resultaat zou hebben gehad, in verband waarmee zij stelt geen vertrouwen meer te hebben in een verdere samenwerking.
10. De kantonrechter is van oordeel dat het opzegverbod tijdens ziekte in de weg staat aan toewijzing van het ontbindingsverzoek, waarbij in het midden kan blijven op welke grond dit is gebaseerd. Vast staat immers dat het vermeende gedrag van [verweerder] op 8 juni 2022 zijn oorzaak vindt in zijn, naar de bedrijfsarts op 5 juli 2022 verklaart, “chronische medische aandoening”, zodat een verband tussen de ziekte en het ontbindingsverzoek moet worden aangenomen. Volledigheidshalve wordt ten aanzien van de subsidiair aan het verzoek ten grondslag gelegde h-grond opgemerkt, dat ook deze “restgrond” niet is bedoeld als ontsnappingsroute ingeval van ziekte.
10. Ten overvloede verdient nog overweging dat de lezing van de gebeurtenissen op 8 juni 2022 van beide partijen sterkt uiteenloopt. Nissan heeft slechts één verklaring in het geding gebracht van een direct betrokkene, de Keyman. De Foreman was immers tijdens incident niet op de werkvloer aanwezig, althans, dat blijkt niet uit zijn verklaring. Nu [verweerder] gemotiveerd heeft betwist dat hij zich dreigend heeft uitgelaten of gehandeld, zou het verzoek ook om die reden zonder nadere bewijsvoering niet toewijsbaar zijn. Ook het uitzonderlijk lange dienstverband en de complexe privé situatie van [verweerder] , waar Nissan naar eigen zeggen bovendien juist altijd rekening mee heeft gehouden, zouden toewijzing van het ontbindingsverzoek niet eenvoudig maken. Tenslotte zijn ook de herplaatsingsmogelijkheden nog onvoldoende onderzocht.
10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek wordt afgewezen.
10. [verweerder] heeft – naar de kantonrechter begrijpt bij wijze van tegenverzoek – verzocht om hem toe te laten tot zijn werkzaamheden, zodra hij daartoe medisch in staat is, op straffe van een dwangsom. Dit verzoek is toewijsbaar als na te melden. Vooralsnog acht de kantonrechter het opleggen van een dwangsom niet nodig. Er wordt vanuit gegaan dat Nissan zich als goed werkgever zal inspannen om [verweerder] , zodra hij daartoe medisch gezien in staat is, in de gelegenheid te stellen te re-integreren en zijn oorspronkelijke werkzaamheden weer op te pakken.
10. Bij deze uitkomst van de procedure zal Nissan als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

BESLISSING

De kantonrechter:
Op het verzoek van Nissan
wijst het verzoek af;
Op het verzoek van [verweerder]
veroordeelt Nissan om [verweerder] in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden als Magazijnmedewerker weer te hervatten voor zover hij daar medisch gezien weer toe in staat wordt geacht;
In beide verzoeken
veroordeelt Nissan in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd inclusief btw;
veroordeelt Nissan in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.