ECLI:NL:RBAMS:2022:5922

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
13/226808-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verrichten van ontuchtige handelingen met een minderjarige, [slachtoffer], die op het moment van de vermeende handelingen nog geen zestien jaar oud was. De zaak kwam ter terechtzitting na een aangifte van de moeder van het slachtoffer, [moeder van het slachtoffer], die op 27 juni 2018 verklaarde dat de verdachte haar dochter had aangeraakt. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 29 juni 2022 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, de vordering heeft gedaan.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en haar moeder in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak sprake is van één-op-één-verklaringen, wat betekent dat de verklaring van het slachtoffer alleen niet voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank vond de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig, maar zonder ander bewijs kon niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging en de benadeelde partijen, [slachtoffer] en [moeder van het slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De kosten werden door beide partijen gedragen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. M. Smit, en de rechters mrs. F.W. Pieters en B. Atakan, in aanwezigheid van griffier mr. M. Madiol.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/226808-18
Datum uitspraak: 13 juli 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Levinsohn.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij omstreeks 27 juni 2018 in Amsterdam ontuchtige handelingen heeft verricht met [slachtoffer] die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagebij dit vonnis.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte [slachtoffer] over haar buik en rug heeft geaaid/gestreeld en dat hij zijn hand deels in haar onderbroek heeft gedaan en dat hij over haar vagina heeft gewreven.
3.2
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt het tenlastegelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De moeder van [slachtoffer] , [moeder van het slachtoffer] , heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar toen zevenjarige dochter [slachtoffer] door de verdachte. Zij verklaarde (samengevat) op 27 juni 2018 met haar kinderen, dochter [slachtoffer] en zoon [broertje van het slachtoffer] , naar de woning van verdachte en zijn zoon te zijn gegaan. Ze was hiertoe uitgenodigd door verdachte. Ze was daar om 12.30 uur aangekomen. Rond 13.15 uur vond verdachte dat de kinderen moesten slapen. Hij bood aan dat [moeder van het slachtoffer] en haar zoon op de kinderkamer zouden gaan slapen. Verdachte ging met zijn zoon en [slachtoffer] dan op de ouderslaapkamer liggen. Omdat de zoon van aangeefster niet kon slapen, ging zij de ouderslaapkamer binnen. Daar zag ze dat verdachte, zijn zoon en [slachtoffer] op bed lagen. De zoon lag in het midden. Toen ze binnen kwam zag ze [slachtoffer] meteen rechtop zitten. Hierna zijn de kinderen gaan spelen. Toen [slachtoffer] 's avonds in bad zat vertelde ze spontaan dat verdachte haar buik had gestreeld en dat hij daarna met zijn hand in haar onderbroek ging. Hierna had hij haar vagina betast over haar legging heen. Op 28 juni 2018 heeft aangeefster verdachte geconfronteerd met de beschuldiging, maar hij ontkende.
Naar aanleiding van de aangifte is verdachte door de politie gehoord. Ook bij de politie heeft de verdachte de beschuldigingen ontkend. Hij heeft (samengevat) verklaard dat de verdenking totaal ongegrond is. Hij verklaarde dat hij aangeefster kent via de school van zijn zoon, waar ook de dochter van aangeefster naartoe gaat. De kinderen speelden met elkaar en zo kreeg hij ook contact met aangeefster. Volgens verdachte had aangeefster de dag voor 27 juni 2018 aan hem gevraagd of ze de volgende dag langs mocht komen. Dat is ook gebeurd. Na het eten gingen de kinderen weer spelen. Aangeefster wilde haar jongere zoon laten slapen en ze zei dat ze met haar kind naar huis wilde. Verdachte heeft daarop aangeboden dat zij haar zoon kon laten slapen in de slaapkamer van zijn zoon. Aangeefster zei dat ze even bij haar zoon zou blijven omdat hij nog niet in diepe slaap was. Om te voorkomen dat de jongen wakker zou worden van de spelende kinderen, heeft verdachte ze toen in de ouderslaapkamer een film laten kijken op de tablet. Hij zat toen samen met zijn zoon en de dochter van aangeefster op het bed. Maximaal vijf minuten later kwam aangeefster die vertelde dat haar zoon sliep. Toen zijn de kinderen weer gaan spelen.
Aan de verdachte is een zedenfeit ten laste gelegd. Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door één-op-één-verklaringen; het is het woord van het (vermeende) slachtoffer tegen dat van de verdachte. Zo ook in deze zaak. Dit betekent dat, als de verdachte ontkent, alleen de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter echter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de rechtbank alleen tot een bewezenverklaring kan komen indien de verklaring van het (vermeende) slachtoffer voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Dat doet verder niet af aan het oordeel over de geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster of haar dochter. Het oordeel over de geloofwaardigheid staat hier los van; een getuige kan zeer geloofwaardig verklaren, maar dan nog dient om tot een bewezenverklaring te kunnen komen ander bewijs voorhanden te zijn.
De rechtbank ziet op zichzelf geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen. [slachtoffer] heeft ’s-avonds, toen zij in bad zat, aan haar moeder verteld dat zij die dag door verdachte is aangeraakt. Zij was desgevraagd, ook later in een speciaal voor jeugdigen ingericht studioverhoor, goed in staat om te vertellen wat er volgens haar wel en niet precies gebeurd was.
Er is behalve de verklaring van [slachtoffer] echter te weinig steunbewijs in het dossier voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. Dat verdachte, volgens aangeefster en volgens zijn eigen verklaring, samen met zijn zoon en [slachtoffer] op of in het ouderlijk bed heeft gezeten of gelegen is onvoldoende. Verdachte heeft immers een andere lezing over de toedracht daarvan. Zonder enig ander steunbewijs kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedragingen. Dat betekent dat de verdachte moet worden vrijgesproken.

4.De vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partijen [slachtoffer] en [moeder van het slachtoffer] zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet zal worden toegepast.
De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte,
[verdachte]daarvan vrij.
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Verklaart [moeder van het slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en B. Atakan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juli 2022.
[...]