ECLI:NL:RBAMS:2022:5923

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
13/223508-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling met contactverbod

Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 augustus 2021 in Barendrecht een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling heeft gepleegd. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 13 april en 4 mei 2022. De officier van justitie, mr. R. Leuven, heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Schwab, heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte heeft zijn ex-vriendin, [persoon 1], met geweld naar zijn auto getrokken en haar op de achterbank gedwongen, wat de rechtbank als poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft gekwalificeerd. Daarnaast heeft hij [persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3] mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte partieel vrijgesproken van het tonen van een mes, omdat hierover inconsistenties in de verklaringen waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [persoon 1]. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/223508-21
Datum uitspraak: 04 mei 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april en 4 mei 2022 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Leuven en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Schwab naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 14 augustus 2021 in Barendrecht heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1 primair
een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van [persoon 1]
Feit 1 subsidiair
bedreiging van [persoon 1]
Feit 2
mishandeling van [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3]
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte de onder 1 primair (poging wederrechtelijke vrijheidsberoving) en onder 2 (mishandeling) ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair voor alle feiten vrijspraak bepleit vanwege het gebrek aan bewijs. Voor feit 2 heeft zij subsidiair partiële vrijspraak bepleit voor de mishandeling van [persoon 2] (hierna: [persoon 2]) en [persoon 3] (hierna: [persoon 3]).
De raadsvrouw heeft gesteld dat vanwege een aantal factoren de aangiften niet zonder meer als uitgangspunt kunnen worden genomen. Er is geen sprake van onafhankelijke getuigen en/of verklaringen. Aangeefsters en getuigen zijn familie van elkaar en zij hebben er mogelijk belang bij om verdachte slecht af te schilderen. De raadsvrouw kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er over en weer een inkleuring van elkaars verklaringen heeft plaatsgevonden.
Feit 1 primair
Hierover heeft zij naar voren gebracht dat verdachte geen opzet heeft gehad op wederrechtelijke vrijheidsberoving. Hij wilde met [persoon 1] (hierna: [persoon 1]) praten. Dat verdachte [persoon 1] bij haar keel zou hebben gegrepen, haar naar zijn auto zou hebben gesleurd en haar een mes zou hebben getoond vindt onvoldoende steun in het dossier. Het feit dat [persoon 1] samen met verdachte op de achterbank van de auto zat, mogelijk in een worsteling, met de deur open is onvoldoende voor het aannemen van opzet op wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Feit 1 subsidiair
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte een mes ter hand zou hebben genomen. [persoon 2] en [persoon 3] hebben niet verklaard dat verdachte een mes in zijn handen had, terwijl zij dat wel gezien zouden moeten hebben. De verklaringen van [persoon 3] achteraf over het zien van het mes zijn inconsistent. Bovendien is er alle gelegenheid geweest tot inkleuring van haar verklaring.. Subsidiair heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat het omhoog houden van een mes en zeggen dat iemand moet stoppen met schreeuwen onvoldoende is voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling.
Feit 2
Ten aanzien van de mishandeling van [persoon 2] en [persoon 3] stelt de raadsvrouw dat deze mishandeling geen steun vindt in andere verklaringen. [persoon 3] heeft verklaard dat zij en [persoon 2] zouden zijn geschopt en geslagen, maar [persoon 2] heeft daar niets over verklaard. Bovendien is het letsel van [persoon 2] en [persoon 3] pas vier dagen na het incident waargenomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1 primair) bewezen. Verdachte heeft door [persoon 1] met geweld naar zijn auto toe te brengen, haar op de achterbank te zetten en vervolgens de deur achter zich dicht te trekken om haar op die achterbank te houden, opzettelijk geprobeerd van haar vrijheid te beroven. Ook vindt de rechtbank de mishandeling van [persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3] (feit 2) bewezen.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het tonen van het mes, omdat [persoon 1] en [persoon 3] niet eensluidend over het mes hebben verklaard. [persoon 1] heeft in haar aangifte en in haar verhoor als getuige verschillend verklaard over het moment waarop verdachte het mes pakte. [persoon 3] heeft in haar aangifte en in haar verhoor als getuige verschillend verklaard over waar zij het mes heeft gezien.
De rechtbank is van oordeel dat de aangiftes en verklaringen als getuigen van [persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3] betrouwbaar zijn. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de inhoud van de aangiftes niet conform de waarheid zouden zijn, maar de rechtbank heeft geen reden om aan de aangiftes te twijfelen. De omstandigheid dat de verklaringen ten aanzien van het mes niet eensluidend zijn, maakt niet dat de verklaringen voor het overige niet betrouwbaar zijn. Het dossier bevat daarvoor geen aanwijzingen en bovendien zijn de verklaringen op hoofdlijnen consistent en stemmen ze met elkaar overeen. De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 14 augustus 2021 te Barendrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [persoon 1] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of
beroofd te houden, met dat opzet;
- die [persoon 1] bij haar arm en haar keel te grijpen en
- die [persoon 1] bij haar keel naar diens auto toe te trekken en
- die [persoon 1] op de achterbank van zijn auto te duwen en
- die [persoon 1] te dwingen op de achterbank van zijn auto plaats te nemen en
daar te houden en
- ( vervolgens) de deur van die auto dicht te trekken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Feit 2
op 14 augustus 2021 te Barendrecht, [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] heeft mishandeld door;
- die [persoon 1] tegen haar benen te schoppen en op haar been te stampen en
- die [persoon 2] in haar (rechter) vinger te bijten en
- die [persoon 2] een duw te geven en
- die [persoon 3] tegen haar arm te slaan
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen. Voorts heeft hij gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren wordt opgelegd met als bijzonder voorwaarde een contactverbod met de drie slachtoffers.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen eventueel met een taakstraf. De reclassering neemt geen problematiek waar behalve op het gebied van zijn ex-partner, maar er is met haar geen enkel contact meer geweest.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft geprobeerd zijn ex-vriendin wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven. Hij heeft haar onder meer bij haar keel vastgepakt en meegetrokken naar zijn auto en haar in de auto geduwd. Vervolgens heeft hij het zusje en de schoonzus van zijn ex-vriendin mishandeld toen zij haar te hulp schoten, waarbij zij letsel hebben opgelopen. Door zijn optreden heeft hij een grote mate van angst teweeg gebracht bij zijn ex-vriendin. Verdachte heeft een enorme inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van zijn ex-vriendin en de lichamelijke integriteit van haar zusje en haar schoonzusje.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 29 maart 2022. Daarin wordt geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat toezicht of interventies niet nodig worden geacht. Verder wordt er gerapporteerd dat verdachte een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft, inkomsten uit een reguliere baan genereert en beschikt over zelfstandige huisvesting. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen gevonden voor een negatief sociaal netwerk, middelengebruik en/of psychische problemen. De problematiek lijkt bij verdachte voornamelijk te liggen in de relationele sfeer. Het risico op recidive wordt door het actuarieel instrument OXREC (Oxford Risk of Recidivism tool) ingeschat als laag tot gemiddeld. De reclassering schat echter het risico iets hoger in omdat er sprake is van twee afzonderlijke incidenten aangaande relationeel geweld.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank vindt een taakstraf van 80 uren, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel zal verdachte ervan moeten weerhouden dat hij zich in de toekomst schuldig maakt aan strafbare feiten. Als bijzondere voorwaarde zal een contactverbod met [persoon 1] worden opgelegd. De rechtbank is er niet gerust op dat verdachte geen contact meer met haar zal zoeken. Gebleken is dat verdachte moeite heeft om te accepteren dat de relatie over is en dat hij geen enkel inzicht heeft in wat de gevolgen van zijn handelen voor haar zijn geweest. Dat verdachte sinds het incident geen contact meer met haar heeft opgenomen kan het gevolg zijn van de druk die uitgaat van de aan hem opgelegde schorsingsvoorwaarden, waarvan een contactverbod en een locatieverbod onderdeel zijn. De rechtbank ziet geen reden om ook een contactverbod met [persoon 2] en [persoon 3] op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank grondt dat oordeel op het reclasseringsrapport en hetgeen hiervoor is vermeld. De rechtbank zal daarom voornoemde bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 45, 57, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair
poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
Feit 2
mishandeling, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 (één) maand.
Beveelt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden
gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [persoon 1], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van voornoemde voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de gestelde voorwaarde en het uit te oefenen toezicht,dadelijk uitvoerbaarzijn.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2022.
[...]