Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 augustus 2021, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 5 januari 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast en
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 maart 2022 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
- een bedrag van € 5.127,01 met vermelding van het Saudi-Arabische IBAN van UGTC en de omschrijving “UNITED GULF TRADING COMPANY LTD 4324-K.S.A. purchase/Import/Export Financing”
- een bedrag van € 13.127,43 met vermelding van het Saudi-Arabische IBAN van UGTC, het oorspronkelijke bedrag van USD 14.341,98 en de omschrijving “UNITED GULF TRADING COMPANY LTD 4324-K S APURCHASE/UTILITIES” purchase/Import/Export Financing”
- een bedrag van € 68.545,07 met vermelding van het Saudi-Arabische IBAN van UGTC, het oorspronkelijke bedrag van USD 75.286,48 en de omschrijving “UNITED GULF TRADING COMPANY LTD ALDAMMAMPURCHASE/IMPORT/EXPORT FINANCING”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
- de cliëntendossiers die de bank opmaakte bij het openen van zowel de betaalrekening als de [rekeningnummer 2] rekening;
- documentatie waaruit blijkt wat de reden was waarom de [rekeningnummer 2] rekening buiten gebruik was gesteld (’freeze’); en
- een overzicht van alle transacties die voor en na 8 april 2020 zijn afgewikkeld over zowel de betaalrekening als de [rekeningnummer 2] rekening met vermelding van de IBAN / rekeningnummers met tenaamstelling waarvan de betalingen zijn ontvangen en van de IBAN / rekeningnummers met tenaamstelling waaraan betalingen zijn gedaan.
- de bank de identiteit van [naam] onvoldoende heeft vastgesteld (verwijt 1) en
- de bank de betaalrekening niet geblokkeerd heeft naar aanleiding van de ontvangst op de betaalrekening van de betalingen van UGTC en de grote geldopnames die daarna plaatsvonden (verwijt 2).
Ten eerste voldoen banken daarmee aan de verplichtingen die de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering (hierna: Wwft) ze oplegt. Banken moeten voortdurend controle uitoefenen op het rekeninggebruik, de transacties en de overige activiteiten van hun cliënten. Sommige alerts leiden na onderzoek tot melding door de bank bij FIU-NL van ongebruikelijke transacties. De alerts die worden gegenereerd uit een Wwft-oogpunt noemt de bank KYC-alerts.
Ten tweede doen banken aan post transaction monitoring om fraude tegen te gaan. De bank plaatst deze verplichting in de context van art. 3:10 Wet op het financieel toezicht (Wft) en artikel 10 Besluit Besluit prudentiële regels Wft (Bpr). Deze alerts noemt de bank fraude-alerts. Namens de bank is op de zitting aangevoerd dat fraude-alerts erop zijn gericht het risico te beperken dat haar klanten slachtoffer van fraude worden en het risico te beperken dat klanten frauderen.
Daarbij komt dat de rechtbank, zoals op de zitting al is besproken, ambtshalve bekend is met een zaak waarin bij bunq een binnengekomen betaling van iets meer dan € 40.000 van een buitenlandse (in dat geval: Griekse) zakelijke rekening op een één maand eerder geopende particuliere betaalrekening waar nog geen activiteit op had plaatsgevonden, wél een alert genereerde, nog voordat er iets met het binnengekomen geld was gebeurd. De vraag is waarom het geautomatiseerde systeem van bunq zo’n betaling er wel uitlicht, en het systeem van de bank niet.
alsde rechtbank tot het oordeel zou komen dat de bank onrechtmatig heeft gehandeld, in elk geval aannemelijk is dat UGTC daardoor schade heeft geleden. Dat zou voldoende zijn voor toewijzing van de gevraagde veroordeling tot het betalen van schadevergoeding, op te maken bij staat. Het debat over de hoogte van de schade – dat vooral zal samenhangen met de vraag, hoe snel de bank de rekening zou hebben geblokkeerd als haar systeem een alert zou hebben gegenereerd – zal zich in die schadestaatprocedure moeten afspelen.
alsde rechtbank tot het oordeel zou komen dat de bank onrechtmatig heeft gehandeld, zich in de schadestaatprocedure af te spelen. Vooraf merkt de rechtbank wel alvast op – voor het geval partijen op enig moment in overleg zouden treden over een schikking – dat in de rede ligt dat meer dan de helft van de schade voor rekening van UGTC blijft. Ten eerste is daarvoor aanleiding omdat, ook als de bank een verwijt valt te maken, de fraude zich duidelijk afspeelt in de risicosfeer van UGTC. Ten tweede valt, in dit concrete geval, duidelijk ook aan UGTC te wijten dat zij schade heeft geleden. De bank voert terecht aan dat UGTC, die al langere tijd zaken deed met Terex, en meermalen betalingen moet hebben gedaan op de betaalrekeningen van Terex bij Bank of America, onderzoek had moeten doen toen zij in een e-mail het verzoek kreeg betalingen te verrichten op een Nederlandse rekening, terwijl Terex niet eens een vestiging in Nederland heeft. Vervolgens hadden de alarmbellen zeker moeten afgaan toen de betaling op de doorgegeven Nederlandse rekening mislukte en werd verzocht op een andere Nederlandse rekening te betalen.
5.De beslissing
14 september 2022voor het nemen van een akte door de bank over de hiervoor onder 4.19 genoemde punten, waarna UGTC op de rol van zes weken daarna een antwoordakte kan nemen,