ECLI:NL:RBAMS:2022:5894

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
C/13/722324 / KG ZA 22-770
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake gebruik bankrekening onder bijnaam

Op 29 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, die gebruik maakt van een bijnaam, en ABN AMRO BANK N.V. De eiser, die al sinds 1978 een bankrekening heeft op naam van zijn bijnaam, vorderde dat hij ongewijzigd gebruik kon blijven maken van deze rekening. De bank had de rekening geblokkeerd en de tenaamstelling gewijzigd naar de officiële naam van de eiser, wat leidde tot problemen bij het uitvoeren van betalingen en overschrijvingen. De bank stelde dat het gebruik van een bijnaam niet meer past binnen hun beleid, dat gericht is op het voldoen aan anti-witwaswetgeving en Know Your Customer-verplichtingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser een spoedeisend belang had bij zijn vordering, omdat hij problemen ondervond door de naamswijziging. De rechter wees de vordering toe en bepaalde dat de bank de eiser onvoorwaardelijk en zonder beperkingen toegang moest geven tot zijn rekening op naam van de bijnaam, totdat er in een bodemprocedure anders beslist zou worden. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de bank niet aan de uitspraak voldeed, en werd de bank veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/722324 / KG ZA 22-770 EAM/TF
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak op 29 september 2022
in de zaak van
[eiser], tevens bekend als [naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 7 september 2022,
advocaat mr. I. van Rappard-van Rooij te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.L. Bremmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en de bank worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, en mr. G.H. Felix, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen [eiser] en zijn echtgenote met mr. Van Rappard-van Rooij en mr. Bremmer.
Partijen hebben producties in het geding gebracht en over en weer het woord gevoerd aan de hand van door mr. Van Rappard-van Rooij en mr. Bremmer overgelegde pleitnotities die aan het dossier zijn toegevoegd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Rv dit proces-verbaal opgemaakt, afgegeven op 3 oktober 2022.
De voorzieningenrechter heeft de volgende uitspraak gedaan:

1.Inleiding

In 1978 heeft [eiser] bij de rechtsvoorganger van de bank een rekening op naam van [naam] geopend. [naam] betreft een bijnaam van [eiser] die hij sinds 1973 in het maatschappelijk verkeer gebruikt. De rekening met nummer [rekeningnummer] is tot medio juli 2022 ongewijzigd in gebruik geweest.
De rekening is vanaf dat moment geblokkeerd geweest, weer geactiveerd en onlangs is de tenaamstelling van de rekening gewijzigd van [naam] in mr. [eiser] . In dit kort geding vordert [eiser] dat hij ongewijzigd gebruik kan blijven maken van zijn rekening op naam van [naam] totdat in de bodemprocedure onherroepelijk is beslist of dat van de bank kan worden gevergd. De bank wil namelijk af van rekeninghouders die een bijnaam of pseudoniem gebruiken (en dus ook van bankrekeningen op naam van een pseudoniem) omdat dit niet past binnen het huidige beleid, waarbij de bank moet voldoen aan anti-witwaswetgeving en Know Your Customer-verplichtingen.

2.Mondelinge uitspraak

2.1.
Allereerst moet worden beoordeeld of [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. De bank vindt van niet, omdat zij uiteindelijk de bankrekening in stand heeft gelaten, maar slechts de tenaamstelling heeft veranderd, namelijk van [naam] naar mr. [eiser] . Het is de bank niet gebleken dat [eiser] onder deze naam geen afschrijvingen kan laten verrichten aan bijvoorbeeld goede doelen of de NS. Deze situatie kan dus voortduren totdat de bodemrechter over het geschil tussen partijen heeft beslist, aldus de bank.
Volgens [eiser] heeft hij wel degelijk een spoedeisend belang. Nog daargelaten dat de bank kennelijk heel recent zonder zijn medeweten de tenaamstelling heeft gewijzigd heeft hij hier wel degelijk last van. Hij heeft in dat verband een afschrift van een overschrijving overgelegd waaruit blijkt dat de ING geen overschrijving heeft kunnen doen omdat de rekening niet meer stond op naam van [naam] . Verder wijst hij erop dat hij een NS kaart heeft op naam van [naam] terwijl de NS nu moet incasseren van een bankrekening op naam van [eiser] . Het risico bestaat dat dit niet goed gaat. Verder is [eiser] bij goede doelen bekend onder de naam [naam] . Ook hier voorziet [eiser] problemen.
2.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang. In ieder geval is duidelijk dat heel recent een overschrijving (door de ING) niet is gelukt. Dit dient niet voor rekening en risico te komen van [eiser] gedurende de tijd dat er een bodemprocedure gaat lopen.
2.3.
Inhoudelijk moet worden beoordeeld of datgene wat [eiser] wil, namelijk dat zijn bankrekening weer op naam komt te staan en blijft staan van [naam] , enige kans van slagen heeft bij de bodemrechter. Dat rechtvaardigt namelijk dat de situatie gedurende die bodemprocedure zo blijft zoals die al ruim veertig jaar heeft bestaan, totdat kennelijk zeer recent door de bank een naamswijziging is doorgevoerd.
2.4.
De bank heeft erop gewezen dat de communicatie met [eiser] over deze kwestie niet de schoonheidsprijs verdient en dat hij het ten onrechte gedurende een periode heeft moeten doen zonder bankrekening omdat deze was geblokkeerd. Dat neemt niet weg dat de bank af wil van rekeninghouders met pseudoniemen, ook al betreft het in de praktijk een heel gering aantal. De bank moet zich houden aan verschillende wetten en regels zoals de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft). Daarnaast kunnen de interne systemen inmiddels ook niet meer werken met pseudoniemen. Tot slot vreest de bank voor verwarring, of mogelijk zelfs misbruik dan wel fraude. Het is volgens de bank kortom niet onaanvaardbaar dat zij haar beleid heeft gewijzigd, waarbij ook geldt dat zij hierin een bepaalde beleidsvrijheid heeft.
2.5.
De voorzieningenrechter ziet dit anders. In de eerste plaats moet worden bedacht dat de bancaire relatie tussen partijen en dus ook de bankrekening al ruim veertig jaar bestaat. Dat betekent dat eventueel nieuw beleid met aandacht voor het individuele geval moet worden doorgevoerd, met name waar de uitzonderingsgevallen zoals die van [eiser] , kennelijk bijzonder klein in aantal zijn. Dat de bank het gewoonweg niet meer wil, spreekt in ieder geval niet aan. Dat er in de situatie van [eiser] een risico van witwassen bestaat, of erger nog van misbruik dan wel fraude, heeft de bank op geen enkele manier onderbouwd. Dat tot slot de systemen het niet aankunnen om voor in ieder geval een kortere periode de bankrekening op naam van [naam] te laten staan is evenmin aannemelijk gemaakt, daargelaten het antwoord op de vraag of dit inderdaad in dit geval een legitiem argument zou kunnen zijn. Overigens zijn dit allemaal voorlopige overwegingen van de voorzieningenrechter, waarmee niet is gezegd dat de bodemrechter ook het standpunt van [eiser] zal volgen. Nogmaals, het gaat hier slechts om de vraag of de bodemrechter zal oordelen of dat wat [eiser] wil, enige kans van slagen heeft.
2.6.
De vordering zal dus worden toegewezen. Door de bank is nog gezegd dat een dwangsom niet nodig is, omdat zij aan een eventueel toewijzend vonnis zal voldoen. Gelet echter op de voorgeschiedenis waarbij de rekening werd geblokkeerd en vervolgens weer geactiveerd en op het laatst een naamswijziging werd doorgevoerd, de verschillende visies die kennelijk bij de bank over deze casus bestaan en de gestelde en niet weersproken moeizame bereikbaarheid van de bank voor de advocaat van [eiser] , en verder het niet beantwoorden van brieven, is een dwangsom wel aan de orde. De dwangsom zal worden toegewezen zoals gevorderd.
2.7.
De bank verliest de procedure en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt de bank om [eiser] met ingang van heden onvoorwaardelijk en zonder beperkingen in staat te stellen gebruik te maken van rekening [rekeningnummer] ten name van [naam] op de wijze zoals sinds 1991 gebruikelijk, totdat een rechter in een bodemprocedure anders beslist en deze uitspraak onherroepelijk is,
3.2.
bepaalt dat de bank bij niet voldoening aan de veroordeling onder 3.1 een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00,
3.3.
veroordeelt de bank in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
– € 125,03 aan explootkosten,
– € 314,00 aan griffierecht en
– € 1.016,00 aan salaris advocaat,
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
veroordeelt de bank in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Coll:MV