10. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met i BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Artikel 7:671b lid 2 BW bepaalt dat de kantonrechter het verzoek slechts kan inwilligen indien er geen opzegverbod geldt als (onder meer) bedoeld in artikel 7:670 BW. In artikel 7:670 lid 1 BW staat – kort gezegd – dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte.
10. Nissan wijst erop dat [verweerder] op het moment van het incident op 8 juni 2022 volledig arbeidsgeschikt was, zodat het opzegverbod op dat moment niet gold. Echter, nog los van het feit dat [verweerder] zich direct daarna nog op dezelfde datum heeft ziek gemeld, en het ontbindingsverzoek pas op 8 juli 2022 is ingediend, gaat deze stellingname ook in tegen het door Nissan tevens ingenomen standpunt dat de medische behandeling die [verweerder] na zijn ziekmelding op 9 februari 2021 heeft ondergaan onvoldoende resultaat zou hebben gehad, in verband waarmee zij stelt geen vertrouwen meer te hebben in een verdere samenwerking.
10. De kantonrechter is van oordeel dat het opzegverbod tijdens ziekte in de weg staat aan toewijzing van het ontbindingsverzoek, waarbij in het midden kan blijven op welke grond dit is gebaseerd. Vast staat immers dat het vermeende gedrag van [verweerder] op 8 juni 2022 zijn oorzaak vindt in zijn, naar de bedrijfsarts op 5 juli 2022 verklaart, “chronische medische aandoening”, zodat een verband tussen de ziekte en het ontbindingsverzoek moet worden aangenomen. Volledigheidshalve wordt ten aanzien van de subsidiair aan het verzoek ten grondslag gelegde h-grond opgemerkt, dat ook deze “restgrond” niet is bedoeld als ontsnappingsroute ingeval van ziekte.
10. Ten overvloede verdient nog overweging dat de lezing van de gebeurtenissen op 8 juni 2022 van beide partijen sterkt uiteenloopt. Nissan heeft slechts één verklaring in het geding gebracht van een direct betrokkene, de Keyman. De Foreman was immers tijdens incident niet op de werkvloer aanwezig, althans, dat blijkt niet uit zijn verklaring. Nu [verweerder] gemotiveerd heeft betwist dat hij zich dreigend heeft uitgelaten of gehandeld, zou het verzoek ook om die reden zonder nadere bewijsvoering niet toewijsbaar zijn. Ook het uitzonderlijk lange dienstverband en de complexe privé situatie van [verweerder] , waar Nissan naar eigen zeggen bovendien juist altijd rekening mee heeft gehouden, zouden toewijzing van het ontbindingsverzoek niet eenvoudig maken. Tenslotte zijn ook de herplaatsingsmogelijkheden nog onvoldoende onderzocht.
10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek wordt afgewezen.
10. [verweerder] heeft – naar de kantonrechter begrijpt bij wijze van tegenverzoek – verzocht om hem toe te laten tot zijn werkzaamheden, zodra hij daartoe medisch in staat is, op straffe van een dwangsom. Dit verzoek is toewijsbaar als na te melden. Vooralsnog acht de kantonrechter het opleggen van een dwangsom niet nodig. Er wordt vanuit gegaan dat Nissan zich als goed werkgever zal inspannen om [verweerder] , zodra hij daartoe medisch gezien in staat is, in de gelegenheid te stellen te re-integreren en zijn oorspronkelijke werkzaamheden weer op te pakken.
10. Bij deze uitkomst van de procedure zal Nissan als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.