ECLI:NL:RBAMS:2022:5909

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
15 oktober 2022
Zaaknummer
13-019946-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cocaïnewasserij en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een cocaïnewasserij. De verdachte, geboren in 1979 en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, werd beschuldigd van het opzettelijk bereiden en verwerken van een grote hoeveelheid cocaïne in de periode van 13 januari 2022 tot en met 23 januari 2022. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een zitting op 23 september 2022, waar de officier van justitie, mr. C. Nij Bijvank, de vordering indiende en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman.

De zaak kwam aan het licht na een melding van een inbraak op 23 januari 2022, waarbij de politie twee mannen op het dak van een pand in Amsterdam aantrof. Het onderzoek leidde naar de ontdekking van een cocaïnewasserij, waar cocaïnebase werd omgezet naar cocaïne-HCl. De politie vond verschillende bewijsmiddelen, waaronder DNA-sporen van de verdachte en medeverdachten in de wasserij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de productie van cocaïne en dat hij samenwerkte met anderen in deze criminele activiteit.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de georganiseerde drugscriminaliteit op de samenleving. De verdachte werd ook veroordeeld tot de verbeurdverklaring van een in beslag genomen iPhone en de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen verdovende middelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-019946-22
Datum uitspraak: 7 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende op het adres [adres] ,
in Nederland niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Nij Bijvank, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13-020656-22) en [medeverdachte 2] (13-020066-22). In deze zaken wordt vandaag ook uitspraak gedaan.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 januari 2022 tot en met 23 januari 2022 samen met anderen opzettelijk heeft schuldig gemaakt aan
het bereiden, verwerken en/of bewerken van cocaïne subsidiair het voorhanden hebben van cocaïne;
de voorbereiding of bevordering van een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet.
De tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3.
Waardering van het bewijs
Inleiding
In de vroege ochtend van 23 januari 2022 kreeg de politie een melding dat er zou worden ingebroken op de [straat/adres] in Amsterdam. Toen politieagenten poolshoogte gingen nemen, zagen zij twee mannen over het dak rennen. Beide mannen zijn van het dak gesprongen waarbij beiden een van hun benen braken. De politie heeft deze mannen aangehouden. Het bleek te gaan om de verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] . Al snel werd duidelijk dat het niet om een inbraak ging, maar dat de mannen door een dakraam waren gekomen dat toegang tot een garage gaf. Uit dat raam kwam een sterke chemische geur. De politie ging op onderzoek uit en ontdekte daar een zogenoemde cocaïnewasserij waar cocaïnebase naar cocaïne-hydrochloride (hierna: cocaïne-HCl) wordt omgezet en uiteindelijk blokken cocaïne worden geperst. In de garage is ook een aantal blokken cocaïne aangetroffen. De verdachte [medeverdachte 1] is de huurder van het pand waar de wasserij is aangetroffen.
De politie heeft onderzoek gedaan en daaruit is naar voren gekomen dat er DNA-materiaal van de verdachten in de wasserij is aangetroffen. Het DNA van [medeverdachte 2] werd op een rol groene tape aangetroffen. De politie heeft opgemerkt dat alle stukken groene tape die op in en bij de wasserij aanwezige blauwe jerrycans zaten qua kleur en formaat met die rol overeenkomen. Zijn DNA werd ook op een blikje Red Bull aangetroffen. Het DNA van de verdachte [medeverdachte 1] werd op de binnenzijde van een handschoen aangetroffen. Deze handschoen lag middenin de wasserij boven een halfgelaatsmasker met filters. Het DNA van [verdachte] werd op een fles/pak drinken aangetroffen. De politie heeft in de iPhone van [verdachte] foto’s aangetroffen die met die iPhone zijn gemaakt. Een van de foto’s betreft een foto die op 15 januari 2022 in de cocaïnewasserij is gemaakt van een wit blok met opdruk “540” dat lijkt op de blokken cocaïne die in de wasserij zijn aangetroffen.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 23 januari 2022 midden in de nacht in een restaurant zat te eten met een vriendin van wie hij de naam niet wil noemen en toen is opgehaald door een vriend. Hij is toen naar de garage gebracht om een auto te kopen en heeft zitten wachten, maar de auto is nooit gekomen. Hij is alleen bovenin de garage en niet beneden geweest. Ter zitting heeft de verdachte verklaard bij zijn verklaring bij de politie te blijven. Over de foto’s van blokken cocaïne die in zijn telefoon zijn gevonden, heeft de verdachte verklaard dat een vriend van hem in [geboorteland] hem had gevraagd ergens een foto van te maken en dat hij vervolgens een foto van een blok waarop “540” stond heeft gemaakt. Er was op dat moment nog niets aan de hand in de garage.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken en heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Er is geen enkele link tussen de verdachte met de voorwerpen en stoffen die in de tenlastelegging worden genoemd. Er kan niet worden gesteld dat hij die goederen en chemicaliën voorhanden heeft gehad. Er is ook geen bewijs voor een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er op 23 januari 2022 in de loods op het adres [straat/adres] , waaruit de verdachte wegrende toen de politie kwam kijken, een cocaïnewasserij is aangetroffen. In deze wasserij waren jerrycans, vaten, voertuigen met vaten en jerrycans, een drukpers, een afvoerpijp, een cocaïneblokkenmal, magnetrons, verpakkingsmateriaal (ballonnen), plastic tape, een afzuigsysteem, cocaïnebase, cocaïne-HCl, substanties, chemicaliën en grondstoffen aanwezig. In dit drugslaboratorium werd cocaïnebase naar cocaïne-HCl omgezet die vervolgens in een mal werd geperst, met behulp van magnetrons werd gedroogd en in ballonnen en plastic tape werd verpakt. Er werden veertien geperste blokken cocaïne-HCL, met een nettogewicht van circa één kg per blok, aangetroffen. Gezien de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van het LFO van 22 april 2022 (genummerd PL1300-2022014606) is aannemelijk dat er minimaal honderdvijf kg aan cocaïne-HCl is verwerkt. De rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten om de juistheid van dat rapport en de daarin opgenomen berekeningen in twijfel te trekken. De wasserij is vermoedelijk op 13 januari 2022 gestart.
De vraag is of de verdachte deze voorwerpen en stoffen opzettelijk voorhanden heeft gehad en ook of hij zich opzettelijk heeft beziggehouden met het omzetten van de cocaïnebase naar uiteindelijk cocaïne.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig is. De verdachte zou in het holst van de nacht ergens een auto gaan kopen maar kan niet zeggen wie hem naar de afspraak heeft gebracht. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 12 januari 2022 vanuit [land 1] via [land 2] naar Nederland is gekomen. In zijn telefoon zijn foto’s aangetroffen van de cocaïnewasserij waar de verdachte op 23 januari 2022 was. Deze foto’s zijn op 15 januari 2022 gemaakt. Op de foto is een blok te zien waarop “540” staat. Soortgelijke blokken cocaïne met dezelfde opdruk zijn een week later in de wasserij aangetroffen. Er is daar ook een pak/fles drinken aangetroffen met het DNA van de verdachte erop.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen, stoffen en cocaïne die in de tenlastelegging worden genoemd, in de periode van 13 tot en met 23 januari 2022 onder het gemakkelijke bereik en/of tot de feitelijke beschikking van verdachte stonden en dat hij zich daar ook van bewust was. Hij heeft deze voorwerpen en stoffen toen dus voorhanden gehad.
Bij gebrek aan een (geloofwaardige) verklaring moet het er voorts voor worden gehouden dat de verdachte (binnen de wasserij) nauw en bewust met de andere verdachten heeft samengewerkt. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat een dergelijk groot drugslaboratorium waar meer dan honderd kilo cocaïne is geproduceerd, niet door iemand alleen draaiende kan worden gehouden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte – tezamen met de medeverdachten – zich schuldig heeft gemaakt aan het omzetten van de cocaïnebase naar cocaïne en de voorbereidingshandelingen daartoe.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat:
1. hij van 13 januari 2022 tot en met 23 januari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid, verwerkt en/of bewerkt een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
2. hij in de periode van 13 januari 2021 tot en met 23 januari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, verwerken en/of bewerken van een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen, hebbende de verdachte en zijn mededaders voorwerpen en stoffen voorhanden gehad, waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden om vermoeden dat die voorwerpen en stoffen bestemd waren tot het plegen van dat feit. De verdachte en zijn mededaders hebben immers jerrycans, vaten, voertuigen met vaten en jerrycans, een drukpers, een afvoerpijp, een cocaïneblokkenmal, magnetrons, verpakkingsmateriaal (ballonnen), plastic tape, een afzuigsysteem, cocaïnebase, cocaïne-HCl, (meer dan 100 kg) substanties en chemicaliën en grondstoffen voorhanden gehad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen staan in bijlage II die onderdeel uitmaakt van dit vonnis.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden met aftrek van voorarrest. Zij heeft haar eis als volgt toegelicht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid cocaïne in een professioneel opgezet en ingericht laboratorium. Op het moment van aanhouding was reeds ruim 100 kilo cocaïne geproduceerd zo blijkt uit het rapport van het LFO. De verdachte heeft bijgedragen aan een georganiseerde vorm van drugscriminaliteit die de laatste jaren in ons land grote vormen heeft aangenomen en die gepaard gaat met zware, vaak gewelddadige criminaliteit en zwarte geldstromen, waardoor de Nederlandse economie wordt ondermijnd. De verdachte is een schakel in een groter geheel, maar wel een onmisbare schakel in de productie en verkoop van cocaïne.
Het pleidooi van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat de verdachte een
first offenderis en dat voor het voorhanden hebben van ongeveer 20 kilo de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS-oriëntatiepunten) een gevangenisstraf van dertig tot zesendertig maanden noemen.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich beziggehouden met het produceren van cocaïne. In de cocaïnewasserij waar de verdachte heeft gewerkt, is meer dan honderd kilo cocaïne geproduceerd.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van gebruikers van deze middelen en dat de productie en verkoop van verdovende middelen gepaard gaan met ernstige vormen van criminaliteit. De handel in harddrugs door de georganiseerde criminaliteit vormt dan ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde en heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Met de handel in harddrugs worden hoge criminele winsten behaald. Naast het gevaar voor de volksgezondheid en de samenleving schuilt in de productie van dergelijke harddrugs ook direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door illegale dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in veelal afgelegen (natuur)gebieden. Het opruimen van dergelijk afval gaat gepaard met hoge kosten. Daarnaast wijst de rechtbank op het ontploffings- en brandgevaar dat kan optreden bij het ondeskundig opslaan en bewerken van chemicaliën in een illegaal drugslaboratorium.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de LOVS-oriëntatiepunten. Het gaat in deze strafzaak om grote hoeveelheden cocaïne. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de verdediging naar voren zijn gebracht, ziet de rechtbank geen reden om anders over de strafoplegging te oordelen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving alleen kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zesendertig maanden, omdat de aard en ernst van het bewezenverklaarde door een lagere gevangenisstraf miskend zou worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst. Uitgangspunt is dat het ondergaan van een straf pas aan de orde is als de veroordeling onherroepelijk is. Verdachte heeft zich gehouden aan de voorwaarden die de rechtbank heeft gesteld toen de voorlopige hechtenis van verdachte werd geschorst. De rechtbank ziet in de enkele veroordeling van verdachte onvoldoende aanleiding om deze schorsing op te heffen.

9.De in beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
een glazen buisje met 0,54 g wit poeder (ketamine);
een boterhamzakje met kristallen (MDMA);
een groen doorzichtig zakje met kristallen (cocaïne);
een oranje buisje;
een doorzichtig zakje met wit poeder (ketamine);
een groen zakje met 2 doorzichtige bolletjes met wit poeder (MDMA);
een blauw zakje met wit poeder (MDMA);
€ 3.415,-;
een groen buisje;
een zwarte iPhone11 Pro max.
De officier van justitie heeft abusievelijk in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] een lijst overgelegd met voorwerpen die onder de verdachte in beslag zijn genomen en heeft in die zaak gevorderd de voorwerpen (omschreven als verdovende middelen) aan het verkeer te onttrekken. In de zaak tegen de verdachte heeft de officier van justitie gevorderd de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven iPhone 11 Pro max verbeurd te verklaren, het groene buisje aan het verkeer te onttrekken en het geld aan de verdachte terug te geven.
Artikel 13a van de Opiumwet houdt in dat onverminderd het bepaalde in de artikelen 33 tot en met 34 van het Wetboek van Strafrecht (verbeurdverklaring) en de artikelen 36b tot en met 36d van het Wetboek van Strafrecht (onttrekking aan het verkeer) en artikel 6:1:12 van het Wetboek van Strafvordering, de in lijst I of II bedoelde middelen verbeurd of aan het verkeer onttrokken worden verklaard. De rechtbank zal de verdovende middelen die in beslag genomen zijn dan ook onttrekken aan het verkeer inclusief de verpakking waarin deze middelen zich bevinden.
De in beslag genomen en niet teruggegeven iPhone die aan de verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dat voorwerp het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het geldbedrag zal aan de verdachte worden teruggeven. Het oranje en groene buisje zullen worden bewaard ten hoeve van de rechthebbende aangezien niet is gebleken dat die buisjes vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en de verdachte te kennen heeft gegeven het groene buisje niet terug te willen hebben. De in beslag genomen ketamine wordt ook bewaard ten behoeve van de rechthebbende aangezien ketamine onder de Geneesmiddelenwet valt, het alleen verstrekt mag worden door artsen en het bezit ervan dus strafbaar is wanneer dit niet is voorgeschreven door een arts. De in beslaggenomen ketamine in deze zaak is niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer, maar kan ook niet aan de verdachte worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47 en 56 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 13a van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
2. medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen, voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd: een zwarte iPhone.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • een boterhamzakje met kristallen (MDMA);
  • een groen doorzichtig zakje met kristallen (cocaïne);
  • een groen zakje met 2 doorzichtige bolletjes met wit poeder (MDMA);
  • een blauw zakje met wit poeder (MDMA).
Gelast de teruggave aan de verdachte van: € 3.415,-.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • een glazen buisje met 0,54 g wit poeder (ketamine);
  • een oranje buisje;
  • een doorzichtig zakje met wit poeder (ketamine);
  • een groen buisje.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en C. van Eck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 oktober 2022.
De jongste rechter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
[...]