ECLI:NL:RBAMS:2022:588

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
RK 21/5718
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen toepassing vervangende hechtenis en verzoek om uitvoering taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de veroordeelde, die zich richtte tegen de kennisgeving van het Openbaar Ministerie over de toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde, geboren in 1968, had een taakstraf van 200 uur opgelegd gekregen door het gerechtshof te Amsterdam, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd uitgevoerd. De veroordeelde had echter niet met de taakstraf kunnen beginnen door persoonlijke omstandigheden, waaronder de zorg voor zijn dochter met het syndroom van Down en gezondheidsproblemen door artritis. Tijdens de zitting heeft de veroordeelde zijn situatie toegelicht en verzocht om een tweede kans om zijn taakstraf te voltooien. De officier van justitie steunde dit verzoek en verklaarde dat de omstandigheden van de veroordeelde een rol speelden in het niet uitvoeren van de taakstraf. De politierechter heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en dat de omstandigheden van de veroordeelde het niet geheel aan hem te wijten waren dat hij niet met de taakstraf was begonnen. De rechter heeft besloten het bezwaarschrift gegrond te verklaren, waardoor de veroordeelde de resterende 138 uur van zijn taakstraf alsnog kan uitvoeren binnen een termijn van twaalf maanden.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/706102-13 (23/005207-15)
RK: 21/5718
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 6:6:23, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering van:

[de veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. S.M. Ploegmakers, [kantooradres] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procesgang

Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 21 oktober 2016 de veroordeelde een taakstraf van 200 uur opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 100 dagen wordt toegepast, waarvan 60 uur subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.Het arrest is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 27 juli 2018 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is per post aan veroordeelde verstuurd.
Het Openbaar Ministerie heeft de kennisgeving omzetting op 22 oktober 2021 opnieuw aan veroordeelde toegestuurd.
Het bezwaarschrift is op 25 oktober 2021 op de griffie van deze rechtbank ingediend.

Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie en strekt ertoe dat de politierechter de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis (69 dagen) wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt het restant van zijn taakstraf (138 uur na aftrek) alsnog te verrichten.

Beoordeling

De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam, van 20 juli 2018, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van de veroordeelde.
De politierechter heeft op de openbare terechtzitting van 27 januari 2022 de officier van justitie en de veroordeelde en zijn raadsrouw gehoord.
Veroordeelde doet een beroep op zwaarwegende persoonlijke omstandigheden. Hij heeft samen met zijn ex-vrouw de voogdij en de zorg over zijn 17-jarige dochter die het syndroom van Down heeft. Hij heeft in het weekend de zorg voor haar.
Daarnaast is hij gediagnosticeerd met artritis waar hij veel last van heeft en volgt hij een intensief revalidatietraject bij [naam revalidatiecentrum] . Als hij dat traject niet kan blijven volgen is het mogelijk dat zijn gezondheid verder achteruit zal gaan.
Veroordeelde wil graag nog een kans om zijn taakstraf uit te voeren. Hij heeft een eerdere taakstraf goed voltooid en hij heeft zijn leven na een ernstige alcoholverslaving (hij is al vier jaar clean) op de rit. Een gevangenisstraf zou dit alles doorkruisen.
In raadkamer heeft veroordeelde nog aangevoerd dat het een oude zaak uit 2011 betreft en dit een zeer gecompliceerde situatie was en is die nog steeds zijn leven beheerst. Hij wist van de opgelegde taakstraffen, waarvan hij er ook één heeft volbracht, maar hij heeft vervolgens niets gedaan met een brief van de reclassering over de andere taakstraf, ook omdat hij dacht dat hij die al had afgerond. Vanwege het ingestelde beroep heeft hij ook niets meer gedaan en heeft hij afgewacht. Hij heeft toen ook niets meer gehoord van de reclassering. Hij zit niet op een gevangenisstraf te wachten.
Hij was ook maar drie maanden uitgeschreven geweest bij de gemeente en precies in die tijd heeft de reclassering een brief aan hem gestuurd. Verder is hij altijd bereikbaar geweest.
De officier van justitie heeft gevorderd het bezwaarschrift gegrond te verklaren. Veroordeelde heeft vanwege een ongelukkige samenloop van omstandigheden zijn taakstraf niet verricht en veroordeelde neemt daarvoor ook zijn verantwoordelijkheid. Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde heeft de officier van justitie er vertrouwen in dat veroordeelde een tweede kans om zijn taakstraf te verrichten zal volbrengen.
De politierechter heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
De politierechter is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat, het niet geheel en al aan de veroordeelde is te wijten dat hij niet met de taakstraf is begonnen en aannemelijk geworden is dat de veroordeelde alsnog de opgelegde taakstraf naar behoren zal verrichten binnen de daarvoor bepaalde termijn.
Op grond hiervan dient het bezwaarschrift gegrond te worden verklaard zodat de veroordeelde het resterende gedeelte van zijn bij voornoemd arrest opgelegde taakstraf alsnog kan verrichten.

BESLISSING

De politierechter
  • verklaart het bezwaarschrift gegrond;
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op 138 uren;
  • bepaalt dat de taakstraf binnen 12 (twaalf) maanden na heden moet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, politierechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2022.